Gevoegde zaken C‑186/02 P en C‑188/02 P

Ramondín SA e.a. en Territorio Histórico de Álava - Diputación Foral de Álava

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Hogere voorziening – Staatssteun – Fiscale maatregelen – Misbruik van bevoegdheid – Motivering – Nieuwe middelen”

Samenvatting van het arrest

1.        Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Misbruik van bevoegdheid – Begrip

2.        Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

3.        Hogere voorziening – Middelen – Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)

1.        Er is slechts sprake van misbruik van bevoegdheid wanneer op grond van objectieve, relevante en overeenstemmende aanwijzingen blijkt dat de handeling uitsluitend of althans overwegend is vastgesteld om andere dan de aangegeven doelen te bereiken.

(cf. punt 44)

2.        De beoordeling van de feiten levert – behoudens het geval van een onjuiste voorstelling van de aan het Gerecht voorgelegde bewijselementen – geen rechtsvraag op die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof in hogere voorziening.

(cf. punt 46)

3.        Zou een partij een middel dat zij voor het Gerecht niet heeft aangevoerd, voor het eerst voor het Hof mogen aanvoeren, dan zou zij in feite bij het Hof, waarvan de bevoegdheid in hogere voorziening beperkt is, een geschil aanhangig mogen maken met een ruimere strekking dan het geschil waarvan het Gerecht kennis heeft genomen. In hogere voorziening is het Hof dus alleen bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor de rechter in eerste aanleg zijn aangevoerd.

(cf. punt 60)




ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)
11 november 2004(1)

„Hogere voorziening – Staatssteun – Fiscale maatregelen – Misbruik van bevoegdheid – Motivering – Nieuwe middelen”

In de gevoegde zaken C‑186/02 P en C‑188/02 P,betreffende twee hogere voorzieningen krachtens artikel 49 van het Statuut‑EG van het Hof van Justitie, ingesteld op respectievelijk 15 en 16 mei 2002,

Ramondín, SA, gevestigd te Logroño (Spanje),enRamondín Cápsulas, SA, gevestigd te Laguardia (Spanje),vertegenwoordigd door J. Lazcano-Iturburu Ayestaran, abogado,

rekwirantes in zaak C‑186/02 P,

Territorio Histórico de Álava – Diputación Foral de Álava, vertegenwoordigd door A. Creus Carreras, B. Uriarte Valiente en M. Bravo-Ferrer Delgado, abogados,

rekwirant in zaak C‑188/02 P,

andere partijen in de procedure:

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Santaolalla Gadea en J. L. Buendía Sierra als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster in eerste aanleg,

ondersteund doorComunidad Autónoma de La Rioja, vertegenwoordigd door J. M. Criado Gámez, abogado,

interveniënte in de hogere voorzieningen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),,



samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, C. Gulmann (rapporteur) en N. Colneric, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,
griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en, in zaak C‑188/02 P, na de terechtzitting op 11 maart 2004,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 mei 2004,

het navolgende



Arrest



1
In hogere voorziening verzoeken Ramondín, SA, en Ramondín Cápsulas, SA, alsmede Territorio Histórico de Álava – Diputación Foral de Álava (hierna: „Territorio Histórico de Álava”) om vernietiging van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 6 maart 2002, Diputación Foral de Álava e.a./Commissie (T‑92/00 en T‑103/00, Jurispr. blz. II‑1385; hierna: „bestreden arrest”), waarbij hun beroep tot nietigverklaring van beschikking 2000/795/EG van de Commissie van 22 december 1999 inzake de steun die door Spanje aan Ramondín, SA, en Ramondín Cápsulas, SA, is verleend (PB 2000, L 318, blz. 36; hierna: „litigieuze beschikking”), is verworpen.


Rechtskader

2
Volgens de door de Commissie voorgestelde kaart van gesteunde regio’s in Spanje (PB 1996, C 25, blz. 3), geldt in Spaans Baskenland (hierna: „Baskenland”) voor regionale steun een plafond van 25 % nettosubsidie-equivalent (NSE).

3
Het in Baskenland geldende belastingstelsel wordt beheerst door de economische samenwerkingsregeling, die is ingevoerd bij Spaanse wet 12/1981 van 13 mei 1981, laatstelijk gewijzigd bij wet 38/1997 van 4 augustus 1997.

4
Krachtens deze wettelijke regeling kan de Diputación Foral de Álava (provincieraad van Álava) onder bepaalde voorwaarden het op haar grondgebied geldende belastingstelsel organiseren.

