Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Vrij verkeer van goederen — Kwantitatieve beperkingen — Maatregelen van gelijke werking — Artikelen 28 EG tot en met 30 EG — Werkingssfeer — Goederen in doorvoer door lidstaat die bestemd zijn voor derde land — Daaronder begrepen — (Art. 28 EG-30 EG)

2. Vrij verkeer van goederen — Kwantitatieve beperkingen — Maatregelen van gelijke werking — Nationale regeling die bij intracommunautaire doorvoer voorziet in systeem van vasthouding door douane van vermoedelijk nagemaakte merkgoederen die in lidstaat rechtmatig zijn vervaardigd en bestemd zijn voor derde land — Rechtvaardiging — Bescherming van industriële en commerciële eigendom — Geen — Doorvoer die niet onder specifiek voorwerp van merkenrecht valt — (Art. 28 EG en 30 EG)

Samenvatting

1. In een lidstaat rechtmatig vervaardigde goederen in doorvoer door een andere lidstaat vallen, zelfs al zijn zij voor een derde land bestemd, binnen de werkingssfeer van de artikelen 28 EG tot en met 30 EG. De douane-unie die bij het Verdrag tot stand is gebracht, impliceert immers noodzakelijkerwijs dat het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten wordt verzekerd. Deze vrijheid ware niet volledig, indien de lidstaten het verkeer van transitogoederen op enigerlei wijze konden belemmeren of hinderen, zodat als uitvloeisel van de douane-unie en in het wederzijds belang van de lidstaten het bestaan moet worden erkend van een algemeen beginsel van vrije doorvoer van goederen binnen de Gemeenschap.

cf. punten 18, 20

2. Artikel 28 EG moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de douaneautoriteiten van een lidstaat op basis van een wettelijke regeling van die lidstaat inzake de intellectuele eigendom, en wegens verdenking van namaak van een merk, procedures inzake vasthouding toepassen op in een andere lidstaat rechtmatig vervaardigde goederen die bestemd zijn om na doorvoer over het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat in een derde land op de markt te worden gebracht.

Een maatregel van vasthouding door de douane, waardoor het goederenverkeer wordt vertraagd en zelfs volledig kan worden geblokkeerd, heeft immers een beperking van het vrij verkeer van goederen tot gevolg en vormt dus een belemmering van deze vrijheid.

Een dergelijke maatregel kan niet gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom in de zin van artikel 30 EG, aangezien die doorvoer geen verhandeling van de betrokken goederen impliceert en dus het specifieke voorwerp van het merkrecht niet kan schaden.

cf. punten 21, 24, 27, 29-30 en dictum