1. Algemene en slotbepalingen — Bevoegdheid van lidstaten tot vaststelling van maatregelen die nationale veiligheid beogen te verzekeren — Productie van en handel in wapens — Aantasting van mededinging op markt van producten voor niet specifiek militair gebruik — Specifieke procedure van artikel 298 EG — Bevoegdheid van Commissie — Grenzen — (Art. 86, lid 3, EG, 88 EG, 296, lid 1, sub b, EG en 298 EG)
2. Beroep wegens nalaten — Opheffing van nalaten vóór instelling van beroep — Niet-ontvankelijkheid — (Art. 232 EG en 233, eerste alinea, EG)
1. De bij artikel 296, lid 1, sub b, EG ingevoerde regeling wil de handelingsvrijheid van de lidstaten in stand houden op een aantal gebieden die te maken hebben met de nationale defensie en veiligheid. Het heeft voor de daarin bedoelde activiteiten en onder de daarin geformuleerde voorwaarden een algemene strekking die van invloed kan zijn op alle gemeenrechtelijke bepalingen van het Verdrag, met name de mededingingsbepalingen, en verleent de lidstaten een bijzonder ruime discretionaire bevoegdheid bij de beoordeling van de behoeften die met de bescherming van de wezenlijke belangen van hun veiligheid verband houden. De door hen vast te stellen maatregelen mogen evenwel de mededingingsverhoudingen op de gemeenschappelijke markt niet wijzigen voor " producten die niet bestemd zijn voor specifiek militaire doeleinden" .
Wanneer een lidstaat ten gunste van activiteiten inzake productie van en handel in militaire wapens, die als zodanig door de Raad zijn geïdentificeerd, een steunmaatregel vaststelt op basis van overwegingen die verband houden met de noodzaak om de wezenlijke belangen van zijn nationale veiligheid te beschermen, zijn derhalve de mededingingsregels niet van toepassing op een dergelijke steunmaatregel, zodat de Commissie de onderzoeksprocedure van artikel 88 EG niet kan inleiden. Indien de Commissie meent dat de betrokken maatregel mededingingsverstoringen kan veroorzaken, stelt zij tezamen met de betrokken lidstaat een bilateraal onderzoek in, zonder dat zij tot laatstgenoemde een eindbeschikking of -richtlijn kan richten, maar met de mogelijkheid om rechtstreeks bij het Hof een beroep wegens niet-nakoming in te stellen, indien volgens haar een lidstaat misbruik maakt van de in artikel 296 EG bedoelde bevoegdheid.
cf. punten 58-59, 63-64, 74
2. Een beroep wegens nalaten is niet-ontvankelijk wanneer de Commissie vóór de instelling van het beroep haar standpunt heeft bepaald in de zin van artikel 232 EG. Een arrest waarbij, in een dergelijke situatie, het nalaten van de instelling zou worden vastgesteld, zou immers niet tot de in artikel 233, eerste alinea, EG bedoelde uitvoeringsmaatregelen kunnen leiden.
cf. punt 92