Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Procedure – Beroepstermijnen – Hogere voorziening – Procedurele voorwaarden waaraan betekening moet voldoen – Ontbreken van kennisgeving van betekening door griffie van Gerecht – Verval op basis van artikel 44, lid 2, derde alinea, van Reglement voor procesvoering van Gerecht – Geen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 2, derde alinea, 100, lid 2, en 114, lid 1)

2. Procedure – Maatregelen tot organisatie van procesgang – Schriftelijke vragen aan partijen – Geen automatisch gevolg voor beslechting van geding – Soevereine beoordeling van feiten en bewijzen door Gerecht

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 49, 64 en 65)

3. Hogere voorziening – Middelen – Toetsing door Hof van beoordeling van feiten en bewijzen – Uitgesloten, behoudens geval van verkeerde opvatting

(Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)

4. Procedure – Verplichting voor Gerecht om uitspraak te doen over exceptie van niet-ontvankelijkheid na mondelinge procedure te hebben geopend – Geen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 114, leden 1‑3)

5. Procedure – Beroepstermijnen – Verval – Verschoonbare dwaling – Begrip – Draagwijdte

Samenvatting

1. Het ontbreken van een kennisgeving van de betekening van een arrest of een beschikking per telefax of enig ander technisch communicatiemiddel door de griffie van het Gerecht brengt niet mee dat een rekwirant niet in hogere voorziening kan worden ontvangen en automatisch valt onder artikel 44, lid 2, derde alinea, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, volgens welke de regelmatige betekening wordt geacht plaats te vinden door bezorging van de aangetekende zending op het postkantoor van de plaats waar het Gerecht is gevestigd. Deze laatste bepaling is immers alleen van toepassing wanneer geen domicilie te Luxemburg is gekozen en/of de advocaat of de gemachtigde van de verzoeker niet ermee heeft ingestemd dat betekeningen aan hem per telefax of met enig ander technisch communicatiemiddel plaatsvinden.

(cf. punten 22‑23)

2. Het Gerecht kan naar eigen inzicht beslissen of het partijen schriftelijke vragen zal stellen, en in iedere stand van het geding besluiten tot maatregelen tot organisatie van de procesgang of tot maatregelen van instructie als bedoeld in de artikelen 64 en 65 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht. De uitoefening van deze bevoegdheid heeft echter geen automatische gevolgen voor de beslechting van het geschil, want het Gerecht behoudt de vrijheid om zelf te beoordelen welke waarde het toekent aan de verschillende feiten en bewijzen die zijn voorgelegd, of die het zelf heeft kunnen verzamelen.

(cf. punt 28)

3. Het Hof is in hogere voorziening niet bevoegd het oordeel van het Gerecht over de feiten en bewijzen te toetsen, behoudens in het geval van een onjuiste voorstelling van deze feiten en bewijzen.

(cf. punt 29)

4. Wanneer het Gerecht zich voldoende ingelicht acht door de dossierstukken, kan het beslissen om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen over een exceptie van niet-ontvankelijkheid, aangezien artikel 114, leden 1 tot en met 3, van het Reglement voor de procesvoering geen enkele verplichting oplegt om een terechtzitting te houden.

(cf. punt 35)

5. Een justitiabele kan in buitengewone omstandigheden verschoonbare dwaling aanvoeren teneinde te ontkomen aan de vervaltermijn die voor het instellen van beroep tot nietigverklaring geldt; dit is met name het geval wanneer de instelling die de bestreden handeling heeft verricht, zich aldus heeft gedragen dat dit gedrag, op zich of in een beslissende mate, bij een burger te goede trouw die alle zorgvuldigheid aan de dag legt die van een marktdeelnemer met normale kennis van zaken mag worden verwacht, tot een begrijpelijk misverstand heeft geleid.

(cf. punt 50)