Zaak T-63/01

The Procter & Gamble Company

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk — Vorm van stuk zeep — Uitvoering van arrest van Gerecht — Rechten van verdediging — Absolute weigeringsgronden — Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94”

Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 12 december 2002   II-5257

Samenvatting van het arrest

  1. Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Kamers van beroep – Kwalificatie als instantie van Bureau – Recht van partijen op eerlijk „proces” – Geen

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 60-62)

  2. Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken zonder onderscheidend vermogen – Driedimensionaal merk – Vorm van stuk zeep

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b)

  1.  De kamers van beroep van het Bureau voor harmonisatie van de interne markt (merken, tekeningen en modellen) kunnen niet worden beschouwd als „rechterlijke instantie”. Aangezien een dergelijke kamer dezelfde bevoegdheden heeft als de onderzoeker, handelt zij bij de uitoefening ervan als instantie van het Bureau. Het beroep bij de kamer van beroep maakt dan ook deel uit van de administratieve inschrijvingsprocedure, na een „prejudiciële herziening” door de „eerste onderzoeksinstantie” op grond van artikel 60 van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk.

    Bijgevolg kan een partij zich niet beroepen op een recht op een eerlijk „proces” voor de kamers van beroep van het Bureau.

    (cf. punten 22-23)

  2.  Op grond van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, wordt inschrijving geweigerd van „merken die elk onderscheidend vermogen missen”. Aangezien het in dit verband gaat om de inschrijving van een driedimensionaal merk in de vorm van een rechthoekig parallellepipedum met vloeiend vormgegeven zijden, aangevraagd voor zepen behorend tot klasse 3 als bedoeld in de overeenkomst van Nice, mist dit elk onderscheidend vermogen, omdat de aangevraagde vorm, ook al stemt deze niet volledig overeen met een op de markt bestaande vorm, geen typische kenmerken heeft die geschikt zijn om de consument over de commerciële herkomst van de waar te informeren.

    (cf. punten 36, 47)