5
Op grond daarvan heeft zij verschillende fiscale steunmaatregelen vastgesteld, in het bijzonder in de vorm van een belastingkrediet van 45 % voor het bedrag van de investering (hierna: „belastingkrediet van 45 %”) en een vermindering van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting.

Belastingkrediet van 45 %

6
De zesde aanvullende bepaling van Norma Foral 22/1994 van 20 december 1994 houdende uitvoering van de begroting van Territorio Histórico de Álava voor het jaar 1995 (Boletín Oficial del Territorio Histórico de Álava nr. 5 van 13 januari 1995) bepaalt:

„Tussen 1 januari 1995 en 31 december 1995 gedane investeringen in nieuwe materiële vaste activa, die 2,5 miljard Spaanse peseta’s (ESP) overschrijden volgens het besluit van de Diputación Foral de Álava, komen in aanmerking voor het belastingkrediet van 45 % voor het bedrag van de investering zoals vastgesteld door de Diputación Foral de Álava, dat wordt verrekend met de verschuldigde inkomstenbelasting.

De aftrekken die niet worden toegepast omdat onvoldoende belasting verschuldigd is, kunnen worden toegepast gedurende de negen jaar volgende op dat waarin het besluit van de Diputación Foral de Álava is vastgesteld.

In dit besluit van de Diputación Foral de Álava worden tevens de termijnen en de maximumbedragen vastgelegd die in de afzonderlijke gevallen van toepassing zijn.

De in het kader van deze bepaling toegestane voordelen zijn onverenigbaar met elk ander, op dezelfde investering van toepassing zijnde belastingvoordeel.

De Diputación Foral de Álava stelt tevens de duur van het investeringsproces vast, dat zich ook kan uitstrekken over investeringen die zijn gedaan in de voorbereidingsfase van het project waarop de investeringen betrekking hebben.”

7
De geldigheidsduur van deze bepaling is voor 1996 en 1997 verlengd; het belastingkrediet van 45 % is voor 1998 en 1999 in gewijzigde vorm gehandhaafd bij Normas Forales van latere datum.

Vermindering van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting

8
Artikel 26 van Norma Foral 24/1996 van 5 juli 1996 (Boletín Oficial del Territorio Histórico de Álava nr. 90 van 9 augustus 1996) luidt als volgt:

„1.     Ondernemingen die met hun bedrijfsactiviteit beginnen, komen in aanmerking voor een vermindering met respectievelijk 99, 75, 50 en 25 % van de uit hun economische activiteit resulterende positieve belastbare grondslag, vóór verrekening met negatieve belastbare grondslagen van voorgaande tijdperken, tijdens de vier opeenvolgende belastbare tijdperken, gerekend vanaf het eerste tijdperk van de termijn van vier jaar vanaf de aanvang van de bedrijfsactiviteit, waarin hun belastbare grondslag positief is.

[...]

2.       Om voor deze vermindering in aanmerking te komen, moet ten aanzien van de belastingplichtigen aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a)
zij moeten hun bedrijfsactiviteit beginnen met een gestort kapitaal van ten minste 20 miljoen ESP;

[...]

d)
de nieuwe activiteit mag niet eerder, rechtstreeks of indirect, onder een andere benaming zijn uitgeoefend;

e)
de nieuwe bedrijfsactiviteit moet worden uitgeoefend in een ruimte of een vestiging waar geen andere activiteiten door andere natuurlijke personen of rechtspersonen worden uitgeoefend;

f)
tijdens de eerste twee jaar van de bedrijfsactiviteit moeten investeringen in materiële vaste activa worden gedaan ten belope van ten minste 80 miljoen ESP, die volledig moeten worden geïnvesteerd in voor de bedrijfsactiviteit bestemde goederen die niet voor gebruik door derden mogen worden verhuurd of overgedragen. Als materiële vaste activa worden in dit kader ook beschouwd goederen die door leasing zijn verkregen, mits de huurkoper zich verbindt tot gebruikmaking van de koopoptie;

g)
in de zes maanden volgend op de aanvang van de bedrijfsactiviteit moeten ten minste tien arbeidsplaatsen worden gecreëerd en het jaargemiddelde van de personeelsbezetting moet vanaf dat tijdstip tot het jaar waarin het recht op vermindering van de belastbare grondslag afloopt, op dit niveau worden gehandhaafd;

[...]

i)
de onderneming moet over een bedrijfsplan beschikken dat een tijdvak van minimaal vijf jaar bestrijkt.

