ARREST VAN HET GERECHT (Tweede kamer)

12 november 2002

Zaak T-271/01

José Manuel López Cejudo

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren — Bezoldiging — Kindertoelage en schooltoelage betaald aan ouder die hoederecht over kind heeft — Weigering, voordeel van die toelagen aan andere ouder toe kennen voor berekening van belastingaftrek en ontheemdingstoelage — Moratoire interessen”

Volledige Franse tekst   II - 1109

Betreft:

Beroep strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van de Commissie om verzoeker over de periode van oktober 2000 tot juli 2001 het voordeel van de kindertoelage en de schooltoelage voor de berekening van de belastingaftrek en de ontheemdingstoelage te onthouden, en anderzijds betaling van moratoire interessen over de ten onrechte ingehouden of niet-betaalde bedragen.

Beslissing:

Het in verzoekers salarisafrekening voor oktober 2000 besloten liggende besluit van de Commissie om hem vanaf juli 1999 het recht op de kindertoelage en de schooltoelage voor de berekening van de belastingaftrek en de ontheemdingstoelage te ontzeggen, zoals gewijzigd bij het besluit van de Commissie van 16 juli 2001, wordt nietig verklaard voorzover de verdeling van het recht op die toelagen en van de voordelen die daaruit voortvloeien, in laatstgenoemd besluit slechts voor de toekomst wordt erkend. De Commissie wordt veroordeeld tot betaling aan verzoeker van: moratoire interessen over een bedrag van 1193,85 euro vanaf november 2000 en, vanaf elke maand sedert december 2000 tot september 2001, over elke termijn van 1200 euro tot op het ogenblik waarop die bedragen zijn betaald; moratoire interessen over verzoekers aandeel in de voordelen die uit de omstreden toelagen voortvloeien, vanaf elke maand sedert oktober 2000 tot op de datum van inwerkingtreding van het besluit van 16 juli 2001, totdat de verschuldigde bedragen volledig zijn betaald. De moratoire interessen moeten worden berekend op de voet van het tarief dat door de Europese Centrale Bank voor de basisherfinancieringstransacties was vastgesteld en tijdens de betrokken periode gold, vermeerderd met twee procentpunten.

Samenvatting

  1. Ambtenaren – Bezoldiging – Gezinstoelagen – Kind van twee gescheiden ambtenaren dat daadwerkelijk door beiden wordt onderhouden – Gelijktijdig recht van beide ambtenaren op toelagen en daaruit voortvloeiende voordelen – Verdeling tussen voormalige echtgenoten

    (Ambtenarenstatuut, art. 67, lid 1; bijlage VII, art. 1, lid 2, sub b, 2, leden 1, 2 en 6, en 3, eerste alinea; verordening nr. 260/68 van de Raad, art. 3, leden 3 en 4)

  2. Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Vordering van moratoire interessen voor het eerst geformuleerd voor Gerecht voor geval van nietigverklaring van bestreden besluit – Ontvankelijkheid

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

  3. Ambtenaren – Terugvordering van onverschuldigd betaalde – Onrechtmatige terugvordering – Terugbetaling – Recht op moratoire interessen – Aanvang

  1.  Voor de erkenning van het recht op de in artikel 67, lid 1, van het Statuut voorziene gezinstoeiagen moet als een kind ten laste worden aangemerkt, het kind dat daadwerkelijk door de ambtenaar wordt onderhouden (artikel 2, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut). In dit verband staat niets eraan in de weg dat een kind wordt geacht daadwerkelijk te worden onderhouden door meer personen tegelijk, en dat het derhalve wordt geacht ten laste te komen van twee ambtenaren.

    Indien twee gescheiden gemeenschapsambtenaren daadwerkelijk gezamenlijk voorzien in de wezenlijke behoeften van de uit hun door echtscheiding ontbonden huwelijk geboren kinderen, hebben beide ambtenaren dus recht op de in artikel 67, lid 1, van het Statuut genoemde gezinstoelagen. Zij hebben wegens het onderhoud van de betrokken kinderen eveneens recht op de uit die toeslagen voortvloeiende voordelen, voorzien in, wat de berekening van de ontheemdingstoelage betreft, artikel 4, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut en, op het gebied van de belasting, artikel 3, leden 3 en 4, van verordening nr. 260/68. Op grond van het in artikel 2, lid 6, van bijlage VII bij het Statuut geformuleerde beginsel dat slechts één toelage kan worden genoten, moeten de beide voormalige echtgenoten deze voordelen delen. Een instelling kan één van haar ambtenaren evenwel niet het deel van die voordelen waarop hij aanspraak kan maken, onthouden op grond dat een andere instelling deze voordelen ten onrechte volledig aan zijn voormalige echtgenoot heeft toegekend.

    (cf. punten 33-39)

    Referentie: Hof 28 november 1991, Schwedler/Parlement. C-132/90 P. Jurispr. blz. I-5745. punt 17; Gerecht 3 maart 1993. Peroulakis/Commissie. T-69/91. Jurispr. blz. II-185, punten 32-34

  2.  In beroepen van ambtenaren behoeft een verzoek tot betaling van moratoire interessen voor het geval van nietigverklaring van het bestreden besluit, om voor het Gerecht ontvankelijk te zijn, niet uitdrukkelijk te zijn vermeld in de voorafgaande administratieve klacht.

    (cf. punt 52)

    Referentie: Gerecht 30 maart 1993, Vardakas/Commissie, T-4/92, Jurispr. blz. II-357, punt 50; Gerecht 30 november 1993, Vienne/Parlement, T-15/93, Jurispr. blz. II-1327, punt 42; Gerecht 10 oktober 2001, Corus UK/Commissie, T-171/99, Jurispr. blz. II-2967, punten 50-54

  3.  Wanneer artikel 85 van het Statuut, betreffende terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald, onrechtmatig op een ambtenaar is toegepast, heeft de betrokkene niet alleen recht op terugbetaling van de uit dien hoofde op zijn bezoldiging ingehouden bedragen, maar eveneens op moratoire interessen vanaf de inhouding en tot aan de terugbetaling ervan.

    (cf. punten 55 en 56)