ARREST VAN HET GERECHT (Derde kamer)

11 december 2003

Zaak T-323/02

Monique Breton

tegen

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren — Bevordering — Toekenning van bevorderingspunten — Ontvankelijkheid”

Volledige Franse tekst   II-1587

Betreft:

Beroep tot nietigverklaring van het besluit van het Hof van Justitie houdende toekenning van bevorderingspunten voor de jaren 1998, 1999 en 2000 aan verzoekster krachtens het besluit van het Hof van 18 oktober 2000 betreffende de bevorderingen en het besluit van de griffier van het Hof van 3 december 2001 houdende instelling van een overgangsregeling inzake bevorderingen.

Beslissing:

Het beroep wordt verworpen. Elk der partijen zal de eigen kosten dragen.

Samenvatting

  1. Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Toewijzing van bevorderingspunten – Daaronder begrepen

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

  2. Ambtenaren – Bevordering – Vaststelling van nieuw bevorderingsstelsel – Overgangsregeling – Inaanmerkingneming van verdiensten van ambtenaren – Beoordelingsvrijheid van administratie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

    (Ambtenarenstatuut, art. 45)

  3. Gemeenschapsrecht – Beginselen – Gelijke behandeling – Discriminatie – Begrip

  1.  In de regeling inzake bevorderingen die het Hof van Justitie heeft vastgesteld en die berust op de inaanmerkingneming van gecumuleerde verdiensten, vertegenwoordigd door de bevorderingspunten die jaar na jaar zijn verworven, zijn de implicaties van de toewijzing van bevorderingspunten niet beperkt tot een bepaalde bevorderingsronde.

    Om die reden moet deze toewijzing, ofschoon deze deel uitmaakt van de bevorderingsprocedure en het standpunt dat het tot aanstelling bevoegd gezag over de eventuele bevordering van de betrokkene uit hoofde van een bepaalde bevorderingsronde zal innemen niet volledig vooraf bepaalt, evenals het beoordelingsrapport worden aangemerkt als een autonome handeling met bindende rechtsgevolgen die de belangen van de ambtenaar kunnen raken doordat zij zijn rechtspositie aanzienlijk wijzigen en waartegen dus de in het Statuut voorziene beroepswegen openstaan.

    (cf. punten 54 en 55)

  2.  Een gemeenschapsinstelling die op grond van een intern besluit tot invoering van een overgangsregeling inzake bevorderingen verplicht is rekening te houden met de verdiensten waarvan een ambtenaar blijk heeft gegeven gedurende de periode dat hij eerst als tijdelijk functionaris en vervolgens als ambtenaar op proef werkzaam was, en waarvoor beoordelingsrapporten ontbreken, beschikt daartoe over een ruime beoordelingsvrijheid. De controle door de gemeenschapsrechter moet zich daarom beperken tot de vraag of de administratie, gelet op de wijze waarop zij tot haar oordeel heeft kunnen komen, binnen redelijke grenzen is gebleven en niet op kennelijk onjuiste wijze van haar bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.

    (cf. punt 98)

    Referentie: Gerecht 6 juni 1996, Baiwir/Commissie, T-262/94, JurAmbt blz. I-A-257 en II-739. punt 66; Gerecht 5 maart 1998. Manzo-Tafaro/Commissie, T-221/96, JurAmbt blz. I-A-115 en II-307, punt 16; Gerecht 11 juli 2002, Perez Escanilla/Commissie, T-163/01, JurAmbt blz I-A-131 en II-717, punt 28

  3.  Het non-discriminatiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling, algemene gemeenschapsrechtelijke beginselen, verbieden dat vergelijkbare situaties verschillend en verschillende situaties gelijk worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is.

    (cf. punt 99)

    Referentie: Hof 8 oktober 1986, Clemen e a./Commissie, 91/85, Jurispr blz. 2853, punt 10; Hof 28 juni 1990, Hoche, C-174/89, Jurispr blz I-2681, punt 25, en de aldaar aangehaalde rechtspraak