1. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Onderscheid tussen ondernemingen ter zake van lasten – Uitsluiting – Voorwaarde – Onderscheid inherent aan betrokken lastenstelsel – Bewijslast rustend op betrokken lidstaat
(Art. 87, lid 1, EG)
2. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Vrijstelling verleend in kader van heffingregeling die niet dient om belastinginkomsten te genereren – Geen invloed op kwalificatie als steun
(Art. 87, lid 1, EG)
3. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang
(Art. 253 EG)
1. Daar het begrip staatssteun niet ziet op maatregelen waarmee tussen ondernemingen onderscheid wordt gemaakt ten aanzien van de lasten, wanneer dat onderscheid voortvloeit uit de aard en de opzet van het betrokken lastenstelsel, staat het aan de lidstaat die dit onderscheid heeft gemaakt, te bewijzen dat dit daadwerkelijk het geval is.
(cf. punten 42‑43)
2. Dat een overheidsmaatregel waardoor een categorie van ondernemingen aan een heffing wordt onderworpen, niet dient om belastinginkomsten te genereren, volstaat niet om de vrijstelling waarin is voorzien voor bepaalde ondernemingen, onmiddellijk van de kwalificatie steunmaatregel in de zin van artikel 87 EG uit te sluiten. Artikel 87, lid 1, maakt immers geen onderscheid naar de redenen of doeleinden van de maatregelen van de staten, doch ziet naar hun gevolgen.
(cf. punt 51)
3. De motiveringsplicht vormt een wezenlijk vormvoorschrift, dat moet worden onderscheiden van de vraag naar de gegrondheid van de motivering, welke de wettigheid ten gronde van de litigieuze handeling betreft. De door artikel 253 EG vereiste motivering moet beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking doen komen, zodat de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen.
(cf. punt 65)