62000B0041

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 30 april 2001. - British American Tobacco International (Holdings) BV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Beschikking 94/90 - Toegang tot documenten van de Commissie - Beroep tot nietigverklaring - Niet-ontvankelijkheid - Procesbelang. - Zaak T-41/00.

Jurisprudentie 2001 bladzijde II-01301


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Beroep tot nietigverklaring - Procesbelang - Beschikking van Commissie waarbij rechtspersoon toegang tot documenten wordt geweigerd - Beroep ingesteld door derde rechtspersoon - Niet-ontvankelijkheid

(Art. 230, vierde alinea, EG; besluit 94/90 van de Commissie)

Samenvatting


$$De ontvankelijkheid van het door een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep tot nietigverklaring hangt af van de voorwaarde, dat de verzoeker een procesbelang heeft. Bijgevolg is het beroep tot nietigverklaring, dat door een rechtspersoon is ingesteld tegen een door de Commissie tot een derde rechtspersoon gerichte beschikking waarbij laatstgenoemde de toegang tot documenten is geweigerd, niet-ontvankelijk.

( cf. punten 18, 22 )

Partijen


In zaak T-41/00,

British American Tobacco International (Holdings) BV, gevestigd te Amsterdam (Nederland), vertegenwoordigd door S. Crosby, solicitor,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door U. Wölker en X. Lewis als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een verzoek tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 20 januari 2000 houdende afwijzing van het verzoek van de vennootschap Rothmans of Pall Mall Ltd om toegang tot bepaalde notulen van het Accijnscomité,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: B. Vesterdorf, president, M. Vilaras en N. J. Forwood, rechters,

griffier: H. Jung,

de navolgende

Beschikking

Overwegingen van het arrest


Feiten en procesverloop

1 British American Tobacco International (Holdings) is een vennootschap naar Nederlands recht, die samen met haar dochtermaatschappijen een groep vormt, waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de productie, distributie en verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten (hierna: BAT-groep").

2 Sinds de fusie in 1999 van de BAT-groep en de Rothmans International-groep controleert verzoekster via drie verschillende dochtermaatschappijen een vennootschap naar Zwitsers recht Rothmans of Pall Mall Ltd" (hierna: RPM"), waarvan de activiteit bestaat in de belasting- en accijnsvrije distributie van producten van de BAT-groep in en buiten de Gemeenschap.

3 Bij brief van 9 september 1999 heeft RPM op basis van besluit 94/90/EGKS, EG, Euratom van de Commissie van 8 februari 1994 inzake de toegang tot documenten van de Commissie (PB L 46, blz. 58) de Commissie verzocht om toegang tot bepaalde notulen van het Accijnscomité (hierna: comité") om zich een beeld te kunnen vormen van de strekking van de vanaf 1 juli 1999 geldende nieuwe bepalingen voor de verkoop van belasting- en accijnsvrije producten in de Gemeenschap. Het verzoek betrof de notulen van de bijeenkomsten van dit comité vanaf 1 januari 1993 over de toepassing van een aantal bepalingen van richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76, blz. 1).

4 Bij brief van 12 oktober 1999 heeft een ambtenaar van het directoraat-generaal Belastingen en douane-unie" van de Commissie RPM namens de directeur-generaal ervan meegedeeld dat zij slechts toegang zou krijgen tot de uittreksels van de notulen van het comité betreffende de krachtens de artikelen 7 en 24 van richtlijn 92/12 vastgestelde maatregelen waarvoor het comité een advies als comitologie-comité" uitbrengt. Aangaande daarentegen de notulen betreffende de vaststelling van maatregelen krachtens de artikelen 8 tot en met 10, 27 en 28 van richtlijn 92/12, waarvoor het advies van dit comité niet uitdrukkelijk is voorgeschreven, werd haar toegang geweigerd, omdat de verspreiding van deze documenten afbreuk zou kunnen doen aan de bescherming van de vertrouwelijkheid waar de rechtspersonen die de informatie hadden verstrekt, om hadden verzocht.

5 Bij brief van 25 oktober 1999 heeft RPM een confirmatief verzoek bij de secretaris-generaal van de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 2, van besluit 94/90 ingediend, teneinde alsnog toegang te verkrijgen tot de notulen van het comité waarvoor dit was geweigerd.

