«Vrij verkeer van werknemers – Artikel 39, lid 4, EG – Betrekkingen in overheidsdienst – Kapiteins en eerste stuurmannen op koopvaardijschepen – Toekenning van bevoegdheden van openbaar gezag aan boord – Betrekkingen voorbehouden aan onderdanen van vlagstaat – Betrekkingen op voorwaarde van wederkerigheid toegankelijk voor onderdanen van andere lidstaten»
|
I - 0000 | |||
|
I - 0000 | |||
(Art. 39, lid 4, EG)
(Art. 39, lid 3, EG)
(Art. 39 EG)
ARREST VAN HET HOF
30 september 2003 (1)
„Vrij verkeer van werknemers – Artikel 39, lid 4, EG – Betrekkingen in overheidsdienst – Kapiteins en eerste stuurmannen op koopvaardijschepen – Toekenning van bevoegdheden van openbaar gezag aan boord – Aan onderdanen van de vlagstaat voorbehouden betrekkingen – Voor onderdanen van andere lidstaten op voorwaarde van wederkerigheid toegankelijke betrekkingen”
In zaak C-405/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunal Supremo (Spanje), in het aldaar aanhangige geding tussen Colegio de Oficiales de la Marina Mercante Españolaen
Administración del Estado, in tegenwoordigheid van: Asociación de Navieros Españoles (ANAVE), om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 39 EG alsmede de artikelen 1 en 4 van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257, blz. 2),wijstHET HOF VAN JUSTITIE,,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van verweerster in het hoofdgeding en van de Spaanse regering, vertegenwoordigd door N. Díaz Abad; de Duitse regering, vertegenwoordigd door M. Lumma als gemachtigde; de Griekse regering, vertegenwoordigd door E.-M. Mamouna; de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en C. Bergeot-Nunes, en de Commissie, vertegenwoordigd door I. Martínez del Peral en H. Kreppel als gemachtigde, ter terechtzitting van 21 januari 2003,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 juni 2003,
het navolgende
HET HOF VAN JUSTITIE,
uitspraak doende op de door het Tribunal Supremo bij beschikking van 4 oktober 2001 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Rodríguez Iglesias |
Puissochet |
Wathelet |
Schintgen |
Timmermans |
Gulmann |
Edward |
La Pergola |
Jann |
Skouris |
Macken |
Colneric |
von Bahr |
Cunha Rodrigues |
Rosas |
De griffier |
De president |
R. Grass |
G. C. Rodríguez Iglesias |