1. Steunmaatregelen van de staten – Terugvordering van onrechtmatige steun – Steun verleend in strijd met procedureregels van artikel 93 van Verdrag (thans artikel 88 EG) – Eventueel gewettigd vertrouwen bij steunontvangers – Bescherming – Voorwaarden en grenzen
[EG-Verdrag, art. 93, lid 3 (thans art. 88, lid 3, EG)]
2. Hogere voorziening – Middelen – Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid
(Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)
1. Gelet op het dwingende karakter van het door de Commissie krachtens artikel 93 van het Verdrag (thans artikel 88 EG) uitgeoefende toezicht op de steunmaatregelen van de staten, kunnen ondernemingen die steun genieten, in beginsel slechts een gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun hebben wanneer de steun met inachtneming van de procedure van dat artikel is toegekend, en een behoedzaam ondernemer zal normaliter in staat zijn, zich ervan te vergewissen of deze procedure is gevolgd. In het bijzonder kan de steunontvanger, indien steun is toegekend die niet vooraf bij de Commissie was aangemeld, zodat hij op grond van artikel 93, lid 3, van het Verdrag onrechtmatig is, op dat tijdstip geen gewettigd vertrouwen hebben in de rechtmatigheid van de toekenning van de steun.
(cf. punten 44‑45)
2. Zou een partij een middel dat zij voor het Gerecht niet heeft aangevoerd, voor het eerst voor het Hof mogen aanvoeren, dan zou zij in feite bij het Hof, waarvan de bevoegdheid in hogere voorziening beperkt is, een geschil aanhangig mogen maken met een ruimere strekking dan het geschil waarvan het Gerecht kennis heeft genomen. In hogere voorziening is het Hof dus alleen bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor de rechter in eerste aanleg zijn aangevoerd.
(cf. punt 59)