Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor uitvoering van werken – Richtlijnen 93/36 en 93/37 – Aanbestedende diensten – Publiekrechtelijke instelling – Begrip – Nationale regeling die privaatrechtelijke lichamen die aan voorwaarden van richtlijnen voldoen, uitsluit – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijnen van de Raad 93/36, art. 1, sub b, en 93/37, art. 1, sub b)

2. Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor uitvoering van werken – Richtlijnen 93/36 en 93/37 – Overheidsopdracht – Begrip – Nationale regeling die samenwerkingsovereenkomsten tussen publiekrechtelijke lichamen uitsluit – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijnen van de Raad 93/36, art. 1, sub a, en 93/37, art. 1, sub a)

3. Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor uitvoering van werken – Richtlijnen 93/36 en 93/37 – Afwijkingen van gemeenschappelijke voorschriften – Strikte uitlegging – Gebruikmaking van procedure van gunning via onderhandelingen – Grenzen

(Richtlijnen 93/36 en 93/37 van de Raad)

Samenvatting

1. Een nationale regeling op het gebied van overheidsopdrachten die privaatrechtelijke lichamen van de werkingssfeer daarvan uitsluit, hoewel deze voldoen aan de cumulatieve voorwaarden aan de hand waarvan het begrip „publiekrechtelijke instelling” is omschreven en die zijn vermeld in artikel 1, sub b, tweede alinea, van richtlijnen 93/36 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, en 93/37 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, vormt een onjuiste implementatie van dit begrip „publiekrechtelijke instelling” en daarmee van het begrip „aanbestedende dienst” in de eerste alinea van deze bepaling.

Voor de beantwoording van de vraag of een privaatrechtelijk lichaam eventueel als publiekrechtelijke instelling is aan te merken, moet immers alleen worden nagegaan of de betrokken entiteit aan deze voorwaarden voldoet, aangezien het privaatrechtelijke statuut van die entiteit op zich geen criterium is aan de hand waarvan de kwalificatie ervan als aanbestedende dienst in de zin van deze richtlijnen kan worden uitgesloten.

(cf. punten 27‑28, 31 en dictum)

2. Een nationale regeling op het gebied van overheidsopdrachten die de samenwerkingsovereenkomsten tussen de overheidsinstanties en de overige openbare lichamen, en derhalve ook de overeenkomsten die overheidsopdrachten zijn in de zin van richtlijnen 93/36 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, en 93/37 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, a priori uitsluit van de werkingssfeer ervan, vormt een onjuiste implementatie van deze richtlijnen.

Voor het bestaan van een overheidsopdracht voor leveringen of voor de uitvoering van werken in de zin van artikel 1, sub a, van deze richtlijnen volstaat immers in beginsel, dat de overeenkomst is gesloten tussen een territoriaal lichaam en een persoon die daar rechtens van onderscheiden is. Dit zou slechts anders zijn wanneer het territoriale lichaam op de betrokken persoon toezicht uitoefent zoals op zijn eigen diensten, en deze persoon tegelijkertijd het merendeel van zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van het lichaam of de lichamen die hem beheersen.

(cf. punten 38, 40 en dictum)

3. De afwijkingen van regels die beogen te verzekeren dat de door het Verdrag op het gebied van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken erkende rechten kunnen worden uitgeoefend, moeten strikt worden uitgelegd. Omdat de richtlijnen 93/36 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, en 93/37 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, anders hun nuttige werking wordt ontnomen, mogen de lidstaten dus niet bepalen dat gebruik mag worden gemaakt van de procedure van gunning via onderhandelingen in gevallen die niet in deze richtlijnen zijn voorzien, of aan de gevallen die in deze richtlijnen uitdrukkelijk zijn voorzien, nieuwe voorwaarden verbinden waardoor gebruikmaking van die procedure gemakkelijker wordt.

(cf. punten 48, 58 en dictum)