Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorlopige maatregelen - Voorwaarden - Spoedeisendheid - Imminente ernstige en onherstelbare schade - Begrip - Bewijslast

(Art. 242 EG en 243 EG; Reglement voor de procesvoering van Gerecht, art. 104, lid 2)

2. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Opschorting van tenuitvoerlegging van beschikking houdende intrekking van financiële bijstand uit fondsen met structurele strekking - Voorwaarden - Spoedeisendheid - Ernstige en onherstelbare schade - Begrip

(Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van Gerecht, art. 104, lid 2)

Samenvatting

1. De spoedeisendheid van een verzoek in kort geding moet worden getoetst aan de vraag of een voorlopige beslissing noodzakelijk is ter voorkoming van ernstige en onherstelbare schade voor de partij die om de voorlopige maatregel verzoekt. Deze partij moet aantonen dat zij de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak niet kan afwachten zonder een dergelijke schade te lijden. Om te kunnen beoordelen of de door verzoeker gestelde schade ernstig en onherstelbaar is, zodat er gronden zijn om bij wijze van uitzondering de uitvoering van de beschikking op te schorten, dient de rechter in kort geding te beschikken over concrete gegevens, die hem in staat stellen te beoordelen, wat waarschijnlijk de gevolgen zullen zijn indien de gevraagde maatregelen niet worden getroffen.

De dreiging van schade behoeft echter niet met volstrekte zekerheid te worden aangetoond. In het bijzonder wanneer het intreden van de schade afhankelijk is van een aantal factoren, is het voldoende dat de schade met een voldoende mate van waarschijnlijkheid valt te voorzien.

( cf. punten 32-33 )

2. In het kader van een procedure in kort geding kan de verzoeker met betrekking tot de door hem gestelde immateriële schade, om te bewijzen dat er sprake is van een ernstige en onherstelbare schade, niet dienstig stellen dat alleen een opschorting van de uitvoering van een beschikking houdende intrekking van een financiële bijstand uit fondsen met structurele strekking kan voorkomen dat zijn reputatie wordt aangetast of dat hem de mogelijkheid wordt ontzegd in de toekomst met overheidsgeld gefinancierde projecten te beheren. Die schade kan namelijk adequaat worden hersteld door een nietigverklaring in het kader van het beroep in de hoofdzaak. Er is dus niet voldaan aan de voorwaarde van spoedeisendheid, aangezien de kortgedingprocedure niet tot doel heeft herstel te bieden voor schade, maar ervoor te zorgen dat het arrest in de hoofdzaak ten volle effect kan sorteren.

( cf. punten 36-37 )