Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Beroep tot nietigverklaring - Beroep krachtens artikel 33 KS - Beroep ingesteld door regionale overheid - Niet-ontvankelijkheid

(Art. 33, eerste en tweede alinea, KS)

2. Beroep tot nietigverklaring - Beroep krachtens artikel 33, tweede alinea, KS - Voorwaarden voor ontvankelijkheid - Restrictievere voorwaarden dan die van artikel 230, vierde alinea, EG - Beperking gecompenseerd door soepeler interventieregeling

(Art. 33, tweede alinea, KS; art. 230, vierde alinea, EG; Statuut-EGKS van het Hof van Justitie, art. 34; Statuut-EGKS van het Hof van Justitie, art. 37)

Samenvatting

1. Artikel 33, eerste alinea, KS kan geen grondslag vormen voor de ontvankelijkheid van een door regionale autoriteiten ingesteld beroep tot nietigverklaring van een beschikking van de Commissie waarin steun aan de ijzer- en staalindustrie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal wordt verklaard. Uit het algemene stelsel van de verdragen blijkt immers duidelijk dat het begrip lidstaat" in de zin van de institutionele bepalingen, en inzonderheid die betreffende de beroepen in rechte, enkel slaat op de regeringsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen, en niet kan worden uitgebreid tot de regeringen van gewesten of autonome gemeenschappen, ongeacht de omvang van de hun toegekende bevoegdheden.

Aangezien deze regionale autoriteiten geen ondernemingen of ondernemersverenigingen in de zin van artikel 33, eerste alinea, KS zijn, kunnen zij evenmin beroep tot nietigverklaring uit hoofde van genoemde bepaling instellen.

( cf. punten 26-27, 29 )

2. De ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 33, tweede alinea, KS zijn weliswaar restrictiever dan die van artikel 230, vierde alinea, EG, doch daar staat tegenover dat in het kader van beroepen op basis van het EGKS-Verdrag een soepeler interventieregeling geldt dan bij beroepen op basis van het EG-Verdrag.

Wanneer een lidstaat bij het Hof een beroep tot nietigverklaring van een op basis van het EGKS-Verdrag gegeven beschikking instelt, kunnen namelijk niet alleen ondernemingen en ondernemersverenigingen in de zin van artikel 33, tweede alinea, KS, maar ook alle natuurlijke of rechtspersonen, en dus ook regionale autoriteiten van lidstaten, krachtens artikel 34 van het Statuut-EGKS van het Hof van Justitie worden toegelaten tot interventie, indien zij kunnen bewijzen dat zij belang hebben bij de oplossing van het geschil. Een zo uitgebreide interventiemogelijkheid bestaat niet in het kader van een door een lidstaat ingesteld beroep tot nietigverklaring van een op basis van het EG-Verdrag gegeven beschikking. Artikel 37 van het Statuut-EG van het Hof bepaalt immers dat natuurlijke of rechtspersonen zich niet kunnen voegen in gedingen tussen lidstaten en instellingen van de Gemeenschap.

( cf. punten 37-38 )