Zaak C-154/02


Strafzaak
tegen
Jan Nilsson



[verzoek van het Hässleholms Tingsrätt (Zweden) om een prejudiciële beslissing]

«Internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten – CITES – Verordening (EG) nr. 338/97 – Artikelen 2, sub w, en 8, lid 3 – Begrip bewerkt specimen – Opgezet dier – Begrip specimen dat meer dan 50 jaar geleden is verkregen – Wijze van verkrijging – Ontheffing – Verordening (EG) nr. 1808/2001 – Artikelen 29 en 32»

Conclusie van advocaat-generaal C. Stix-Hackl van 15 mei 2003
I - 0000
    
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 23 oktober 2003
I - 0000
    

Samenvatting van het arrest

1..
Milieu – Internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten – Verordening nr. 338/97 – Ontheffingen van verbod van commerciële activiteiten – Bewerkte specimens – Begrip – Opgezette dieren – Daaronder begrepen

(Verordening nr. 338/97 van de Raad, art. 2, sub w, en 8, lid 3, sub b)

2..
Milieu – Internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten – Verordening nr. 338/97 – Uitlegging tegen achtergrond van Overeenkomst van Washington

(Verordening nr. 338/97 van de Raad)

3..
Milieu – Internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten – Verordening nr. 338/97 – Ontheffingen van verbod van commerciële activiteiten – Bewerkte specimens die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen – Begrip verkrijging – Draagwijdte – Specimens die meer dan 50 jaar geleden voor het eerst zijn verkregen en daarna door iemand anders zijn verkregen – Daaronder begrepen

(Verordening nr. 338/97 van de Raad, art. 8, lid 3, sub b)

4..
Milieu – Internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten – Verordening nr. 338/97 – Ontheffingen van verbod van commerciële activiteiten – Bewerkte specimens die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen – Vaststelling door beheersinstantie van lidstaat – Noodzaak

(Verordening nr. 338/97 van de Raad, art. 8, lid 3, sub b; verordening nr. 1808/2001 van de Commissie, art. 32, tweede alinea)

1.
De artikelen 2, sub w, en 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2307/97, moeten aldus worden uitgelegd dat dieren die in bijlage A van deze verordening zijn vermeld maar die zijn opgezet, als bewerkte specimens in de zin van deze bepalingen kunnen worden aangemerkt. cf. punt 34, dictum 1

2.
Verordening nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2307/97, is volgens artikel 1, tweede alinea, ervan van toepassing met inachtneming van de doelstellingen, beginselen en bepalingen van de op 3 maart 1973 te Washington ondertekende Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten. Hoewel de Gemeenschap geen partij is bij deze overeenkomst, kan het Hof deze doelstellingen, beginselen en bepalingen niet buiten beschouwing laten, aangezien zij in aanmerking dienen te worden genomen voor de uitlegging van de bepalingen van deze verordening. cf. punt 39

3.
Artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2307/97, dient aldus te worden uitgelegd dat het begrip verkrijgen in de zin van deze bepaling ook gevallen omvat waarin specimens worden verkregen als geschenk of door erfenis, of waarin een dier wordt gedood en vervolgens in bezit wordt genomen. Het begrip verkrijgen in de zin van artikel 8, lid 3, sub b, heeft betrekking op elke inbezitname voor persoonlijk gebruik. Verder hoeft het niet de huidige eigenaar te zijn die de specimens meer dan 50 jaar geleden heeft verkregen. Artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 dient immers aldus te worden uitgelegd dat het ook betrekking heeft op bewerkte specimens die vóór 3 maart 1947 voor het eerst zijn verkregen en die na die datum door iemand anders zijn verkregen, aangezien deze bepaling ertoe strekt oude exemplaren, namelijk vóór die datum gecreëerde bewerkte specimens, van de verbodsregeling van artikel 8, lid 1, van deze verordening uit te sluiten. cf. punten 41-45, dictum 2

