Zaak C-230/01


Intervention Board for Agricultural Produce
tegen
Penycoed Farming Partnership



[verzoek van de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) om een prejudiciële beslissing]

«Verordening (EEG) nr. 3950/92 – Extra heffing in sector melk en zuivelproducten – Leveringen van producent aan koper – Betaling van heffing – Inning bij producent»

Conclusie van advocaat-generaal L. A. Geelhoed van 13 februari 2003
    
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 15 januari 2004
    

Samenvatting van het arrest

Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van markten – Melk en zuivelproducten – Extra heffing op melk – Levering door producent aan koper – Niet-nakoming door koper van zijn verplichting tot inning van verschuldigd bedrag bij producent – Rechtstreekse invordering bij producent – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 10 EG; verordening nr. 3950/92 van de Raad, art. 1 en 2; verordening nr. 536/93 van de Commissie, art. 7)

De artikelen 1 en 2 van verordening nr. 3950/92 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten staan de bevoegde instantie niet toe om rechtstreeks tegen een producent een rechtsvordering in te stellen teneinde de door hem verschuldigde extra heffing op melk in te vorderen, behoudens in het geval van rechtstreekse verkoop. Niettemin omvat de voor de lidstaten uit artikel 10 EG voortvloeiende verplichting om maatregelen te nemen teneinde te waarborgen dat de heffing wordt geïnd wanneer de regeling van artikel 2, lid 2, van deze verordening niet het gewenste resultaat heeft, de bevoegdheid om rechtstreeks tegen de producent een rechtsvordering in te stellen teneinde het verschuldigde bedrag in te vorderen, wanneer vaststaat dat deze dat bedrag niet aan de koper heeft betaald en de koper geen moeite doet om het bij de producent te innen. Daarentegen is de niet-inachtneming van de voorwaarden gesteld in artikel 7 van verordening nr. 536/93 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing, met name het feit dat iemand niet als koper is erkend, op zich niet relevant.cf. punt 41 en dictum




ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)
15 januari 2004 (1)


„Verordening (EEG) nr. 3950/92 – Extra heffing in de sector melk en zuivelproducten – Leveringen van producent aan koper – Betaling van heffing – Inning bij producent”

In zaak C-230/01,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk), in het aldaar aanhangig geding tussen

Intervention Board for Agricultural Produce

en

Penycoed Farming Partnership,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 405, blz. 1) en verordening (EEG) nr. 536/93 van de Commissie van 9 maart 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 57, blz. 12),wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),,



samengesteld als volgt: V. Skouris, waarnemend voor de president van de Zesde kamer, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, F. Macken en N. Colneric (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: L. A. Geelhoed,
griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door G. Amodeo als gemachtigde, bijgestaan door R. Thompson, barrister,

de Griekse regering, vertegenwoordigd door I. Chalkias en C. Tsiavou als gemachtigden,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door G. Aiello, avvocato dello Stato,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Niejahr en K. Fitch als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van de Intervention Board for Agricultural Produce en de regering van het Verenigd Koninkrijk, beide vertegenwoordigd door R. Thompson; Penycoed Farming Partnership, vertegenwoordigd door P. Stanley, barrister; de Griekse regering, vertegenwoordigd door I. Chalkias, alsmede de Commissie, vertegenwoordigd door M. Niejahr en K. Fitch, ter terechtzitting van 28 november 2002,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 februari 2003,

het navolgende



Arrest



1
Bij beschikking van 31 mei 2001, ingekomen bij het Hof op 12 juni daaraanvolgend, heeft de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) krachtens artikel 234 EG drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 405, blz. 1) en verordening (EEG) nr. 536/93 van de Commissie van 9 maart 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 57, blz. 12).

2
Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Penycoed Farming Partnership (hierna: Penycoed) en de Intervention Board for Agricultural Produce (hierna: Board), de instantie die belast is met het beheer van de melkquotaregeling in het Verenigd Koninkrijk, betreffende de rechtstreekse invordering bij Penycoed als melkproducent, van de extra heffing op melk verschuldigd over de 2,11 miljoen liter melk die deze producent zonder quotum had geleverd in het melkseizoen 1997/1998.