[...]

4.       Het in lid 2, sub f, vermelde minimumbedrag van de investeringen en het in lid 2, sub g, vastgestelde minimumaantal te scheppen arbeidsplaatsen is onverenigbaar met elk ander belastingvoordeel dat voor bedoelde investeringen of schepping van arbeidsplaatsen is vastgesteld.

5.       De in dit artikel bedoelde vermindering wordt aangevraagd bij de belastingadministratie, die, na te hebben gecontroleerd of aan de aanvankelijk gestelde voorwaarden is voldaan, de aanvragende onderneming desgevallend voorlopig toestemming geeft deze toe te passen. Deze voorlopige toestemming moet bij besluit van de Diputación Foral de Álava worden bekrachtigd.

[...]”


De aan het geding ten grondslag liggende feiten

9
Ramondín, SA, is een vennootschap naar Spaans recht die is gespecialiseerd in de vervaardiging van bekledingscapsules voor flessen wijn, champagne en andere kwaliteitsdranken. Sedert 1971 was zij te Logroño in de Comunidad Autónoma de La Rioja (autonome gemeenschap La Rioja) gevestigd.

10
In 1997 heeft Ramondín, SA, besloten haar industriële installaties over te brengen van Logroño naar Laguardia, welke stad in het Territorio Histórico de Álava in Baskenland is gelegen. Daartoe heeft Ramondín, SA, op 15 december 1997 de nieuwe vennootschap Ramondín Cápsulas, SA, opgericht, waarvan zij 99,8 % van het kapitaal in handen heeft. Het was de bedoeling dat Ramondín Cápsulas, SA, alle activiteiten van Ramondín, SA, overnam.

11
Krachtens besluit nr. 738/1997 van 21 oktober 1997 van Diputación Foral de Álava heeft Ramondín, SA, het in de zesde aanvullende bepaling van Norma Foral 22/1994 genoemde belastingkrediet van 45 % verkregen. Als nieuw opgerichte vennootschap heeft Ramondín Cápsulas, SA, ook de in artikel 26 van Norma Foral 24/1996 bedoelde vermindering van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting verkregen.

12
Bij brief van 2 oktober 1997 heeft de president van Comunidad Autónoma de La Rioja bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen een klacht ingediend betreffende staatssteun die aan Ramondín, SA, naar aanleiding van de overbrenging van haar activiteiten naar Baskenland zou zijn verleend.

13
Bij brief van 30 april 1999 (PB C 194, blz. 18) heeft de Commissie de Spaanse autoriteiten in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, EG-Verdrag (thans artikel 88, lid 2, EG) in verband met de door de Baskische autoriteiten aan Ramondín, SA, en Ramondín Cápsulas, SA, verleende fiscale steun.

14
Aan het einde van de procedure heeft de Commissie de bestreden beschikking gegeven.

15
In artikel 2, sub a, hiervan is de aan Ramondín Cápsulas, SA, verleende vermindering van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun aangemerkt. In artikel 2, sub b, van deze beschikking is ook het aan Ramondín Cápsulas, SA, verleende belastingkrediet van 45 % als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun aangemerkt, wat het gedeelte van de steun betreft dat overeenkomstig de voorschriften inzake cumulering van steun, het plafond van 25 % NSE voor regionale steun in Baskenland overschrijdt.

16
In artikel 3 van de litigieuze beschikking gelastte de Commissie het Koninkrijk Spanje de nodige maatregelen te treffen om de uit de desbetreffende steunmaatregelen voortvloeiende voordelen in te trekken en deze, in voorkomend geval, van de begunstigden terug te vorderen.


De beroepen bij het Gerecht en het bestreden arrest

17
Bij verzoekschriften, neergelegd ter griffie van het Gerecht op respectievelijk 19 en 26 april 2000, hebben Territorio Histórico de Álava (zaak T‑92/00) alsmede Ramondín, SA, en Ramondín Capsulas, SA (hierna samen: „Ramondín”) (zaak T‑103/00), beroep ingesteld tegen de Commissie.

18
Verzoekende partijen in deze zaken hebben geconcludeerd tot nietigverklaring van de bestreden beschikking waar deze de in de Normas Forales 22/1994 en 24/1996 bedoelde litigieuze fiscale maatregelen onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart en het Koninkrijk Spanje gelast de in dit kader toegekende steun terug te vorderen.