4.
Ondanks het bepaalde in artikel 32, tweede alinea, van verordening nr. 1808/2001 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 338/97, moet artikel 8, lid 3, sub b, van laatstgenoemde verordening inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer aldus worden uitgelegd dat ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat moet zijn aangetoond dat het betrokken specimen onder de voorwaarden van artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2307/97, is verkregen. cf. punt 51, dictum 3




ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)
23 oktober 2003 (1)


„Internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten – CITES-overeenkomst – Verordening (EG) nr. 338/97 – Artikelen 2, sub w, en 8, lid 3 – Begrip bewerkt specimen – Opgezet dier – Begrip specimen dat meer dan 50 jaar geleden is verkregen – Wijze van verkrijging – Ontheffing – Verordening (EG) nr. 1808/2001 – Artikelen 29 en 32”

In zaak C-154/02,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van het Hässleholms tingsrätt (Zweden), in de aldaar dienende strafzaak tegen

Jan Nilsson ,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB 1997, L 61, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2307/97 van de Commissie van 18 november 1997 (PB L 325, blz. 1) en bij verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van 30 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 338/97 (PB L 250, blz. 1),wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),,



samengesteld als volgt: J.-P. Puissochet, kamerpresident, C. Gulmann, F. Macken, N. Colneric (rapporteur) en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,
griffier: R. Grass,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door M. Fiorilli, avvocato dello Stato,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Ström als gemachtigde,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 mei 2003,

het navolgende



Arrest



1
Bij beschikking van 22 april 2002, ingekomen bij het Hof op 29 april daaraanvolgend, heeft het Hässleholms tingsrätt krachtens artikel 234 EG vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB 1997, L 61, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2307/97 van de Commissie van 18 november 1997 (PB L 325, blz. 1; hierna: verordening nr. 338/97) en bij verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van 30 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 338/97 (PB L 250, blz. 1).

2
Deze vragen zijn gerezen in een strafprocedure tegen J. Nilsson wegens inbreuken die hij zou hebben gepleegd op de Lag om åtgärder beträffande djur och växter som tillhör skyddade arter (wet houdende maatregelen inzake beschermde dier- en plantensoorten, SFS 1994:1818; hierna: wet van 1994).

Toepasselijke bepalingen

Internationaal recht

3
Ter bescherming van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten is op 3 maart 1973 de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (hierna: CITES-overeenkomst) ondertekend. Bij deze overeenkomst zijn een aantal beperkingen en controles in de internationale handel in deze soorten ingevoerd.

4
Bij de CITES-overeenkomst zijn verschillende bijlagen gevoegd. In bijlage I zijn alle met uitsterven bedreigde soorten opgenomen die onder de strengste beschermingsregeling dienen te vallen.

5
Het begrip exemplaar of specimen is gedefinieerd in artikel I van de CITES-overeenkomst, dat luidt als volgt: Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent, tenzij uit het zinsverband duidelijk anders blijkt:[...]

b)
specimen:

i)
elk dier of elke plant, levend of dood;

ii)
in geval van een dier: ten aanzien van de in de bijlagen I en II opgenomen soorten, elk gemakkelijk herkenbaar deel van een dier of elk daaruit verkregen product, en ten aanzien van de in bijlage III opgenomen soorten, elk gemakkelijk herkenbaar deel van een dier of elk daaruit verkregen product dat in deze bijlage is genoemd;

[...]

6
Artikel VII, lid 2, van de CITES-overeenkomst luidt als volgt: Wanneer ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer of van wederuitvoer is aangetoond dat een specimen is verkregen voordat de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing waren op genoemd specimen, zijn de bepalingen van de artikelen III, IV en V niet van toepassing op dit specimen, op voorwaarde dat genoemde administratieve instantie hiertoe een certificaat uitreikt.

