Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Belastingwetgeving – Belastingheffing op latente waardevermeerderingen van effecten bij verplaatsing van fiscale woonplaats naar andere lidstaat – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Geen

[EG-Verdrag, art. 52 (thans, na wijziging, art. 43 EG)]

Samenvatting

Het beginsel van vrijheid van vestiging in artikel 52 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 43 EG) moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat ter voorkoming van belastingontwijking een stelsel zoals dit van artikel 167 bis CGI invoert waarbij latente, dat wil zeggen nog niet gerealiseerde, waardevermeerderingen van vennootschapsrechten worden belast wanneer de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats naar het buitenland verplaatst.

De belastingplichtige die zijn woonplaats wenst te verplaatsen in het kader van de uitoefening van het hem bij bovengenoemd artikel gewaarborgde recht, wordt immers minder gunstig behandeld dan een persoon die zijn woonplaats in die staat behoudt, wanneer op de enkele grond van een dergelijke verplaatsing voor de belastingplichtige een belastingschuld ontstaat op inkomsten die nog niet zijn gerealiseerd en waarover hij bijgevolg niet beschikt, zulks terwijl, indien hij in die staat zou blijven, de waardevermeerderingen enkel belastbaar zouden zijn wanneer en voorzover zij daadwerkelijk zouden worden gerealiseerd.

Het voorkomen van belastingontwijking kan geen rechtvaardigingsgrond zijn voor dit verschil in behandeling aangezien er geen algemeen vermoeden van belastingfraude of ‑ontwijking kan worden gebaseerd op het feit dat de woonplaats van een natuurlijke persoon naar een andere lidstaat is verplaatst.

(cf. punten 38, 46, 50‑51, 58, 69 en dictum)