19
Bij beschikking van 5 juni 2001 zijn de twee zaken gevoegd voor de mondelinge behandeling en het arrest.

20
Bij het bestreden arrest heeft het Gerecht:

de beroepen verworpen;

         rekwiranten in de kosten verwezen.


De hogere voorzieningen

21
Bij beschikkingen van 6 maart 2003 in de twee zaken C-186/02 P en C-188/02 P heeft de president van het Hof:

Comunidad Autónoma de La Rioja toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie;

het verzoek tot interventie van Gobierno Foral de Navarra (regering van Navarra) ter ondersteuning van de conclusies van rekwiranten afgewezen.

22
Ramondín vordert dat het Hof:

het bestreden arrest vernietigt;

de litigieuze beschikking nietig verklaart waar deze de steunmaatregelen van de Normas Forales 22/1994 en 24/1996 onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart en het Koninkrijk Spanje gelast deze terug te vorderen;

de Commissie in de kosten verwijst.

23
Territorio Histórico de Álava vordert dat het Hof:

het bestreden arrest vernietigt;

de zaak zelf afdoet, de litigieuze beschikking nietig verklaart met betrekking tot het belastingkrediet van 45 % en de vermindering van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting;

subsidiair, de zaak naar het Gerecht terugverwijst;

de Commissie in de kosten van het geding in eerste aanleg en van de hogere voorziening verwijst.

24
Nadat de Commissie tijdens de mondelinge behandeling een exceptie van niet-ontvankelijkheid van de door Territorio Histórico de Álava ingestelde hogere voorziening heeft ingetrokken, concludeert zij uiteindelijk in de twee zaken C‑186/02 P en C‑188/02 P dat het het Hof behage:

de hogere voorzieningen af te wijzen;

rekwiranten in de kosten te verwijzen.

25
Comunidad Autónoma de La Rioja concludeert ter ondersteuning van de Commissie in de twee zaken C‑186/02 P en C‑188/02 P dat het het Hof behage:

de hogere voorzieningen af te wijzen;

rekwiranten in de kosten te verwijzen.


Middelen tot vernietiging van het bestreden arrest

26
In haar verzoekschrift voerde Ramondín vier middelen tot vernietiging van het bestreden arrest aan:

ontbreken van bevoegdheid van Comunidad Autónoma de La Rioja om bij de Commissie een klacht in te dienen;

onjuiste kwalificatie van de litigieuze fiscale maatregelen als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun;

onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht, waar het niet heeft erkend dat de Commissie misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid;

onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht, waar het geen schending van het gelijkheidsbeginsel heeft erkend.

27
Bij op 18 februari 2004 ingediende memorie heeft zij het Hof meegedeeld dat zij haar middelen ontleend aan misbruik van bevoegdheid en ontbreken van motivering van het bestreden arrest op dit punt handhaafde en dat zij haar andere middelen introk.

28
In zijn verzoekschrift voerde Territorio Histórico de Álava zes middelen tot vernietiging van het bestreden arrest aan:

onjuiste kwalificatie van de bestreden fiscale maatregelen als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun;

ontoereikende motivering van het bestreden arrest op dit punt;

onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht, waar het heeft geoordeeld dat de litigieuze maatregelen geen bestaande steun vormden;

ontoereikende motivering van het bestreden arrest op dit punt;

onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht, waar het misbruik van bevoegdheid door de Commissie niet heeft erkend;

ontoereikende motivering van het bestreden arrest op dit punt.

29
Bij op 20 februari 2004 ingediende memorie heeft het het Hof meegedeeld dat het:

zijn eerste en zijn tweede middel, respectievelijk ontleend aan een onjuiste kwalificatie van de litigieuze fiscale maatregelen als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun en ontoereikende motivering van het bestreden arrest op dat punt, gedeeltelijk handhaafde;

zijn vijfde en zijn zesde middel, respectievelijk ontleend aan misbruik van bevoegdheid en ontoereikende motivering van het bestreden arrest op dat punt, handhaafde;

afstand deed van zijn andere middelen.


De hogere voorzieningen

30
Partijen en de advocaat-generaal op dit punt gehoord, dienen de zaken wegens verknochtheid te worden gevoegd voor het arrest overeenkomstig artikel 43 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof.

