1. Beroep tot nietigverklaring — Bevoegdheid van gemeenschapsrechter — Volledige rechtsmacht — Bevel gericht tot instelling — Ontoelaatbaarheid — (Art. 230 EG)
2. Hogere voorziening — Middelen — Loutere herhaling van voor Gerecht aangevoerde middelen en argumenten — Niet-ontvankelijkheid — Betwisting van wijze waarop Gerecht gemeenschapsrecht heeft uitgelegd of toegepast — Ontvankelijkheid — (Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 112, lid 1, sub c)
3. Raad — Commissie — Recht van toegang van publiek tot documenten van deze instellingen — Besluiten 93/731 en 94/90 — Uitzonderingen op beginsel van toegang tot documenten — Weigering van toegang tot document zonder voorafgaand onderzoek of gedeeltelijke toegang kan worden verleend tot gegevens waarvoor geen uitzonderingen gelden — Onwettigheid — Regularisering van motiveringsgebrek tijdens contentieuze procedure — Ontoelaatbaarheid — (Besluit 93/731 van de Raad; besluit 94/90 van de Commissie)
1. De gemeenschapsrechter is niet bevoegd om in het kader van de op artikel 230 EG gebaseerde wettigheidstoetsing bevelen te geven. Derhalve is niet-ontvankelijk een hogere voorziening waarin het Hof wordt gevraagd de Raad en de Commissie te verzoeken hun standpunt te heroverwegen en rekwirant toegang te verlenen tot de betrokken documenten, of hem minstens gedeeltelijk toegang te verlenen tot deze documenten na schrapping van de passages die de internationale betrekkingen van de Europese Gemeenschap zouden kunnen aantasten.
cf. punten 15-16
2. Uit artikel 225 EG, artikel 58, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 112, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof volgt dat een hogere voorziening duidelijk moet aangeven tegen welke onderdelen van het arrest waarvan de vernietiging wordt gevorderd, zij is gericht, en welke argumenten rechtens die vordering specifiek staven. Aan de motiveringseisen van deze bepalingen is dus niet voldaan wanneer in het verzoekschrift in hogere voorziening de voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten, waaronder die welke waren gebaseerd op feiten die het Gerecht uitdrukkelijk heeft verworpen, slechts worden herhaald of letterlijk worden weergegeven. Wanneer de rekwirant echter de uitlegging of de toepassing van het gemeenschapsrecht door het Gerecht betwist, kunnen de in eerste aanleg onderzochte rechtspunten in hogere voorziening opnieuw worden behandeld. De procedure van hogere voorziening zou immers een deel van haar betekenis verliezen, indien de rekwirant daardoor zijn hogere voorziening niet kon baseren op middelen en argumenten die voor het Gerecht reeds zijn aangevoerd.
cf. punten 25-27
3. De Raad en de Commissie zijn op grond van de besluiten 93/731 betreffende toegang van het publiek tot documenten van de Raad en 94/90 inzake de toegang tot documenten van de Commissie en het evenredigheidsbeginsel verplicht te onderzoeken of gedeeltelijke toegang kan worden verleend tot de gegevens waarvoor geen uitzonderingen gelden. Wanneer zij dit niet doen, dient het besluit houdende weigering om toegang te verlenen tot een document, wegens onjuiste rechtsopvatting nietig te worden verklaard, ook al heeft de onjuiste rechtsopvatting, gelet op de door de Raad en de Commissie in de loop van de contentieuze procedure bij het Gerecht gegeven uitleg en op de aard van de betrokken documenten, geen enkele invloed gehad op het resultaat van de beoordeling door deze instellingen.
Indien de Raad en de Commissie de redenen voor de weigering om gedeeltelijke toegang te verlenen tot een document pas voor het eerst voor de gemeenschapsrechter dienden mede te delen, zouden de in besluiten 93/731 en 94/90 uitdrukkelijk voorziene procedurele garanties elk nuttig effect verliezen en zou dit zeer nadelige gevolgen hebben voor de rechten van de betrokkene, die vereisen dat, behoudens in uitzonderlijke omstandigheden, elk bezwarend besluit met redenen dient te zijn omkleed om de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om vast te stellen of het besluit gegrond is dan wel een gebrek vertoont op grond waarvan de wettigheid ervan kan worden betwist.
cf. punten 30-32