7
Resolutie 5.11, sub a, die tijdens de vijfde conferentie van de partijen bij de overeenkomst in 1985 is aangenomen, bevat de volgende aanbeveling: dat voor de toepassing van artikel VII, lid 2, van de overeenkomst onder het tijdstip van verkrijging van een specimen moet worden begrepen:

i)
voor levende of dode dieren of planten die aan de vrije natuur zijn onttrokken: het tijdstip waarop zij oorspronkelijk aan hun habitat zijn onttrokken; of

ii)
voor delen en producten: het tijdstip waarop iemand er bezit van heeft genomen, waarbij het vroegste tijdstip doorslaggevend is

.

Gemeenschapsrecht

8
De CITES-overeenkomst is met ingang van 1 januari 1984 in de Gemeenschap ten uitvoer gelegd bij verordening (EEG) nr. 3626/82 van de Raad van 3 december 1982 betreffende de toepassing in de Gemeenschap van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (PB L 384, blz. 1).

9
Verordening nr. 3626/82 is ingetrokken bij artikel 21, lid 1, van verordening nr. 338/97. Artikel 1, tweede alinea, van deze verordening luidt als volgt: Deze verordening is van toepassing met inachtneming van de doelstellingen, beginselen en bepalingen van de [CITES-overeenkomst].

10
In artikel 8 van verordening nr. 338/97, Bepalingen betreffende de controle op handelsactiviteiten, is bepaald: 1. De aankoop [...] van specimens van de in bijlage A genoemde soorten, is verboden.[...]3. [...] per geval [kan] ontheffing van de in lid 1 genoemde verbodsbepalingen worden verleend door afgifte van een daartoe strekkend certificaat door een administratieve instantie van de lidstaat waarin de specimens zich bevinden, indien de specimens:

a)
werden verkregen of werden binnengebracht voordat de bepalingen betreffende de soorten als genoemd in bijlage I bij de overeenkomst of in bijlage C 1 bij verordening (EEG) nr. 3626/82 of in bijlage A bij de onderhavige verordening, van toepassing werden op die specimens; of

b)
bewerkte specimens zijn die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen;

[...]

11
Volgens artikel 2 van verordening nr. 338/97 wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan onder: [...]

t)
specimen: elk dier of elke plant, dood of levend, van de in de bijlagen A tot en met D genoemde soorten, elk deel daarvan en elk daarvan verkregen product, al dan niet in andere goederen vervat [...]

[...]

w)
meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens: specimens die meer dan 50 jaar vóór de inwerkingtreding van deze verordening ter vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat en waarvan ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat is aangetoond dat zij onder die voorwaarden zijn verworven. Dergelijke specimens gelden enkel als bewerkt indien zij duidelijk passen in een van de genoemde categorieën en indien zij de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig zijn.

12
In artikel 3, lid 1, sub a en b, van de verordening is met name bepaald, dat bijlage A de in bijlage I bij de CITES-overeenkomst opgenomen soorten omvat waarvoor de lidstaten geen voorbehoud hebben gemaakt, en soorten die voor gebruik in de Gemeenschap afgenomen worden of kunnen worden of die het voorwerp van internationale handel uitmaken of kunnen uitmaken, en die met uitsterven bedreigd worden dan wel zo zeldzaam zijn dat ook het meest beperkte handelsverkeer het voortbestaan ervan in gevaar zou brengen.

13
Op 26 mei 1997 heeft de Commissie verordening (EG) nr. 939/97 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 338/97 vastgesteld (PB L 140, blz. 9).

14
Artikel 1 van verordening nr. 939/97 bepaalt: Voor de toepassing van deze verordening geldt, naast de definities van artikel 2 van verordening (EG) nr. 338/97, de volgende definitie:datum van verwerving: de datum waarop een specimen aan de natuur werd onttrokken, in gevangenschap werd geboren of kunstmatig werd gekweekt.

15
De artikelen 29 tot en met 33 van verordening nr. 939/97 bevatten een aantal regels betreffende de in artikel 8, lid 3, van verordening nr. 338/97 bedoelde ontheffingen.