Het rechtskader

De communautaire regeling

3
Bij verordening nr. 3950/92 is de regeling inzake de extra heffing op melk, die is ingesteld bij verordening (EEG) nr. 856/84 van de Raad van 31 maart 1984 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 90, blz. 10), verlengd voor zeven opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden te beginnen op 1 april 1993.

4
Volgens de zesde overweging van de considerans van verordening nr. 3950/92 brengt overschrijding van de totale gegarandeerde hoeveelheden voor de lidstaat mee dat de producenten die voor die overschrijding verantwoordelijk zijn, heffing moeten betalen.

5
Blijkens de achtste overweging van de considerans van deze verordening moet om de grote vertragingen in het verleden bij de inning en de betaling van de heffing, wat immers onverenigbaar is met het doel van de regeling, te vermijden, [...] worden vastgesteld dat de koper, die het best in staat blijkt de nodige verrichtingen uit te voeren, heffingplichtig is en [...] over de middelen moet beschikken om de heffing te kunnen innen bij de producenten, die de uiteindelijke schuldenaar daarvan zijn.

6
Artikel 1 van verordening nr. 3950/92 luidt: Gedurende zeven nieuwe opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, te beginnen op 1 april 1993, wordt ten laste van de producenten van koemelk een extra heffing ingesteld over de hoeveelheden melk of melkequivalent die zij in het betrokken tijdvak van twaalf maanden aan een koper hebben geleverd of rechtstreeks aan de consument hebben verkocht en die een vast te stellen hoeveelheid overschrijden.De heffing wordt vastgesteld op 115 % van de richtprijs voor melk.

7
Artikel 2, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 3950/92 bepaalt:

1.
De heffing is verschuldigd over alle hoeveelheden melk of melkequivalent die in het betrokken tijdvak van twaalf maanden op de markt worden gebracht en een van de in artikel 3 bedoelde hoeveelheden overschrijden. De heffing wordt verdeeld over de producenten die tot de overschrijding hebben bijgedragen.

De bijdrage van de producenten aan de betaling van de verschuldigde heffing wordt naar keuze van de lidstaat vastgesteld al dan niet na herverdeling van de ongebruikte referentiehoeveelheden, hetzij op het niveau van de koper naar gelang van de resterende overschrijding nadat alle ongebruikte referentiehoeveelheden zijn verdeeld in verhouding tot de referentiehoeveelheden die ter beschikking staan van elk van deze producenten, hetzij op nationaal niveau naar gelang van de mate waarin de voor elk van deze producenten beschikbare referentiehoeveelheden zijn overschreden.

2.
Wat de leveringen betreft, betaalt de heffingplichtige koper aan de bevoegde instantie van de lidstaat vóór een nader te bepalen datum en overeenkomstig nader te bepalen voorwaarden het verschuldigde bedrag, dat hij inhoudt op de prijs die hij voor de melk verschuldigd is aan de producent die de uiteindelijke schuldenaar van de heffing is of op een andere wijze met passende middelen int.

[...]Wanneer de door een producent geleverde hoeveelheden de referentiehoeveelheid overschrijden waarover hij beschikt mag de koper, als voorschot op de verschuldigde heffing, op de door de lidstaat vastgestelde wijze, een bedrag inhouden op de prijs van alle melkleveringen van die producent die deze ter beschikking staande referentiehoeveelheid overschrijden.

3.
Wat rechtstreekse verkoop betreft, betaalt de producent vóór een nader te bepalen datum en overeenkomstig nader te bepalen voorwaarden de verschuldigde heffing aan de bevoegde instantie van de lidstaat.

