1. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van Hof — Bepaling van ter zake dienende elementen van gemeenschapsrecht — Bevoegdheid van nationale rechter — Vaststelling en beoordeling van feiten van geding — Toepassing van door Hof uitgelegde bepalingen — (Art. 234 EG)
2. Harmonisatie van wetgevingen — Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor uitvoering van werken — Richtlijn 93/37 — Gunning van opdrachten — Varianten voorgesteld door inschrijvers — Verplichting om in bestek te vermelden aan welke minimumvereisten moet worden voldaan — Draagwijdte — Verwijzing naar nationale bepaling — Ontoelaatbaarheid — (Richtlijn 93/37 van de Raad, art. 19)
3. Harmonisatie van wetgevingen — Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor uitvoering van werken — Richtlijn 93/37 — Gunning van opdrachten — Toepassing van gunningscriteria op alleen die varianten die door aanbestedende dienst op geldige wijze in aanmerking zijn genomen — (Richtlijn 93/37 van de Raad, art. 19 en 30)
1. Het Hof is volgens artikel 234 EG, dat op een duidelijke afbakening van de taken van de nationale rechterlijke instanties en van het Hof berust, uitsluitend bevoegd, zich op de grondslag van de door de nationale rechterlijke instantie omschreven feiten over de uitlegging of geldigheid van een communautair rechtsvoorschrift uit te spreken, en het staat daarentegen aan deze laatste, de regels van gemeenschapsrecht toe te passen op het concrete geval. Die toepassing is immers niet mogelijk zonder beoordeling van alle feiten van de zaak. Bijgevolg is het Hof niet bevoegd om over de feiten van het hoofdgeding te beslissen of om de communautaire voorschriften die het heeft uitgelegd, op nationale maatregelen of situaties toe te passen, aangezien dit tot de uitsluitende bevoegdheid van de nationale rechter behoort.
cf. punt 21
2. Artikel 19 van richtlijn 93/37 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, moet aldus worden uitgelegd dat niet wordt voldaan aan het criterium inzake vermelding van de minimumvereisten die door een aanbestedende dienst worden gesteld om varianten in aanmerking te nemen, wanneer in het bestek alleen wordt verwezen naar een nationale wetsbepaling volgens welke met de alternatieve aanbieding de levering van een prestatie wordt gewaarborgd die kwalitatief gelijkwaardig is aan de in de aanbesteding genoemde prestatie.
Alleen een vermelding in het bestek stelt de inschrijvers immers in staat, op gelijke wijze kennis te nemen van de minimumvereisten waaraan hun varianten moeten voldoen om door de aanbestedende dienst in aanmerking te kunnen worden genomen. Het gaat in feite om een verplichting tot transparantie, die dient te waarborgen dat het beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers, waaraan iedere door de richtlijn beheerste aanbestedingsprocedure moet voldoen, in acht wordt genomen.
cf. punten 29-30, dictum 1
3. Artikel 30 van richtlijn 93/37 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, dat de toegestane gunningscriteria opnoemt, kan alleen van toepassing zijn op varianten die door de aanbestedende dienst overeenkomstig artikel 19 van deze richtlijn op geldige wijze in aanmerking zijn genomen. Varianten kunnen in dit verband niet op geldige wijze in aanmerking worden genomen, ook niet wanneer zij in de aankondiging niet ontoelaatbaar zijn verklaard zoals bedoeld in de tweede alinea van voormeld artikel 19, wanneer de aanbestedende dienst niet de in deze bepaling gestelde vereisten inzake de vermelding van de minimumvereisten waaraan deze varianten moeten voldoen, in acht heeft genomen.
cf. punten 31-34, dictum 2