16
Artikel 29, lid 1, van verordening nr. 939/97 luidt als volgt: De ontheffing voor de in artikel 8, lid 3, onder a, van verordening (EG) nr. 338/97 bedoelde specimens wordt slechts verleend indien de aanvrager ten genoegen van de bevoegde administratieve instantie heeft aangetoond dat aan de daar genoemde voorwaarden is voldaan.

17
Artikel 32 van verordening nr. 939/97 bepaalt: De verbodsbepalingen van artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 338/97 en het bepaalde in artikel 8, lid 3, van deze verordening dat ontheffingen daarvan geval voor geval worden verleend door de afgifte van een certificaat, zijn niet van toepassing op:[...]

d)
meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens als omschreven in artikel 2, onder w, van verordening (EG) nr. 338/97.

18
Verordening (EG) nr. 939/97 is bij artikel 42 van verordening nr. 1808/2001 ingetrokken met ingang van 22 september 2001.

19
Artikel 29, lid 1, van verordening nr. 1808/2001 bepaalt: De ontheffing voor de in artikel 8, lid 3, onder a tot en met c, van verordening (EG) nr. 338/97 bedoelde specimens wordt slechts verleend indien de aanvrager ten genoegen van de bevoegde administratieve instantie aantoont dat aan de daar genoemde voorwaarden is voldaan.

20
In artikel 32 van verordening nr. 1808/2001 is bepaald: De verbodsbepalingen van artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 338/97 en de bepaling in artikel 8, lid 3, van die verordening dat ontheffingen daarvan per geval worden verleend door de afgifte van een certificaat, zijn niet van toepassing op:[...]

c)
meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens zoals omschreven in artikel 2, onder w, van verordening (EG) nr. 338/97.

In deze gevallen is geen certificaat vereist.

Bepalingen van nationaal recht

21
De aansprakelijkheidsbepaling van § 8 a van de wet van 1994 bepaalt dat eenieder die opzettelijk of uit nalatigheid verordening nr. 338/97 schendt door met name de invoer, de uitvoer of de wederuitvoer in of uit Zweden, of door aankoop, verkoop of andere handelstransacties strafbaar is met een geldboete of gevangenisstraf. Voor lichte inbreuken wordt geen sanctie opgelegd.

22
De wet van 1994 is bij het milieuwetboek (SFS 1998:808) ingetrokken met ingang van 1 januari 1999, onder voorbehoud van het bepaalde in de afkondigingswet (SFS 1998:811). De strafbepalingen zijn evenwel kennelijk ongewijzigd gebleven.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

23
Het openbaar ministerie heeft een strafrechtelijke vervolging tegen Nilsson ingesteld, omdat hij:

in de eerste plaats, in augustus 1998 in Tyringe (Zweden) opzettelijk of uit nalatigheid de volgende dode en opgezette specimens illegaal heeft gekocht, hoewel deze soorten in bijlage A bij verordening nr. 338/97 zijn opgenomen: twee sperwers, twee boomvalken, twee blauwe kiekendieven, een Oeraluil, vier bosuilen, een havik, twee torenvalken, een sneeuwuil, een sperweruil (surnia ulula), een velduil (asio flammeus), een kerkuil, een bruine kiekendief, vier buizerds, een ransuil (asio otus), een kraanvogel (grus grus), een steenarend en een zeearend, en

in de tweede plaats, in juli 1998 in Tyringe opzettelijk of uit nalatigheid illegaal een dode en opgezette bruine beer heeft gekocht, hoewel deze is opgenomen in bijlage A bij verordening nr. 338/97.

24
Volgens de verwijzende rechter kunnen er argumenten worden aangevoerd dat de betrokken dieren niet zijn bewerkt in de zin van artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97. Volgens hem is het evenmin duidelijk of er sprake is van verkrijgen in de zin van deze verordening wanneer de specimens worden verkregen als geschenk of door erfenis of wanneer een dier wordt gedood en vervolgens in bezit wordt genomen. Bovendien vraagt de verwijzende rechter zich af of de in artikel 32 van verordening nr. 1808/2001 genoemde ontheffingen ook aan een beoordeling door de in artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97 bedoelde administratieve instantie zijn onderworpen.