8
Artikel 9, sub e, van verordening nr. 3950/92 bepaalt: In deze verordening wordt verstaan onder:[...]

e)
koper: een onderneming of een groepering die melk of andere zuivelproducten koopt van de producent

om deze te bewerken of te verwerken,

om deze te bewerken of te verwerken,

om deze door te verkopen aan een of meer bedrijven die melk of andere zuivelproducten bewerken of verwerken.

om deze door te verkopen aan een of meer bedrijven die melk of andere zuivelproducten bewerken of verwerken.

Een groepering van in eenzelfde geografisch gebied gevestigde kopers die voor rekening van de aangeslotenen administratieve en boekhoudkundige handelingen verricht welke noodzakelijk zijn voor de betaling van de heffing, wordt als koper beschouwd. [...]

9
De uitvoeringsmodaliteiten voor de heffing zijn vastgelegd in verordening nr. 536/93.

10
In de vijfde overweging van de considerans van deze verordening staat dat de ervaring heeft geleerd dat de doeltreffendheid van de regeling wordt geschaad door grote vertragingen bij het doorgeven van de cijfers over leveranties of rechtstreekse verkoop en bij de betaling van de heffing; dat derhalve de nodige lessen dienen te worden getrokken en strikte termijnen voor mededeling van gegevens en voor betaling dienen te worden opgelegd, waarbij in sancties dient te worden voorzien.

11
In de zevende overweging van de considerans van verordening nr. 536/93 wordt verklaard dat op grond van verordening nr. 3950/92 de koper de hoofdpersoon voor de correcte uitvoering van de regeling is; dat het dus van wezenlijk belang is dat de lidstaten de op hun grondgebied werkzame kopers erkennen.

12
Artikel 3, leden 1, 2 en 4, van verordening nr. 536/93 bepaalt:

1.
Aan het einde van elk van de in artikel 1 van verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoelde tijdvakken stelt de koper voor elke producent een afrekening vast waarin naast de referentiehoeveelheid en het representatieve vetgehalte waarover de betrokken producent beschikt, de hoeveelheid en het vetgehalte van de melk en/of de melkequivalenten die hij gedurende het tijdvak heeft geleverd, worden aangegeven.

[...]

2.
De koper bezorgt jaarlijks vóór 15 mei aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat het overzicht van de voor de afzonderlijke producenten opgestelde afrekeningen of stelt, in voorkomend geval, deze autoriteit overeenkomstig het besluit van de lidstaat in kennis van de totale hoeveelheid, de overeenkomstig artikel 2, lid 2, gecorrigeerde hoeveelheid en het gemiddelde vetgehalte van de door producenten aan hem geleverde melk en/of melkequivalent, alsmede van de som van de individuele referentiehoeveelheden waarover deze producenten beschikken, en van het gemiddelde representatieve vetgehalte dat voor hen geldt.

[...]

4.
De heffingplichtige koper maakt jaarlijks vóór 1 september het verschuldigde bedrag volgens de door de lidstaat vastgestelde nadere voorschriften aan de bevoegde instantie over.

[...]

13
Wat de rechtstreekse verkoop betreft, bepaalt artikel 4, leden 2 en 4, van verordening nr. 536/93:

2.
De producent zendt jaarlijks vóór 15 mei zijn verklaring toe aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat.

[...]

4.
De producent maakt jaarlijks vóór 1 september het verschuldigde bedrag volgens de door de lidstaat vastgestelde voorschriften aan de bevoegde instantie over.

14
Artikel 5, lid 2, van verordening nr. 536/93 bepaalt: De lidstaten treffen de aanvullende maatregelen opdat de verschuldigde heffing binnen de voorgeschreven termijn aan de Gemeenschap wordt betaald.Indien uit het in artikel 3, lid 5, van verordening (EEG) nr. 2776/88 van de Commissie [...] bedoelde dossier dat de lidstaten maandelijks bij de Commissie indienen, blijkt dat deze termijn niet in acht wordt genomen, verlaagt de Commissie de voorschotten op afrekening van de landbouwuitgaven naar rata van het verschuldigde bedrag of van een raming van dat bedrag.De op grond van artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 4, betaalde rente wordt op de uitgaven voor de zuivelsector in mindering gebracht.

