Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Kort geding - Voorwaarden voor ontvankelijkheid - Ontvankelijkheid van beroep in hoofdzaak - Beroep tot nietigverklaring van besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot steunmaatregel die ten uitvoer wordt gelegd - Besluit dat rechtsgevolgen sorteert - Beroep in hoofdzaak dat niet prima facie niet-ontvankelijk lijkt

(Art. 88, lid 2, EG, 242 EG en 243 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 1)

2. Steunmaatregelen van de staten - Besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot steunmaatregel die ten uitvoer wordt gelegd - Besluit dat vatbaar is voor beroep tot nietigverklaring en voor verzoek om voorlopige maatregelen - Rechterlijke toetsing - Noodzaak om kennelijke beoordelingsfout aan te tonen

(Art. 88, lid 2, EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

3. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorlopige maatregelen - Voorwaarden - Spoedeisendheid - Beoordelingscriteria - Besluit om in hoofdzaak uitspraak te doen volgens versnelde procedure van artikel 76 bis van Reglement voor procesvoering van Gerecht - Geen invloed

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76 bis en 104, lid 2)

4. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorlopige maatregelen - Voorwaarden - Ernstige en onherstelbare schade - Bewijslast - Ontstaan van schade afhankelijk van toekomstige en onzekere gebeurtenissen

(Art. 242 EG en 243 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

5. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorlopige maatregelen - Voorwaarden - Afweging van alle betrokken belangen - Besluit van Commissie tot inleiding formele onderzoeksprocedure met betrekking tot steunmaatregel - Uitzonderlijke omstandigheden noodzakelijk om toekenning van voorlopige maatregelen te rechtvaardigen

(Art. 88, lid 2, EG, 242 EG en 243 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2; verordening nr. 659/1999 van de Raad)

Samenvatting

1. Een besluit van de Commissie om een formele onderzoeksprocedure in te leiden met betrekking tot een steunmaatregel die ten uitvoer wordt gelegd, heeft specifieke rechtsgevolgen en kan derhalve dadelijk worden aangevochten bij de gemeenschapsrechter, zonder dat behoeft te worden gewacht op de eindbeschikking na afloop van die procedure. Een belanghebbende die een dergelijk beroep instelt, kan de kortgedingrechter om voorlopige maatregelen verzoeken.

( cf. punt 59 )

2. Een besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure met betrekking tot een steunmaatregel van de staat die reeds ten uitvoer is gelegd en die de betrokken lidstaat in afwachting van een eindbeschikking van de Commissie wil blijven toepassen, kan steeds tegelijkertijd voor de gemeenschapsrechter worden betwist en, in weerwil van het ontbreken van een bevel om de betrokken maatregel op te schorten in de omstreden beschikking, het voorwerp zijn van een verzoek om voorlopige maatregelen. Niettemin moet dit onderzoek van de gemeenschapsrechter in het kader van een dergelijk beroep binnen strikte grenzen blijven teneinde te garanderen dat de Commissie niet wordt belet het in het Verdrag bedoelde preventief toezicht" uit te oefenen. Een dergelijke beperking lijkt te meer gepast, nu de Commissie met betrekking tot de inleiding van een formele onderzoeksprocedure niet over een discretionaire bevoegdheid beschikt wanneer zij ernstige moeilijkheden ondervindt bij de kwalificatie van een overheidsmaatregel en bij de beoordeling van diens verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt.

Gelet op de beoordelingsmarge die de Commissie moet hebben bij de voorlopige beoordeling van de relevante feiten en van de elementen van nationaal recht, lijkt de verzoeker op het eerste gezicht een kennelijke beoordelingsfout te moeten aantonen om eventueel de nietigverklaring te kunnen verkrijgen van een besluit waarin wordt vastgesteld dat er ernstige twijfel bestaat betreffende de vraag of een overheidsmaatregel niet een bestaande, maar een nieuwe steunmaatregel vormt.

( cf. punten 76-77, 79 )

3. Het enkele feit dat het Gerecht op verzoek van de Commissie heeft besloten in de hoofdzaak uitspraak te doen volgens een versnelde procedure, kan de beoordeling van de spoedeisendheid of, zo nodig, de afweging van de betrokken belangen door de kortgedingrechter niet beïnvloeden. De criteria voor het bestaan van de bijzondere spoedeisendheid" die artikel 76 bis, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht vereist om volgens een versnelde procedure uitspraak te kunnen doen, zijn slechts ten dele dezelfde als die welke gelden voor de beoordeling van de voorwaarde van spoedeisendheid die moet zijn vervuld opdat de kortgedingrechter voorlopige maatregelen kan treffen.

( cf. punt 94 )

4. De spoedeisendheid van een verzoek in kort geding moet worden getoetst aan de vraag, of een voorlopige beslissing noodzakelijk is ter voorkoming van ernstige en onherstelbare schade voor de partij die om de voorlopige maatregel verzoekt.

Het is aan de partij die ernstige en onherstelbare schade stelt, het bestaan daarvan aan te tonen. Er behoeft niet met absolute zekerheid te worden aangetoond dat schade dreigt, doch het is, in het bijzonder wanneer het intreden van de schade afhangt van een geheel van factoren, voldoende dat de schade met een voldoende mate van waarschijnlijkheid valt te voorzien.

Een schade die louter hypothetisch is omdat zij is gebaseerd op toekomstige en onzekere gebeurtenissen, kan de gevorderde voorlopige maatregelen niet rechtvaardigen.

( cf. punten 95-96, 101 )

5. Het enkele feit dat een besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure met betrekking tot een steunmaatregel onzekerheid kan scheppen omtrent de wettigheid van de uitvoering van een niet-aangemelde overheidsmaatregel, volstaat niet om een belangenafweging in het nadeel van de handhaving van een dergelijk besluit te rechtvaardigen.

Het gemeenschapsbelang op grond waarvan de Commissie haar in artikel 88 EG bedoelde fundamentele opdracht vervult, namelijk ervoor zorgen dat de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst door niet-aangemelde en/of niet met de gemeenschappelijke markt verenigbare steun, moet, behalve in echt uitzonderlijke omstandigheden, in de fase van vaststelling van een besluit tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure voorrang hebben boven het belang van een lidstaat bij het verkrijgen van een voorlopige rechterlijke beslissing die de Commissie belet in het kader van artikel 88, lid 2, EG en verordening nr. 659/1999 te onderzoeken of een bepaalde maatregel een nieuwe en in voorkomend geval onverenigbare steunmaatregel vormt.

Het valt immers moeilijk in te zien, welke omstandigheden bij gebreke van een bijzonder ernstige fumus boni juris en een kennelijke spoedeisendheid kunnen rechtvaardigen dat de kortgedingrechter een besluit opschort dat enkel een formele onderzoeksprocedure inleidt met betrekking tot een niet-aangemelde overheidsmaatregel die reeds ten uitvoer wordt gelegd.

( cf. punten 109-110, 115 )