ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

26 februari 2003

Zaak T-212/01

Arnaldo Lucaccioni

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren — Verzekering ongevallen en beroepsziekten — Verergering van letsels — Cumulatie van kapitaal en vergoeding bedoeld in artikel 12 respectievelijk artikel 14 van gemeenschapsregeling”

Volledige Franse tekst   II-387

Betreft:

Beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 16 november 2000 houdende onderbreking van de procedure van onderzoek van een verzoek om vaststelling van de verergering van verzoekers beroepsziekte en weigering dit verzoek in te willigen, en tot schadevergoeding.

Beslissing:

Het bij brief van 16 november 2000 aan verzoeker officieel meegedeelde besluit om de procedure van artikel 22 van de gemeenschapsregeling te onderbreken en verzoekers verzoek om vaststelling van een verergering van zijn beroepsziekte niet in te willigen wordt nietig verklaard. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De Commissie wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

  1. Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Identiteit van voorwerp en grond – Middelen en argumenten die niet in klacht worden genoemd, maar daarbij nauw aansluiten – Ontvankelijkheid

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

  2. Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering ongevallen en beroepsziekten – Vergoeding wegens ongevallen en beroepsziekten – Kapitaal voor blijvende invaliditeit – Vergoeding voor blijvend letsel of verminking – Beperking van gecumuleerde bedrag tot maximumbedrag dat als kapitaal voor blijvende algehele invaliditeit moet worden betaald – Ontoelaatbaarheid

    (Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 12 en 14)

  1.  Ingevolge de regel van concordantie tussen klacht en beroep moet een voor de gemeenschapsrechter aangevoerd middel op straffe van niet-ontvankelijkheid reeds in de precontentieuze procedure zijn aangevoerd, opdat de administratie voldoende kennis heeft kunnen nemen van de tegen het bestreden besluit ingebrachte bezwaren. Ofschoon de voor de gemeenschapsrechter voorgedragen conclusies van het beroep enkel bezwaren kunnen bevatten die op dezelfde grond berusten als die welke in de klacht zijn geformuleerd, kunnen deze bezwaren niettemin voor de gemeenschapsrechter nader worden gepreciseerd door middelen en argumenten die niet noodzakelijkerwijs in de klacht moeten voorkomen, doch er wel nauw bij aansluiten.

    (cf. punt 33)

    Referentie: Gerecht 3 maart 1993, Booss en Fischer/Commissie, T-58/91, Jurispr. blz. II-147, punt 83; Gerecht 8 juni 1995, Allo/Commissie, T-496/93, JurAmbt. blz. I-A-127 en II-405, punt 26

  2.  Het kapitaal dat in geval van blijvende invaliditeit van de ambtenaar wordt uitgekeerd krachtens artikel 73 van het Statuut en artikel 12 van de Regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de vergoeding die krachtens artikel 14 van diezelfde Regeling wordt uitgekeerd, betreffen afzonderlijke nadelen.

    In tegenstelling tot de artikelen 73 en 12, die de aantasting van de lichamelijke of geestelijke integriteit als zodanig beogen te vergoeden, dat wil zeggen voor de invaliditeit die zij voor de betrokkene tot gevolg heeft, kent artikel 14 de ambtenaar een vergoeding toe voor „elke blijvende verwonding of verminking die, zonder het arbeidsvermogen van de ambtenaar te verminderen, een aantasting vormt van zijn lichamelijke integriteit en een onmiskenbaar nadelige invloed heeft op zijn sociale betrekkingen”. Artikel 14 beoogt dus de nadelige invloed te compenseren, wanneer deze is vastgesteld, die de aantasting van de lichamelijke integriteit op de sociale betrekkingen van de betrokkene heeft, ongeacht de invaliditeit die deze verwonding of verminking voor het overige tot gevolg kunnen hebben.

    Een beperking van het gecumuleerde bedrag van de krachtens de artikelen 12 en 14 te betalen bedragen tot het krachtens artikel 12 te betalen maximumbedrag zou tot gevolg hebben dat de vergoeding voor de in artikel 14 bedoelde nadelen in bepaalde gevallen zou worden belet of beperkt en dit ondanks hun duidelijk afzonderlijke karakter. Daar een dergelijke beperking geen impliciete regel is die duidelijk uit de gemeenschapsregeling kan worden afgeleid, maar een nieuwe regel die bovendien tot een schending van het beginsel van gelijke behandeling kan leiden, kan zij niet worden toegestaan.

    (cf. punten 42. 45 en 46)

    Referentie: Conclusie van advocaatgeneraal La Pergola bij arrest Hof 24 oktober 1996. Commissie/Royale beige. C-76/95. Jurispr. blz. I-5505, punt 30