15
Artikel 7, leden 1 en 2, van deze verordening luidt:

1.
De lidstaten nemen alle nodige controlemaatregelen om te waarborgen dat de heffing wordt geïnd op de hoeveelheden melk en melkequivalent die boven een van de in artikel 3 van verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoelde hoeveelheden op de markt zijn gebracht. Daartoe geldt het volgende:

a)
Elke koper die op het grondgebied van een lidstaat werkzaam is, wordt door deze lidstaat erkend. [...]

b)
De producent is verplicht zich ervan te vergewissen dat de koper aan wie hij levert, is erkend.

c)
De kopers houden gedurende ten minste drie jaar de volgende bescheiden ter beschikking van de bevoegde autoriteit van de lidstaat: enerzijds een productboekhouding per tijdvak van twaalf maanden waarin voor elke producent diens naam en adres, de aan het begin en aan het einde van elk tijdvak beschikbare referentiehoeveelheid, de per maand of per periode van vier weken door hem geleverde hoeveelheden melk of melkequivalent en het representatieve en het gemiddelde vetgehalte van zijn leveringen worden vermeld, en anderzijds de handelsdocumenten, de briefwisseling en andere aanvullende gegevens als bedoeld in verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad [...] om de bovenbedoelde productboekhouding te kunnen controleren.

d)
De koper is verantwoordelijk voor de boeking uit hoofde van de regeling inzake de extra heffing van alle aan hem geleverde hoeveelheden melk en/of andere zuivelproducten; in dit verband houdt hij de lijst van de kopers en van de melk of andere zuivelproducten be- of verwerkende bedrijven die hem melk of andere zuivelproducten hebben geleverd, alsmede een overzicht van de per maand door elke leverancier geleverde hoeveelheid, gedurende ten minste drie jaar ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

e)
Bij het ophalen van de melk en/of de andere zuivelproducten bij de bedrijven gaan deze melk en/of andere zuivelproducten vergezeld van een document waarin de afzonderlijke leveringen zijn vermeld. Voorts bewaart de koper gedurende ten minste drie jaar aantekeningen ter identificatie van elke afzonderlijke levering.

[...]

2.
De lidstaten nemen de nodige aanvullende maatregelen om:

[...]

te waarborgen dat de betrokkenen van de strafrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties die bij overtreding van het bepaalde in verordening (EEG) nr. 3950/92 en in de onderhavige verordening jegens hen kunnen worden getroffen, op de hoogte worden gesteld.
te waarborgen dat de betrokkenen van de strafrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties die bij overtreding van het bepaalde in verordening (EEG) nr. 3950/92 en in de onderhavige verordening jegens hen kunnen worden getroffen, op de hoogte worden gesteld.

De nationale regeling

16
De toepasselijke nationale bepalingen zijn de Dairy Produce Quota Regulations 1997 (quotaregeling zuivelproducten 1997, Statutory Instruments 1997, SI 1997, nr. 733).

17
Regulation 2(1) bepaalt: In deze regulations wordt, tenzij de context anders gebiedt, [...] onder koper verstaan, een koper in de zin van artikel 9, sub e, van verordening [nr. 3950/92] van de Raad die overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub a, van verordening [nr. 536/93] van de Commissie door de Intervention Board is erkend.

18
Regulation 20(2) en (3) bepaalt:

(2)
Indien een bedrag na 1 september van enig jaar nog niet is betaald, kan door de Intervention Board van de rechtstreekse verkoper of (in voorkomend geval) van de koper het bedrag van de per die datum openstaande heffing worden gevorderd met de van dag tot dag berekende rente van één percentpunt boven op het driemaandelijkse interbancaire rentetarief voor het pond sterling zoals vastgesteld te Londen, tot de datum van volledige betaling.