25
In deze omstandigheden heeft het Hässleholms tingsrätt de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

1)
Vallen opgezette dieren die in bijlage A [van verordening nr. 338/97] worden vermeld, onder het begrip bewerkte specimens?

2)
Hoe moet het begrip verkregen in artikel 8, lid 3, van verordening nr. 338/97 worden uitgelegd?

3)
Moet het de huidige eigenaar zijn die de specimens meer dan 50 jaar geleden heeft verkregen?

4)
Houdt de ontheffingsbepaling van artikel 32 van verordening nr. 1808/2001 in, dat geen beoordeling door een administratieve instantie ingevolge artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97 vereist is?

De eerste vraag

26
Met de eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de artikelen 2, sub w, en 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 aldus dienen te worden uitgelegd, dat dieren die in bijlage A van deze verordening zijn vermeld maar die zijn opgezet, als bewerkte specimens in de zin van deze bepalingen kunnen worden aangemerkt.

27
Dergelijke dieren vormen specimens in de zin van artikel 2, sub t, van verordening nr. 338/97.

28
Volgens de definitie van artikel 2, sub w, van de verordening gelden specimens die ter vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat, als bewerkt indien zij duidelijk passen in een van deze categorieën en indien zij de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig is.

29
Vastgesteld moet dus worden dat een opgezet dier onder vier voorwaarden als een bewerkt specimen kan worden beschouwd: in de eerste plaats moeten de specimens zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat; in de tweede plaats moet deze wijziging de vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten tot doel hebben; in de derde plaats moet het dier duidelijk passen in een van deze categorieën, en in de vierde plaats moet het de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig is.

30
Wat de eerste voorwaarde betreft, stelt de Italiaanse regering dat de geprepareerde of opgezette dieren niet in een toestand zijn gebracht die verschilt van hun natuurlijke staat, ook al zijn zij taxidermisch behandeld (opgezet); integendeel, zij bevinden zich in een staat die zo dicht mogelijk aanleunt bij die van het levende exemplaar.

31
Het antwoord op de vraag of de dieren zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat in de zin van artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97, hangt evenwel niet af van het uiterlijk van het betrokken specimen, maar van de vraag of de algemene staat ervan wijzigingen heeft ondergaan. Zowel bij de klassieke opzetting, waarbij de huid van het dier wordt losgemaakt, gelooid en gevuld, als bij de moderne methoden van taxidermie ondergaan de specimens een volledige, diepgaande wijziging.

32
Bijgevolg is in het geval van een opgezet dier in elk geval voldaan aan de eerste van de vier in punt 29 van het onderhavige arrest opgesomde voorwaarden, dat een specimen, om als bewerkt te kunnen worden beschouwd, grondig moet zijn gewijzigd.

33
Aangaande de drie andere voorwaarden dient te worden vastgesteld, dat het antwoord op de vragen of het dier is opgezet om er juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten van te maken, of het duidelijk past in een van deze categorieën, en of het de beoogde functie kan vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig is, afhangt van de specifieke feitelijke omstandigheden van elke zaak. Het staat aan de nationale rechter om uit te maken of dit het geval is.

34
Bijgevolg dient op de eerste vraag te worden geantwoord, dat de artikelen 2, sub w, en 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 aldus moeten worden uitgelegd, dat dieren die in bijlage A van deze verordening zijn vermeld maar die zijn opgezet, als bewerkte specimens in de zin van deze bepalingen kunnen worden aangemerkt.

De tweede en de derde vraag

35
Met zijn tweede en zijn derde vraag, die gezamenlijk dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter te vernemen of er sprake is van verkrijgen in de zin van artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 wanneer specimens worden verkregen als geschenk of door erfenis of wanneer een dier wordt gedood en vervolgens in bezit wordt genomen. Hij wenst ook te vernemen of het de huidige eigenaar moet zijn die de specimens meer dan 50 jaar gelden heeft verkregen.