6 Bij brief van 24 november 1999 heeft de secretaris-generaal van de Commissie RPM meegedeeld dat haar confirmatief verzoek zo snel mogelijk zou worden behandeld, maar dat meer dan één maand zou verlopen voordat zij antwoord zou ontvangen.

7 Daar de Commissie niet binnen de termijn van artikel 2, lid 4, van besluit 94/90 antwoordde, heeft verzoekster bij op 14 januari 2000 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift beroep ingesteld tegen de stilzwijgende afwijzing van het verzoek van RPM. Het beroep is ingeschreven onder nummer T-4/00.

8 Bij brief van 20 januari 2000 aan de raadsman van RPM heeft de secretaris-generaal van de Commissie haar meegedeeld dat hij had beslist de toegang tot de gevraagde notulen te weigeren, omdat de verspreiding ervan afbreuk zou doen aan de bescherming van de vertrouwelijkheid waar de rechtspersoon die de informatie had verstrekt, om had verzocht, alsook aan de bescherming van het belang van de instelling bij geheimhouding van haar beraadslagingen (hierna: bestreden beschikking").

9 Bij op 25 februari 2000 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft verzoekster het onderhavige beroep tegen deze beschikking ingesteld.

10 Bij beschikking van de president van de Eerste kamer van 20 maart 2000 is zaak T-4/00 wegens verzoeksters afstand van instantie doorgehaald in het register van het Gerecht.

Conclusies van partijen

11 Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

- de bestreden beschikking nietig te verklaren;

- de Commissie te verwijzen in de kosten.

12 De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

- het beroep niet-ontvankelijk te verklaren;

- subsidiair, het beroep ongegrond te verklaren;

- verzoekster te verwijzen in de kosten.

De ontvankelijkheid

13 Volgens artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht met inachtneming van het bepaalde in artikel 114, leden 3 en 4, van dat Reglement, in iedere stand van het geding ambtshalve middelen van niet-ontvankelijkheid die van openbare orde zijn, in behandeling nemen. Daartoe behoren volgens vaste rechtspraak ook de in artikel 230 EG omschreven ontvankelijkheidsvoorwaarden (beschikking Gerecht van 26 maart 1999, Biscuiterie-confiserie LOR en confiserie du Tech/Commissie, T-114/96, Jurispr. blz. II-913, punt 24 en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

14 In casu acht het Gerecht zich door de voorgelegde stukken en de in de schriftelijke procedure door partijen verstrekte uitleg voldoende voorgelicht om zonder mondelinge behandeling over de ontvankelijkheid van het onderhavige beroep te beslissen.

Argumenten van partijen

15 Zonder formeel een exceptie van niet-ontvankelijkheid op te werpen stelt de Commissie dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster geen adressaat is van de bestreden beschikking en evenmin individueel en rechtstreeks is geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG. Dienaangaande stelt zij dat verzoekster niet heeft deelgenomen aan de administratieve procedure voor de Commissie, dat zij RPM slechts indirect via tussengevoegde vennootschappen controleert en ten slotte dat zij geen rechtstreekse belangen heeft in de distributie van belasting- en accijnsvrije producten, aangezien RPM deze activiteit uitoefent.

16 De omstandigheden van de onderhavige zaak verschillen ook duidelijk van die welke aan het arrest van het Gerecht van 22 april 1999, Monsanto/Commissie (T-112/97, Jurispr. blz. II-1277), ten grondslag lagen. Uit dat arrest blijkt namelijk enerzijds dat de moedermaatschappij slechts individueel geraakt werd door de aan haar dochtermaatschappij gerichte handeling in zoverre zij er de enige eigenaar van was, en anderzijds dat zij direct geraakt werd omdat zij de uitvinder en promotor was van het in die handeling bedoelde product. Deze handeling had dus rechtstreekse gevolgen voor de situatie van deze maatschappij. Een beslissing waarbij een persoon de toegang tot documenten wordt geweigerd, brengt daarentegen geen wijziging in de rechtspositie van een andere persoon, ondanks de mogelijk tussen hen bestaande banden.