De middelen ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht, waar het misbruik van bevoegdheid door de Commissie niet heeft erkend, en ontoereikende motivering van het bestreden arrest op dit punt

Argumenten van partijen

31
Ramondín verwijt het Gerecht dat het in de punten 82 tot en met 88 van het bestreden arrest haar middel ontleend aan misbruik van bevoegdheid door de Commissie heeft afgewezen. Deze heeft haar bevoegdheden in het kader van procedures inzake staatssteun, op welk gebied zij over een uitsluitende en uitgebreide bevoegdheid beschikt, gebruikt om een fiscale harmonisatie tot stand te brengen. Zulk een harmonisatie valt evenwel onder de procedure van de artikelen 101 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 96 EG) en 102 EG-Verdrag (thans artikel 97 EG), waarbij aan de Raad van de Europese Unie bevoegdheid is verleend.

32
De Commissie is begonnen bij de kleine gemeenschappen of kleine lidstaten, waarvan de beslissingsbevoegdheid en het vermogen om op te treden beperkt zijn. Zij heeft aldus gehandeld wegens de moeilijkheden die zij op het gebied van fiscale harmonisatie heeft ondervonden: de grote lidstaten weigeren immers bevoegdheden af te staan.

33
Het enige concrete, objectieve gegeven in onderhavige zaak bestaat erin dat geen enkele concurrent een klacht had ingediend, zodat volgens Ramondín moest worden aangenomen dat de gestelde doelstellingen niet die waren die in werkelijkheid werden nagestreefd. De ingeleide procedure was derhalve van het begin aan gebrekkig.

34
Territorio Histórico de Álava is van mening dat het Gerecht misbruik van bevoegdheid had moeten vaststellen. Het vraagt zich af op welke gronden de Commissie talrijke procedures tegen de Normas Forales van Baskenland heeft ingeleid. Het vraagt zich tevens af waarom een reeks fiscale maatregelen die zijn geschrapt van de lijst die is opgesteld door een zogeheten „Primarolo”-groep, die binnen de Raad is belast met het opsporen van fiscale maatregelen die omwille van een fiscale harmonisatie zouden moeten worden afgeschaft, vervolgens via procedures inzake staatssteun worden aangevochten.

35
Volgens hem zijn verschillende lidstaten zo terughoudend dat binnen de Raad een akkoord over een fiscale harmonisatie onmogelijk is. Daarom heeft de Commissie voor de snellere en eenvoudigere procedure inzake staatssteun geopteerd.

36
Territorio Histórico de Álava verwijt het Gerecht eveneens een ontoereikende motivering met betrekking tot het middel ontleend aan misbruik van bevoegdheid. Het Gerecht heeft een vrij oppervlakkig antwoord gegeven, zonder daarbij in te gaan op de gronden waarop de Commissie tegen de Normas Forales van Baskenland talrijke procedures heeft ingeleid en zonder zich af te vragen waarom de hogerbedoelde reeks fiscale maatregelen van de lijst van de Primarolo-groep zijn geschrapt en daarna via procedures inzake staatssteun worden aangevochten.

37
In antwoord op de argumenten van Ramondín is de Commissie van mening dat het Gerecht er in de punten 82 tot en met 87 van het bestreden arrest terecht op heeft gewezen dat aan de vereisten van de communautaire jurisprudentie om een misbruik van bevoegdheid vast te stellen, niet was voldaan. In casu steunt de beschuldiging van misbruik van bevoegdheid op een subjectieve beoordeling, door Ramondín, van het optreden van de Commissie. Deze beoordeling wordt niet door objectieve gegevens gestaafd. Zij berust dus niet op relevante bewijzen, zoals door de rechtspraak vereist, maar louter op subjectieve verklaringen omtrent de vermeende intenties van de Commissie.

38
In werkelijkheid doet Ramondín, met betrekking tot haar middel, niet meer dan haar zeer restrictieve uitlegging van het begrip steun en van het criterium van selectiviteit herhalen. Wat Ramondín misbruik van bevoegdheid noemt, is niets anders dan een andere uitlegging van het begrip steun dan die welke zij voorstaat.

39
In antwoord op de argumenten van Territorio Histórico de Álava, betoogt de Commissie dat het middel ontleend aan misbruik van bevoegdheid door deze rekwirant voor het Gerecht niet is aangevoerd. Dit middel is dus kennelijk niet-ontvankelijk. Het is in elk geval ongegrond, om dezelfde redenen als die welke aan Ramondín zijn tegengeworpen. Ten slotte heeft het Gerecht het bestreden arrest afdoend gemotiveerd om het aangevoerde middel te kunnen afwijzen.

40
Comunidad Autónoma de La Rioja stelt dat Territorio Histórico de Álava geen misbruik van bevoegdheid kan aanvoeren, aangezien dit middel niet ook voor het Gerecht is aangevoerd.