(3)
Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, derde alinea, van verordening [nr. 3950/92] van de Raad (betreffende de inhoudingen op de verschuldigde heffing), kan de koper, wanneer de hoeveelheid die aan een koper is geleverd door een producent die grote hoeveelheden levert, groter is dan zijn individuele referentiehoeveelheid, zo nodig na aanpassing overeenkomstig artikel 2, lid 2, van verordening [nr. 536/93] van de Commissie, onmiddellijk een aan de door hem wegens de overschrijding te betalen heffing gelijk bedrag inhouden op de bedragen die hij aan de producent voor diens leveringen verschuldigd is.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

19
Penycoed is een maatschap van landbouwers die onder meer tot doel heeft melkkoeien te fokken, maar niet over een melkquotum beschikt. Penycoed heeft overeenkomsten gesloten met Hugh Phillips, die eerst via Elm Farms Ltd (hierna: Elm Farms), een vennootschap naar Engels recht, en vanaf 1 januari 1998 via TDM Dairy Management Inc. (hierna: TDM), een in de staat Delaware (Verenigde Staten) ingeschreven vennootschap, die het beheer van de activiteiten van Elm Farms heeft overgenomen nadat deze wegens onbetaalde heffingen geliquideerd was, de hierna beschreven constructie heeft opgezet. Penycoed verhuurde een deel van haar landbouwgrond en van haar melkkoeien aanvankelijk aan Elm Farms en vervolgens aan TDM, die een reeks overeenkomsten sloten waarbij Penycoed voor hun rekening en tegen betaling de kudde zou onderhouden en melken.

20
Deze regeling had tot doel Penycoed in staat te stellen zuivel te produceren zonder melkquota nodig te hebben. In de zin van deze verordeningen was Penycoed geen producent en waren Elm Farms en TDM geen kopers maar producenten en moesten zij hetzij een melkquotum kopen of alle heffingen betalen.

21
De Board heeft deze constructie afgekeurd op grond dat Penycoed producent was gebleven, dat Elm Farms en TDM kopers waren en dat Penycoed aan Elm Farms en TDM melk had geleverd. Aldus had Penycoed melk geproduceerd zonder over het vereiste quotum te beschikken.

22
In januari 1999 heeft de Board een procedure ingeleid om Penycoed te verplichten tot betaling aan de Board van een bedrag van 561 872,44 GBP, zijnde de heffing die verschuldigd is over de 2,11 miljoen liter melk die Penycoed in het melkjaar 1997/1998 had geleverd.

23
Penycoed heeft tegen de vordering van de Board een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen op grond dat, gesteld al dat de feiten juist waren, de Board geen rechtstreekse vordering op Penycoed kon instellen. Volgens Penycoed heeft deze instantie alleen tegen de kopers van melk een vordering en kunnen de kopers op hun beurt verhaal op Penycoed nemen.

24
In het kader van haar exceptie van niet-ontvankelijkheid verzoekt Penycoed uit te gaan van de juistheid van de zienswijze van de Board. Partijen in het hoofdgeding zijn het erover eens dat dit inhoudt dat Penycoed een producent in de zin van de verordeningen nrs. 3950/92 en 536/93 was, dat Elm Farms en TDM kopers waren aan wie Penycoed melk heeft geleverd in de zin van verordening nr. 3950/92 en dat de Board, althans in verband met artikel 7 van verordening nr. 536/93, Elm Farms en TDM niet ingevolge deze bepaling als kopers had erkend.

25
De Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) heeft daarop de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

1)
Kan de bevoegde instantie van een lidstaat op grond van de artikelen 1 en/of 2 van verordening nr. 3950/92 van de Raad rechtstreeks tegen een producent een rechtsvordering instellen om de verschuldigde heffing bij die producent in te vorderen (buiten het in artikel 2, lid 3, bedoelde geval van rechtstreekse verkoop)?

2)
Zo ja, in welke omstandigheden kan een dergelijke vordering worden ingesteld?