36
Deze bepaling voorziet in een ontheffing van de in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 338/97 genoemde verbodsbepalingen wanneer het gaat om bewerkte specimens die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen.

37
Volgens de definitie van artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97 vallen onder deze categorie slechts specimens die meer dan 50 jaar voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat, en waarvan ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat is aangetoond dat zij onder die voorwaarden zijn verworven.

38
Artikel 1 van verordening nr. 939/97 bepaalt dat voor de toepassing van deze verordening, naast de definities van artikel 2 van verordening nr. 338/97, de volgende definitie geldt: de datum van verwerving is de datum waarop een specimen aan de natuur werd onttrokken, in gevangenschap werd geboren of kunstmatig werd gekweekt. Geen van deze data kan evenwel de datum van verwerving van bewerkte specimens zijn.

39
Er zij aan herinnerd dat verordening nr. 338/97 volgens artikel 1, tweede alinea, ervan van toepassing is met inachtneming van de doelstellingen, beginselen en bepalingen van de CITES-overeenkomst. Hoewel de Gemeenschap geen partij is bij deze overeenkomst, kan het Hof deze doelstellingen, beginselen en bepalingen niet buiten beschouwing laten, aangezien zij in aanmerking dienen te worden genomen voor de uitlegging van de bepalingen van deze verordening (zie arrest van 23 oktober 2001, Tridon, C-510/99, Jurispr. blz. I-7777, punt 25).

40
Artikel VII, lid 2, van de CITES-overeenkomst voorziet in een ontheffing voor specimens die zijn verkregen voordat de bepalingen van deze overeenkomst hierop van toepassing waren, en die dus als specimens van vóór de overeenkomst kunnen worden aangemerkt. In resolutie 5.11, sub a-i, die tijdens de vijfde conferentie van de partijen bij de overeenkomst is aangenomen, wordt niet alleen aanbevolen dat voor de toepassing van artikel VII, lid 2, van de CITES-overeenkomst onder het tijdstip van verkrijging van een specimen, voor levende of dode dieren die aan de vrije natuur zijn onttrokken, moet worden begrepen het tijdstip waarop zij oorspronkelijk aan hun habitat zijn onttrokken, maar ook dat het relevante tijdstip voor delen en producten het tijdstip is waarop iemand er bezit van heeft genomen. Hoewel de tijdstippen waarvóór de specimens volgens de CITES-overeenkomst en verordening nr. 338/97 moeten zijn verkregen, verschillend zijn (respectievelijk 1 juli 1975 en 3 maart 1947), kan de definitie van vóór deze respectieve tijdstippen verkregen specimens worden geacht gelijk te zijn.

41
Hieruit volgt dat het begrip verkrijgen in de zin van artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 betrekking heeft op elke bezitsverkrijging met het oogmerk om het goed voor zichzelf te houden.

42
Bijgevolg dient artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 aldus te worden uitgelegd, dat het begrip verkrijgen ook gevallen omvat waarin specimens worden verkregen als geschenk of door erfenis, of waarin een dier wordt gedood en vervolgens in bezit wordt genomen.

43
Aangaande de vraag of het de huidige eigenaar moet zijn die de specimens meer dan 50 jaar geleden heeft verkregen, dient te worden vastgesteld dat artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 ertoe strekt oude exemplaren, namelijk vóór 3 maart 1947 gecreëerde bewerkte specimens, van de verbodsregeling van artikel 8, lid 1, van deze verordening uit te sluiten.

44
Bijgevolg dient artikel 8, lid 3, sub b, van deze verordening aldus te worden uitgelegd, dat het ook betrekking heeft op bewerkte specimens die vóór 3 maart 1947 voor het eerst zijn verkregen en die na die datum opnieuw door iemand anders zijn verkregen.

