ARREST VAN HET GERECHT (Tweede kamer)

26 oktober 2004

Zaak T‑207/02

Nicoletta Falcone

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren – Algemeen vergelijkend onderzoek – Niet-toelating tot schriftelijk examen op grond van tijdens voorselectiefase behaald resultaat – Gestelde onwettigheid van aankondiging van vergelijkend onderzoek”

Volledige Italiaanse tekst II - 0000

Betreft:         Verzoek tot nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek COM/A/10/01 van 2 mei 2002 om verzoekster uit te sluiten van het op de selectietests volgende schriftelijk examen op grond dat zij niet voldoende punten had behaald om tot de 400 sollicitanten met de beste punten te behoren.

Beslissing:         Het beroep wordt verworpen. Elk der partijen zal de eigen kosten dragen, daaronder begrepen die van de procedure in kort geding.

Samenvatting

1.     Ambtenaren – Beroep – Beroep gericht tegen besluit tot niet-toelating van jury van vergelijkend onderzoek – Mogelijkheid om met beroep op onregelmatigheid van aankondiging van vergelijkend onderzoek op te komen tegen niet-toelating – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 91)

2.     Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examen – Toelatingsvoorwaarden en modaliteiten – Beoordelingsvrijheid van tot aanstelling bevoegd gezag – Wijze van afneming en inhoud van examen – Beoordelingsvrijheid van jury – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III)

3.     Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Organisatie – Beoordelingsvrijheid van tot aanstelling bevoegd gezag – Vergelijkend onderzoek met groot aantal deelnemers – Gebruik van voorselectietests – Vaststelling van numerus clausus voor geslaagden voor voorselectietests, ongeacht de daadwerkelijke toelating tot examens van aldus geselecteerde kandidaten, nadat is gecontroleerd of zij aan toelatingsvoorwaarden voor vergelijkend onderzoek voldoen – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 4 en 5)

1.     Kandidaten voor een vergelijkend onderzoek kunnen alleen een ontvankelijk beroep tot nietigverklaring tegen bepalingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek instellen, wanneer deze voor hen bezwarend zijn. Zij kunnen zich overigens in elk geval op de onwettigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek beroepen tot staving van een beroep tegen een individueel besluit van de jury van het vergelijkend onderzoek om hen niet toe te laten, voorzover zij aantonen dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de gestelde onregelmatigheden van die aankondiging en het besluit tot niet-toelating. Alleen wanneer het bestaan van een dergelijk verband niet is aangetoond, beschikken zij niet over die mogelijkheid.

(cf. punten 21 en 22)

Referentie: Hof 19 juni 1975, Küster/Parlement, 79/74, Jurispr. blz. 725, punten 5‑8; Hof 11 maart 1986, Adams/Commissie, 294/84, Jurispr. blz. 977, punt 17; Hof 8 maart 1988, Sergio e.a./Commissie, 64/86, 71/86–73/86 en 78/86, Jurispr. blz. 1399, punt 15; Hof 6 juli 1988, Simonella/Commissie, 164/87, Jurispr. blz. 3807, punt 19; conclusie van advocaat-generaal Léger bij Hof 11 augustus 1995, Commissie/Noonan, C‑448/93 P, Jurispr. blz. I‑2323, punt 22; Gerecht 16 oktober 1990, Gallone/Raad, T‑132/89, Jurispr. blz. II‑549, punt 20; Gerecht 16 september 1993, Noonan/Commissie, T‑60/92, Jurispr. blz. II‑911, punten 21‑29, bevestigd bij Hof 11 augustus 1995, Commissie/Noonan, reeds aangehaald, punten 17‑19; Gerecht 17 december 1997, Chiou/Commissie, T‑225/95, JurAmbt. blz. I‑A‑423 en II‑1135, punt 62

2.     De essentiële rol die de aankondiging van vergelijkend onderzoek moet spelen, bestaat erin de belanghebbenden zo juist mogelijk te informeren over de aard van de vereiste kwalificaties voor de vervulling van het betrokken ambt, teneinde hen in staat te stellen te beoordelen of het voor hen dienstig is te solliciteren. De instellingen beschikken over een ruime beoordelingsvrijheid om de criteria vast te stellen en om met inachtneming van deze criteria en in het belang van de dienst te bepalen, onder welke toelatingsvoorwaarden en op welke wijze een vergelijkend onderzoek dient te worden georganiseerd. De jury, die over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt ter zake van de vorm en de precieze inhoud van het examen van een vergelijkend onderzoek, is evenwel aan de bewoordingen van die kennisgeving gebonden.

(cf. punt 31)

Referentie: Gerecht 16 oktober 1990, Gallone/Raad, T‑132/89, Jurispr. blz. II‑549, punt 27; Gerecht 17 december 1997, Moles García Ortúzar/Commissie, T‑216/95, JurAmbt. blz. I‑A‑403 en II‑1083, punten 44 en 45

3.     Het tot aanstelling bevoegd gezag beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid om te bepalen, onder welke voorwaarden en op welke wijze een vergelijkend onderzoek dient te worden georganiseerd en het Gerecht kan zijn keuze enkel kritiseren indien de grenzen van die bevoegdheid niet in acht zijn genomen.

In het kader van die discretionaire bevoegdheid kan het tot aanstelling bevoegd gezag, wanneer het een algemeen vergelijkend onderzoek organiseert, in de aankondiging van vergelijkend onderzoek bepalen dat de jury tijdens een eerste fase een voorselectie zal maken teneinde enkel die sollicitanten te behouden die op het betrokken gebied de vereiste kwalificaties bezitten om tot het vergelijkend onderzoek te worden toegelaten, om op die manier te voldoen aan de vereisten van een rationele organisatie van het vergelijkend onderzoek, overeenkomstig het beginsel van behoorlijk bestuur. In die context is de werkwijze die er met name in bestaat om in vergelijkende onderzoeken met een groot aantal deelnemers pas na de voorselectietests te controleren of de kandidaten aan de specifieke toelatingsvoorwaarden van het vergelijkend onderzoek voldoen, in overeenstemming met de artikelen 4 en 5 van bijlage III bij het Statuut en met het belang van de instelling om voor de deelneming aan de examens van het vergelijkend onderzoek uitsluitend over kandidaten te beschikken die aan die voorwaarden voldoen alsmede met het beginsel van behoorlijk bestuur.

Het tot aanstelling bevoegd gezag overschrijdt daarom niet de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid wanneer het, teneinde een reservelijst op te stellen van 150 geslaagden die vanuit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, overeenkomstig artikel 27 van het Statuut, de dubbele voorwaarde stelt dat zij moeten behoren tot de 400 kandidaten die de beste resultaten voor de voorselectietests hebben behaald én aan alle toelatingsvoorwaarden voor het vergelijkend onderzoek voldoen, en niet de voorwaarde dat zij behoren tot de 400 kandidaten die aan die voorwaarden voldoen en de beste resultaten voor de voorselectietests hebben behaald.

(cf. punten 38‑40, 44 en 46)

Referentie: Gerecht 2 mei 2001, Giulietti e.a./Commissie, T‑167/99 en T‑174/99, JurAmbt. blz. I‑A‑93 en II‑441, punt 77; Gerecht 28 november 2002, Pujals Gomis/Commissie, T‑332/01, JurAmbt. blz. I‑A‑233 en II‑1155, punten 84‑86