Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. EGKS — Bepalingen betreffende discriminaties met betrekking tot prijs en andere aankoopvoorwaarden — Bevoegdheid van Commissie — (EGKS-Verdrag, art. 4, sub b, en 63, lid 1)

2. EGKS — Bepalingen betreffende mededingingsregelingen en misbruik van machtspositie — Bevoegdheid van Commissie — (EGKS-Verdrag, art. 4, sub d, en 66, lid 7)

3. EGKS — Bepalingen betreffende discriminaties met betrekking tot prijs en andere aankoopvoorwaarden — Bepalingen betreffende mededingingsregelingen en misbruik van machtspositie — Ontbreken van verjaringsregel betreffende uitoefening van bevoegdheid door Commissie — Inachtneming van vereisten inzake rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen — Beslissing op klacht betreffende verschillende jaren vóór indiening ervan begane overtreding waarover in verleden andere klacht is ingediend die Commissie niet heeft willen onderzoeken — Schending van genoemde vereisten — Daarvan uitgesloten — Voorwaarden — (EGKS-Verdrag, art. 63, lid 1, en 66, lid 7)

4. Hogere voorziening — Middelen — Rechtsoverwegingen van arrest die gemeenschapsrecht schenden — Dictum gebaseerd op andere rechtsoverwegingen — Afwijzing

5. Beroep tot nietigverklaring — Middelen — Ontbreken van of ontoereikende motivering — Kennelijk verkeerde beoordeling — Arrest houdende nietigverklaring dat noodzakelijk onderscheid tussen twee middelen niet maakt — Arrest dat blijk geeft van onjuiste rechtsopvatting — (EGKS-Verdrag, art. 33)

Samenvatting

1. Teneinde het nuttig effect van het in artikel 4, sub b, EGKS-Verdrag geformuleerde verbod te verzekeren, kan de Commissie krachtens de haar bij artikel 63, lid 1, van dit Verdrag verleende bevoegdheden de autoriteiten van de lidstaten ertoe verplichten niet alleen de door haar vastgestelde stelselmatige discriminaties voor de toekomst te doen ophouden, maar ook aan die vaststelling van de Commissie alle consequenties te verbinden met betrekking tot de gevolgen welke die discriminaties ook vóór het ingrijpen van de Commissie mogelijk hebben gehad voor de betrekkingen tussen kopers en producenten in de zin van artikel 4, sub b. Weliswaar kunnen de aanbevelingen krachtens deze bepaling een lidstaat alleen voor de toekomst een bepaald gedrag voorschrijven, maar een dergelijk gedrag kan de gevolgen van een discriminatie in het verleden verhelpen.

Deze bevoegdheid van de Commissie, kan evenmin worden beperkt tot de situaties waarin zij deze autoriteiten ertoe kan verplichten deze discriminaties voor de toekomst te doen ophouden. Daartoe moeten namelijk de inbreuk en de uitoefening door de Commissie van haar bevoegdheden in de tijd samenvallen, zodat de ondernemingen die na de indiening van een klacht een einde aan een inbreuk hebben gemaakt, en die alle consequenties van hun gedrag zouden moeten dragen, waaronder in voorkomend geval de verplichting schadevergoeding te betalen, arbitrair anders zouden worden behandeld dan de ondernemingen die vóór de indiening van een klacht aan het gelaakte gedrag een einde hebben gemaakt, en die geen enkele consequentie zouden moeten dragen.

cf. punten 78, 81, 84-85

2. Om de nuttige werking van artikel 4, sub d, EGKS-Verdrag te verzekeren verleent artikel 66, lid 7, van dit Verdrag de Commissie de bevoegdheid, aanbevelingen te doen over reeds voordien beëindigde gedragingen. Enerzijds kunnen particulieren zich voor de nationale rechter niet rechtstreeks op dit artikel beroepen wanneer de Commissie tegen deze overtreding niet is opgetreden, en anderzijds voorziet deze bepaling in geen enkele sanctie voor inbreuken die reeds zijn beëindigd. De mogelijkheid voor de Commissie beschikkingen te geven, waarin artikel 66, lid 7, ook voorziet, is in dit opzicht onvoldoende, want daarvoor moet eerst een aanbeveling zijn gedaan.

cf. punt 90

3. Een verjaringstermijn moet, om aan het doel ervan te beantwoorden, vooraf worden vastgesteld en de vaststelling van deze termijn en van de toepassingsmodaliteiten ervan behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschapswetgever. Laatstgenoemde heeft evenwel geen verjaringstermijn vastgesteld voor de mogelijkheid voor de Commissie om aanbevelingen krachtens de artikelen 63, lid 1, en 66, lid 7, EGKS-Verdrag te doen. De fundamentele eis van rechtszekerheid verzet zich er evenwel tegen dat de Commissie eindeloos kan wachten met de uitoefening van haar bevoegdheden.

In dit opzicht kan het onderzoek door de Commissie van een klacht inzake een verschillende jaren voordien begane overtreding van de bepalingen betreffende mededingingsregelingen en misbruik van machtspositie, waartegen reeds een eerdere klacht is ingediend die deze instelling niet heeft willen onderzoeken, niet worden beschouwd als een schending van de rechtszekerheid of het gewettigd vertrouwen, wanneer de tweede klacht is ingediend na een prejudiciële uitspraak van het Hof waarbij de uitlegging van de gemeenschapsregels in de beslissing op de eerste klacht onjuist is verklaard.

cf. punten 105-109

4. Wanneer blijkt dat door de rechtsoverwegingen van een arrest van het Gerecht het gemeenschapsrecht is geschonden, maar het dictum ervan op andere rechtsgronden gerechtvaardigd voorkomt, moet de hogere voorziening worden afgewezen.

cf. punt 137

5. Wanneer het Gerecht, met de nietigverklaring van een beschikking wegens een motiveringsgebrek, de verwerende instelling in feite een kennelijke beoordelingsfout verwijt, maakt het niet het noodzakelijke onderscheid tussen het motiveringsvereiste en de materiële wettigheid van de beschikking, waardoor het blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Deze onjuiste rechtsopvatting laat het dictum van het bestreden arrest evenwel onverlet indien in de beschikking inderdaad sprake is van een kennelijke beoordelingsfout.

cf. punten 144-146