45
Op de tweede en de derde vraag dient dan ook te worden geantwoord, dat artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 aldus dient te worden uitgelegd, dat er sprake is van verkrijgen in de zin van deze bepaling wanneer de specimens als geschenk of door erfenis worden verkregen of wanneer een dier wordt gedood en vervolgens in bezit wordt genomen. Het hoeft niet de huidige eigenaar te zijn die het specimen meer dan 50 jaar geleden heeft verkregen.

De vierde vraag

46
Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de ontheffingsbepaling van artikel 32 van verordening nr. 1808/2001 inhoudt dat geen beoordeling door de administratieve instantie van de betrokken lidstaat ingevolge artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97 vereist is.

47
Volgens artikel 32, sub d, van verordening nr. 939/97 is het bepaalde in artikel 8, lid 3, van verordening nr. 338/97 dat ontheffing van de in lid 1 genoemde verbodsbepalingen slechts wordt verleend door de afgifte van een certificaat, niet van toepassing op meer dan 50 jaar geleden verkregen specimens als omschreven in artikel 2, sub w, van laatstgenoemde verordening. Artikel 32, sub c, van verordening nr. 1808/2001 heeft deze regeling gehandhaafd, en in de tweede alinea ervan gepreciseerd dat in deze gevallen geen certificaat is vereist.

48
Deze wijzigingen doen evenwel niet af aan artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97 als zodanig, en de voorwaarde dat ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat is aangetoond dat zij onder die voorwaarden zijn verworven, blijft dan ook gelden.

49
De ontheffing van artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 kan dus, zoals voorheen, enkel gelden indien aan de in artikel 2, sub w, gestelde voorwaarden is voldaan. Voor de toepassing van eerstgenoemde bepaling is dus vereist dat ten genoegen van de administratieve instantie is aangetoond dat de betrokken specimens onder de voorwaarden van artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97 zijn verworven.

50
Deze uitlegging vindt steun in het feit dat artikel 29, lid 1, van verordening nr. 1808/2001 uitdrukkelijk voorschrijft dat de ontheffing voor de in artikel 8, lid 3, sub a tot en met c, van verordening nr. 338/97 bedoelde specimens slechts wordt verleend indien de aanvrager ten genoegen van de bevoegde administratieve instantie aantoont dat aan de daar genoemde voorwaarden is voldaan.

51
Op de vierde vraag dient dus te worden geantwoord dat, ondanks het bepaalde in artikel 32, tweede alinea, van verordening nr. 1808/2001, artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97 aldus moet worden uitgelegd, dat ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat moet zijn aangetoond dat het betrokken specimen onder de voorwaarden van artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97 is verworven.


Kosten

52
De kosten door de Italiaanse regering en door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door het Hässleholms tingsrätt bij beschikking van 22 april 2002 gestelde vragen, verklaart voor recht:

1)
De artikelen 2, sub w, en 8, lid 3, sub b, van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2307/97 van de Commissie van 18 november 1997, moeten aldus worden uitgelegd dat dieren die in bijlage A van deze verordening zijn vermeld maar die zijn opgezet, als bewerkte specimens in de zin van deze bepalingen kunnen worden aangemerkt.

2)
Artikel 8, lid 3, sub b, van verordening nr. 338/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2307/97, dient aldus te worden uitgelegd, dat er sprake is van verkrijgen in de zin van deze bepaling wanneer de specimens als geschenk of door erfenis worden verkregen of wanneer een dier wordt gedood en vervolgens in bezit wordt genomen. Het hoeft niet de huidige eigenaar te zijn die het specimen meer dan 50 jaar geleden heeft verkregen.

3)
Ondanks het bepaalde in artikel 32, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van 30 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 338/97, moet artikel 8, lid 3, sub b, van laatstgenoemde verordening aldus worden uitgelegd, dat ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat moet zijn aangetoond dat het betrokken specimen onder de voorwaarden van artikel 2, sub w, van verordening nr. 338/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2307/97, is verworven.

Puissochet

Gulmann

Macken

Colneric

Cunha Rodrigues

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 23 oktober 2003.

De griffier

De president

R. Grass

V. Skouris


1
Procestaal: Zweeds.