41
Zij is in elk geval van mening dat Ramondín en Territorio Histórico de Álava geen objectieve, relevante en overeenstemmende aanwijzingen aanvoeren waaruit kan worden afgeleid dat de Commissie met de vaststelling van de litigieuze beschikking een fiscale harmonisatie heeft nagestreefd.

Beoordeling door het Hof

42
Anders dan de Commissie en Comunidad Autónoma de La Rioja stellen, heeft Territorio Histórico de Álava in de punten 71 en volgende van zijn inleidend verzoekschrift voor het Gerecht reeds een middel ontleend aan misbruik van bevoegdheid door de Commissie aangevoerd.

43
Dit middel is wat Ramondín en Territorio Histórico de Álava betreft, in de punten 82 tot en met 88 van het bestreden arrest onderzocht.

44
Het Gerecht heeft er terecht aan herinnerd dat er van misbruik van bevoegdheid slechts sprake is wanneer op grond van objectieve, relevante en overeenstemmende aanwijzingen blijkt dat de handeling uitsluitend of althans overwegend is vastgesteld om andere dan de aangegeven doelen te bereiken (zie in het bijzonder arrest van 22 november 2001, Nederland/Raad, C‑110/97, Jurispr. blz. I‑8763, punt 137 en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

45
In de punten 85 tot en met 87 heeft het Gerecht de stellingen en de argumenten van rekwiranten onderzocht en beoordeeld. Naar zijn oordeel hebben zij geen enkel objectief bewijs aangevoerd dat de conclusie rechtvaardigt dat de Commissie met de vaststelling van de litigieuze beschikking in werkelijkheid een fiscale harmonisatie beoogde.

46
Aldus heeft het Gerecht de feiten beoordeeld, wat – behoudens het geval van een onjuiste voorstelling van de hem voorgelegde bewijselementen – geen rechtsvraag oplevert die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof (zie in het bijzonder arresten van 21 juni 2001, Moccia Irme e.a./Commissie, C‑280/99 P–C‑282/99 P, Jurispr. blz. I‑4717, punt 78, en 15 oktober 2002, Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, C‑238/99 P, C‑244/99 P, C‑245/99 P, C‑247/99 P, C‑250/99 P–C‑252/99 P en C‑254/99 P, Jurispr. blz. I‑8375, punt 285).

47
Rekwiranten brengen tegen deze beoordeling van de feiten enkel hun verklaringen in. Zij voeren niets aan dat erop zou kunnen wijzen dat het Gerecht de hem voorgelegde bewijselementen onjuist zou hebben voorgesteld. In elk geval kan niet worden gesteld dat het Gerecht aan het feit dat geen enkele concurrerende onderneming een klacht heeft ingediend, de conclusie had moeten verbinden dat de Commissie andere doelstellingen nastreefde dan die waarvan zij gewag maakte. De loutere omstandigheid dat er geen klachten zijn ingediend, kan een dergelijke veronderstelling niet rechtvaardigen.

48
Het middel ontleend aan misbruik van bevoegdheid moet bijgevolg worden afgewezen.

49
Met betrekking tot het middel ontleend aan ontbreken van motivering van het bestreden arrest op dit punt, moet worden vastgesteld dat Ramondín dit in haar hogere voorziening niet heeft aangevoerd.

50
Waar zij in haar op 18 februari 2004 neergelegde memorie stelt dat zij haar middel ontleend aan ontbreken van motivering van het bestreden arrest met betrekking tot misbruik van bevoegdheid handhaaft, voert Ramondín dus in werkelijkheid een nieuw middel aan. Dit middel is krachtens de artikelen 42, lid 2, en 118 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof niet-ontvankelijk.

51
Met betrekking tot Territorio Histórico de Álava, dat een middel ontleend aan ontoereikende motivering van het bestreden arrest heeft aangevoerd en in zijn op 20 februari 2004 ingediende memorie heeft gehandhaafd, zij vastgesteld dat het in dat arrest heet:

– in punt 85, dat het betoog van rekwiranten gebaseerd is op speculaties over motieven die aan de bestreden beschikking ten grondslag zouden kunnen liggen, en dat deze partijen zelfs niet aantonen dat via de bestreden beschikking een feitelijke harmonisatie op communautair niveau tot stand is gebracht;