3)
Kan een dergelijke vordering in het bijzonder worden ingesteld wanneer de koper aan wie melk werd geleverd a) niet is erkend overeenkomstig artikel 7 van verordening nr. 536/93 van de Commissie, en/of b) aan geen van zijn verplichtingen ingevolge artikel 7 van die verordening heeft voldaan, en/of c) de heffing niet van de betrokken producenten heeft geïnd of proberen te innen?

De prejudiciële vragen

26
Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter te vernemen of en zo ja onder welke voorwaarden de artikelen 1 en/of 2 van verordening nr. 3950/92 de bevoegde instantie van een lidstaat toestaan, een rechtstreekse vordering tegen een melkproducent in te stellen om de door hem verschuldigde extra heffing op melk in te vorderen.

27
Om te beginnen zij eraan herinnerd hoe de inning van de extra heffing op melk in verordening nr. 3950/92 is geregeld.

28
Het stelsel van de extra heffing op melk berust op het onderscheid tussen referentiehoeveelheden voor rechtstreeks aan de consument verkochte melk en referentiehoeveelheden voor aan een koper geleverde melk (zie in die zin arrest van 29 april 1999, Consorzio Caseifici dell'Altopiano di Asiago, C-288/97, Jurispr. blz. I-2575, punt 18).

29
In geval van rechtstreekse verkoop betaalt de producent de verschuldigde heffing aan de bevoegde instantie van de lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 3, van verordening nr. 3950/92. Wat de leveringen betreft, betaalt de heffingplichtige koper aan deze instantie het verschuldigde bedrag, dat hij inhoudt op de prijs die hij voor de melk verschuldigd is aan de producent die de uiteindelijke schuldenaar van de heffing is of dat hij op andere wijze met passende middelen int, zoals uit lid 2 van dit artikel volgt. In beide gevallen komt de heffing dus ten laste van de producent.

30
Wat de leveringen betreft, heeft de bij de verordeningen nrs. 3950/92 en 536/93 ingevoerde regeling van de extra heffing echter geen ander doel dan de bestaande verhouding tussen de heffingplichtige en de schuldenaar van de heffing, alsook die tussen de heffingplichtige en de bevoegde instantie waaraan deze bedragen moeten worden betaald, te regelen.

31
Artikel 2 van verordening nr. 3950/92 kan dus geen rechtsgrondslag zijn op grond waarvan de bevoegde instantie van een lidstaat, buiten het geval van rechtstreekse verkoop, een rechtstreekse vordering kan instellen tegen een producent tot invordering van de door deze verschuldigde heffing.

32
Het feit dat de koper zijn rol van heffingplichtige niet of niet langer vervult, betekent ook niet dat de koper in plaats van de producent aan de bevoegde instantie moet betalen. Voor deze sanctie zou eerst een wettelijke grondslag moeten worden gesteld, waarin de voorwaarden en de omvang daarvan zijn vastgesteld (zie in die zin arresten van 14 juli 1994, Milchwerke Köln/Wuppertal, C-352/92, Jurispr. blz. I-3385, punt 22, en 13 november 2001, Frankrijk/Commissie, C-277/98, Jurispr. blz. I-8453, punt 37). Een dergelijke wettelijke grondslag ontbreekt in casu evenwel.

33
Uit het voorgaande volgt dat de bevoegde instantie in verordening nr. 3950/92 geen rechtsgrondslag vindt om de extra heffing op melk rechtstreeks bij de producent te innen.

34
Deze regeling kan evenwel niet als exhaustief worden beschouwd in die zin dat zij in de weg staat aan elke andere vorm van invordering van de heffing, wanneer de koper zijn verplichtingen niet is nagekomen. In de achtste overweging van de considerans van verordening nr. 3950/92 staat immers dat de koper de heffingplichtige is omdat hij het best in staat blijkt te zijn de nodige verrichtingen uit te voeren. Indien deze aanname onjuist blijkt te zijn, bijvoorbeeld wanneer de koper zijn inningsverplichtingen niet nakomt, dan kan een rechtstreekse invordering door de bevoegde instantie bij de producent niet worden uitgesloten.