17 Volgens verzoekster zijn haar belangen in de belasting- en accijnsvrije distributie dezelfde als die van RPM, aangezien zij RPM volledig controleert en RPM haar activiteit slechts op basis van een taakverdeling binnen de BAT-groep uitoefent. Aldus bepaalt verzoekster en niet RPM het beleid inzake distributie van de producten van de groep. Bijgevolg is verzoekster als holding die RPM controleert, gekarakteriseerd ten opzichte van ieder ander (arrest Monsanto/Commissie, reeds aangehaald). Verzoeksters procesbelang wordt bovendien bevestigd door het feit dat de ontvankelijkheid van haar beroep in zaak T-4/00 niet werd betwist.

Beoordeling door het Gerecht

18 Volgens vaste rechtspraak hangt de ontvankelijkheid van een door een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep tot nietigverklaring af van de voorwaarde, dat de verzoeker een procesbelang heeft (arrest Hof van 31 maart 1977, Société pour l'exportation des sucres/Commissie, 88/76, Jurispr. blz. 709, punt 19; arrest Gerecht van 30 januari 1997, Corman/Commissie, T-117/95, Jurispr. blz. II-95, punt 83, en beschikking Gerecht van 29 april 1999, Unione provinciale degli agricoltori di Firenze e.a./Commissie, T-78/98, Jurispr. blz. II-1377, punt 30).

19 In casu moet worden vastgesteld dat de bestreden beschikking waarbij de Commissie op het verzoek van RPM heeft beslist en haar toegang tot de documenten heeft geweigerd, verzoeksters belangen niet aantast.

20 Deze beschikking doet namelijk geen afbreuk aan de eigen rechten van verzoekster, aangezien enerzijds zij niet zelf een verzoek om toegang tot de documenten heeft ingediend en anderzijds de mogelijkheid voor deze vennootschap om een dergelijk verzoek in te dienen niet wordt betwist. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat op grond van besluit 94/90 eenieder kan verzoeken om toegang tot ieder willekeurig niet gepubliceerd document van de Commissie zonder zijn verzoek te hoeven motiveren (arrest Gerecht van 17 juni 1998, Svenska Journalistförbundet/Raad, T-174/95, Jurispr. blz. II-2289, punt 65). Hieruit volgt met name dat het feit dat verzoekster de activiteit van accijnsvrije distributie van de producten van de BAT-groep slechts via haar dochtermaatschappij RPM uitoefent, geen beletsel voor haar is om bij de Commissie een verzoek om toegang tot de notulen van het Accijnscomité betreffende de toepassing van deze fiscale regeling in de Gemeenschap in te dienen.

21 Voorts kan verzoeksters situatie niet worden vergeleken met die van de onderneming die het beroep instelde dat aanleiding gaf tot het arrest Monsanto/Commissie (reeds aangehaald). De bestreden handeling in die zaak kwam neer op een voor de gehele Gemeenschap geldend verbod tot het in de handel brengen van een door deze onderneming uitgevonden product. De onderhavige beschikking daarentegen betreft slechts een weigering toegang te verlenen tot documenten die onder besluit 94/90 vallen, en al staat vast dat deze documenten de regeling inzake het accijnsrecht op tabaksproducten in de Gemeenschap betreffen, heeft de beschikking op zichzelf geen enkel gevolg voor het in de handel brengen van deze producten.

22 Verzoekster heeft derhalve geen belang bij het verzoeken om nietigverklaring van een tot een derde rechtspersoon gerichte beschikking waarbij laatstgenoemde de toegang tot documenten is geweigerd.

23 Het argument dat het Gerecht niet aan de ontvankelijkheid van verzoeksters beroep in zaak T-4/00 heeft getornd, is irrelevant daar het niet van invloed kan zijn op de ontvankelijkheid van het onderhavige beroep. Bovendien behoefde op de ontvankelijkheid van het beroep in voormelde zaak niet te worden beslist wegens verzoeksters afstand van instantie en de daaraanvolgende doorhaling van die zaak.

24 Bijgevolg moet het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard zonder dat verzoeksters procesbevoegdheid hoeft te worden onderzocht.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

25 Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten te worden verwezen.

Dictum


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer)

beschikt:

1) Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2) Verzoekster wordt verwezen in de kosten.