– in punt 86, dat Territorio Histórico de Álava verwijst naar zaken die hebben geleid tot een beschikking van de president van het Hof van 16 februari 2000, Juntas Generales de Guipúzcoa e.a. (C‑400/97–C‑402/97, Jurispr. blz. I‑1073), en in het kader waarvan de Commissie, volgens rekwirant, de regelgevende bevoegdheid op belastinggebied van de Baskische autoriteiten opnieuw ter discussie heeft gesteld, waar zij stelt dat de Normas Forales staatssteun opleveren wanneer zij uitsluitend in een specifiek gebied van een lidstaat van toepassing zijn;

– in punt 87, dat dit argument moet worden afgewezen, aangezien de Commissie zich in de litigieuze beschikking niet op het criterium van de regionale selectiviteit heeft gebaseerd om aan te tonen dat de aan Ramondín toegekende belastingvoordelen steunmaatregelen zijn die binnen de werkingssfeer van artikel 92 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87 EG) vallen.

52
Deze motivering is kennelijk toereikend tegen de achtergrond van de argumenten die in het verzoekschrift en in repliek voor het Gerecht zijn aangevoerd en waarin geen sprake was van de schrapping van een reeks fiscale maatregelen op een lijst die was opgesteld door een binnen de Raad opgerichte groep.

53
Het middel van Territorio Histórico de Álava ontleend aan een ontoereikende motivering van het bestreden arrest met betrekking tot een gesteld misbruik van bevoegdheid door de Commissie, moet bijgevolg worden afgewezen.

De middelen die Territorio Histórico de Álava ontleent aan onjuiste kwalificatie van de litigieuze fiscale maatregelen als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun en ontoereikende motivering van het bestreden arrest op dit punt

Argumenten van partijen

54
Territorio Histórico de Álava heeft voor het Gerecht aangevoerd dat de Commissie artikel 92 van het Verdrag heeft geschonden waar zij het belastingkrediet van 45 % en de vermindering van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregelen heeft aangemerkt, op grond dat de Normas Forales 22/1994 en 24/1996 specifieke maatregelen inhielden die „bepaalde ondernemingen” begunstigden. Het heeft betoogd dat het mogelijk selectieve karakter van deze maatregelen in elk geval gerechtvaardigd was door de aard en de opzet van het belastingstelsel.

55
Territorio Histórico de Álava maakt het Gerecht het verwijt dat het deze argumenten in de punten 23 tot en met 65 van het bestreden arrest heeft afgewezen, en aldus artikel 92 van het Verdrag onjuist heeft toegepast.

56
In zijn op 20 februari 2004 ingediende memorie stelt het dat het zijn middel tot nietigverklaring handhaaft, maar in een stadium dat aan de kwalificatie van de litigieuze fiscale maatregelen als staatssteun voorafgaat. Het stelt in de procedure van eerste aanleg te hebben aangevoerd dat deze maatregelen buiten de werkingssfeer van artikel 92 van het Verdrag vielen aangezien zij als fiscale maatregelen gerechtvaardigd waren om een doel van economisch beleid te verwezenlijken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat dit niet aan de kwalificatie als met het Verdrag onverenigbare staatssteun in de weg stond. Deze conclusie is onterecht omdat zij niet in het juiste stadium van het uitleggingsproces is geformuleerd. In werkelijkheid had het moeten oordelen, nog vóór de eventuele vraag van kwalificatie als staatssteun aan de orde was, dat de fiscale maatregelen die zijn vastgesteld vóór de conclusies van de Raad (Ecofin) van 1 december 1997 inzake het belastingbeleid (PB 1998, C 2, blz. 1) en de mededeling van de Commissie van 10 december 1998 over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen (PB C 384, blz. 3), van het toezicht op staatssteun waren uitgesloten. Aangezien zulke maatregelen werden genomen in het kader van het industrieel beleid van de betrokken lidstaat, vielen zij namelijk ab initio buiten het toepassingsgebied van artikel 92 van het Verdrag.

57
In dezelfde memorie stelt Territorio Histórico de Álava verder dat het eveneens zijn middel ontleend aan ontoereikende motivering van het bestreden arrest met betrekking tot de aangevoerde rechtsvraag handhaaft.

