Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Kredietinstellingen – Depositogarantiestelsels – Nationale regeling die taken van nationale toezichthoudende autoriteit tot algemeen belang beperkt en vergoeding van door gebrekkig toezicht veroorzaakte schade uitsluit – Overeenstemming met richtlijn 94/19 – Voorwaarde – Schadeloosstelling van deposanten onder in richtlijn vastgestelde voorwaarden

(Richtlijn 94/19 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, leden 2‑5)

2. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Kredietinstellingen – Toezicht op kredietinstellingen – Nationale regeling die taken van nationale toezichthoudende autoriteit tot algemeen belang beperkt en vergoeding van door gebrekkig toezicht veroorzaakte schade uitsluit – Overeenstemming met richtlijnen 77/780, 89/299 en 89/646

(Richtlijnen 77/780, 89/299 en 89/646 van de Raad)

Samenvatting

1. Wanneer de schadeloosstelling van de deposanten, waarin richtlijn 94/19 inzake de depositogarantiestelsels voorziet, is gegarandeerd, mag artikel 3, leden 2 tot en met 5, daarvan niet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale bepaling volgens welke de taken van de nationale autoriteit die toezicht houdt op de kredietinstellingen, slechts in het algemeen belang worden vervuld, wat naar nationaal recht uitsluit dat particulieren vergoeding kunnen vorderen van de door gebrekkig toezicht van deze autoriteit veroorzaakte schade.

Deze bepalingen hebben immers tot doel aan de deposanten te garanderen dat de kredietinstelling waarbij zij hun deposito plaatsen, deel uitmaakt van een depositogarantiestelsel, zodat hun recht op schadeloosstelling indien hun deposito niet-beschikbaar wordt, overeenkomstig deze richtlijn is gewaarborgd, en dienen dus slechts de instelling en de goede werking van het in de richtlijn bedoelde depositogarantiestelsel. Wanneer deze schadeloosstelling is gegarandeerd, verlenen deze bepalingen de deposanten daarentegen niet het recht te verlangen dat de bevoegde autoriteiten in hun belang zorgen voor toezichtsmaatregelen.

(cf. punten 29‑30, 32, dictum 1)

2. De Eerste richtlijn (77/780) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, richtlijn 89/299 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen, en de Tweede richtlijn (89/646) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, verzetten zich niet tegen een nationale bepaling volgens welke de taken van de nationale autoriteit die toezicht houdt op de kredietinstellingen, slechts in het algemeen belang worden vervuld, wat naar nationaal recht uitsluit dat particulieren vergoeding kunnen vorderen van de door gebrekkig toezicht van deze autoriteit veroorzaakte schade.

De betrokken richtlijnen leggen de nationale autoriteiten immers weliswaar bepaalde verplichtingen op inzake toezicht op de kredietinstellingen, doch daaruit, en evenmin uit het feit dat de bescherming van de deposanten is genoemd als een van de doelstellingen van die richtlijnen, vloeit niet noodzakelijkerwijs voort dat deze richtlijnen rechten beogen te creëren ten gunste van de deposanten indien hun deposito’s door gebrekkig toezicht van de bevoegde nationale autoriteiten niet-beschikbaar zijn geworden.

(cf. punten 39‑40, 47, dictum 2)