35
Zoals volgt uit de zesde overweging van de considerans van verordening nr. 3950/92 moet alleen de producent die voor de overschrijding verantwoordelijk is, de heffing betalen.

36
Wanneer een gemeenschapsrechtelijke regeling geen specifieke sanctie stelt op de overtreding ervan of daarvoor verwijst naar nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, zijn de lidstaten ingevolge artikel 10 EG gehouden, alle passende maatregelen te nemen om de doeltreffende toepassing van het gemeenschapsrecht te verzekeren (arresten van 21 september 1989, Commissie/Griekenland, 68/88, Jurispr. blz. 2965, punt 23; 10 juli 1990, Hansen, C-326/88, Jurispr. blz. I-2911, punt 17; Milchwerke Köln/Wuppertal, reeds aangehaald, punt 23; 26 oktober 1995, Siesse, C-36/94, Jurispr. blz. I-3573, punt 20; 27 februari 1997, Ebony Maritime en Loten Navigation, C-177/95, Jurispr. blz. I-1111, punt 35, en 30 september 2003, Inspire Art, C-167/01, Jurispr. blz. I-10155, punt 62).

37
De verplichting van artikel 10 EG omvat ook het instellen van alle vorderingen van administratieve, fiscale of civielrechtelijke aard tot inning of navordering van op frauduleuze wijze ontdoken rechten of heffingen dan wel tot verkrijging van schadevergoeding (arrest Milchwerke Köln/Wuppertal, reeds aangehaald, punt 23).

38
Derhalve zijn de lidstaten gehouden, maatregelen te nemen om te waarborgen dat de heffing wordt geïnd ingeval de regeling van artikel 2, lid 2, van verordening nr. 3950/92 niet het gewenste resultaat heeft.

39
Deze verplichting omvat de mogelijkheid een rechtstreekse vordering tegen de producent in te stellen teneinde de door hem verschuldigde extra heffing op melk in te vorderen, wanneer vaststaat dat de producent die heffing niet aan de koper heeft betaald en de koper geen moeite doet om haar bij de producent te innen.

40
Daarentegen is de niet-inachtneming van de in artikel 7 van verordening nr. 536/93 gestelde voorwaarden, met name het feit dat iemand niet als koper is erkend, op zich niet relevant, aangezien de betaling van de verschuldigde extra heffing aan de bevoegde instantie door deze niet-inachtneming niet noodzakelijk in gevaar komt. Ondanks dergelijke tekortkomingen kan het hoofddoel van de heffingsregeling, het afstraffen van overproductie, worden bereikt.

41
Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat de artikelen 1 en 2 van verordening nr. 3950/92 de bevoegde instantie niet toestaan om rechtstreeks tegen een producent een rechtsvordering in te stellen teneinde de door hem verschuldigde extra heffing op melk in te vorderen, behoudens in het geval van rechtstreekse verkoop. Niettemin omvat de voor de lidstaten uit artikel 10 EG voortvloeiende verplichting om maatregelen te nemen teneinde te waarborgen dat de heffing wordt geïnd wanneer de regeling van artikel 2, lid 2, van deze verordening niet het gewenste resultaat heeft, de mogelijkheid om rechtstreeks tegen de producent een rechtsvordering in te stellen teneinde het verschuldigde bedrag in te vorderen, wanneer vaststaat dat hij dat bedrag niet aan de koper heeft betaald en de koper geen moeite doet om het bij de producent te innen. Daarentegen is de niet-inachtneming van de in artikel 7 van verordening nr. 536/93 gestelde voorwaarden, met name het feit dat iemand niet als koper is erkend, op zich niet relevant.


Kosten

42
De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk, de Griekse en de Italiaanse regering, alsook de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) bij beschikking van 31 mei 2001 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Skouris

Puissochet

Schintgen

Macken

Colneric

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 15 januari 2004.

De griffier

De president

R. Grass

V. Skouris


1
Procestaal: Engels.