58
De Commissie stelt met betrekking tot het middel, zoals gehandhaafd, dat is gebaseerd op de onjuiste kwalificatie van de litigieuze fiscale maatregelen als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun, dat het Hof, ondanks de gewijzigde vorm ervan, nog steeds moet nagaan of het om steunmaatregelen gaat. Het onderzoek van artikel 92 van het Verdrag behelst immers geen fase die aan de vraag van de kwalificatie als staatssteun voorafgaat, aangezien het er niet toe doet of een maatregel een fiscale maatregel is om te bepalen of het al dan niet om steun gaat. Voorts zouden de conclusies van de Ecofin‑Raad van 1 december 1997 inzake het belastingbeleid en de daarbij gevoegde gedragscode de in het Verdrag vastgestelde bevoegdheidsverdeling niet hebben kunnen wijzigen. In deze omstandigheden blijft Territorio Histórico de Álava, waar het de bevoegdheid van de Commissie betwist, de kwalificatie van de litigieuze fiscale maatregelen als staatssteun in twijfel trekken.

59
Comunidad Autónoma de La Rioja is van mening dat Territorio Histórico de Álava in werkelijkheid staande blijft houden dat de bestreden fiscale maatregelen geen steunmaatregelen zijn, ofschoon het ter ondersteuning van zijn stelling thans nieuwe redenen inroept. Het Hof dient bijgevolg het onderzoek en de kwalificatie van deze maatregelen in het licht van artikel 92 van het Verdrag niet uit te sluiten.

Beoordeling door het Hof

60
Er zij aan herinnerd dat, zou een partij een middel dat zij voor het Gerecht niet heeft aangevoerd, voor het eerst voor het Hof mogen aanvoeren, zij dan in feite bij het Hof, met een beperkte bevoegdheid in hogere voorziening, een geschil aanhangig zou mogen maken met een ruimere strekking dan het geschil waarvan het Gerecht kennis heeft genomen. In hogere voorziening is het Hof dus enkel bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor de rechter in eerste aanleg zijn aangevoerd (zie met name arresten van 1 juni 1994, Commissie/Brazzelli Lualdi e.a., C‑136/92 P, Jurispr. blz. I‑1981, punt 59; 28 mei 1998, Deere/Commissie, C‑7/95 P, Jurispr. blz. I‑3111, punt 62, en 10 april 2003, Hendrickx/Cedefop, C‑217/01 P, Jurispr. blz. I‑3701, punt 37).

61
In casu heeft Territorio Histórico de Álava in eerste aanleg niet aangevoerd:

dat de litigieuze fiscale maatregelen als zodanig buiten het toepassingsgebied van de regels inzake staatssteun vallen;

dat artikel 92 van het Verdrag voor bepalingen van fiscaal recht slechts geldt vanaf de conclusies van de Ecofin‑Raad van 1 december 1997 inzake het belastingbeleid en de mededeling van de Commissie van 10 december 1998 over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen.

62
In werkelijkheid heeft het de doelstellingen van economisch beleid van de maatregel ter vermindering van de belastbare grondslag ter sprake gebracht in het kader van de discussie over de selectiviteit van deze maatregel, namelijk toen de kwalificatie van deze maatregel als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun in de zin van artikel 92 van het Verdrag aan de orde was.

63
Het Gerecht heeft de desbetreffende argumenten in punt 51 van het bestreden arrest onderzocht.

64
Het voor het Hof in onderhavige hogere voorziening aangevoerde argument, in wezen inhoudende dat de betrokken fiscale maatregel ab initio, in een eerder stadium van de juridische redenering, aan de toepassing van artikel 92 van het Verdrag, en, bijgevolg aan het toezicht zelf van de Commissie onttrokken zou zijn geweest, is dus een middel dat voor het eerst is aangevoerd in hogere voorziening.

65
Dit nieuwe middel moet niet-ontvankelijk worden verklaard, wat eveneens geldt voor het middel ontleend aan ontoereikende motivering van het bestreden arrest met betrekking tot deze rechtsvraag, aangezien het tweede middel onverbrekelijk verbonden is met het eerste.

66
Gelet op een en ander, moeten de hogere voorzieningen worden afgewezen.


Kosten

67
Volgens artikel 122, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering beslist het Hof ten aanzien van de proceskosten, wanneer de hogere voorziening ongegrond is.

68
Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat ingevolge artikel 118 van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen voorzover dit is gevorderd. Aangezien rekwiranten in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vorderingen van de Commissie en Comunidad Autónoma de la Rioja in hun eigen kosten alsmede in die van deze laatsten te worden verwezen.

Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart:

1)
De zaken C‑186/02 P en C‑188/02 P worden gevoegd voor het arrest.

2)
De hogere voorzieningen worden afgewezen.

3)
Rekwiranten dragen hun eigen kosten en die van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en Comunidad Autónoma de La Rioja.

ondertekeningen


1
Procestaal: Spaans.