1. Steunmaatregelen van de staten – Beschikking van Commissie – Beoordeling van wettigheid aan hand van gegevens die beschikbaar waren op tijdstip van vaststelling van beschikking
2. Steunmaatregelen van de staten – Administratieve procedure – Verplichtingen van Commissie – Zorgvuldig en onpartijdig onderzoek
(Art. 88 EG)
3. Steunmaatregelen van de staten – Administratieve procedure – Bepaling van omvang van terug te vorderen steun
(Art. 88 EG)
4. Steunmaatregelen van de staten – Begrip
(Art. 87 EG en 88, lid 2, EG)
5. Steunmaatregelen van de staten – Administratieve procedure – Verplichtingen van Commissie – Zorgvuldig en onpartijdig onderzoek
(Art. 88, lid 2, EG)
6. Steunmaatregelen van de staten – Administratieve procedure – Mogelijkheid voor Commissie om beschikking te baseren op beschikbare informatie – Voorwaarde
(Art. 88, lid 2, EG; verordening nr. 659/1999 van de Raad)
1. De wettigheid van een steunbeschikking moet worden beoordeeld aan de hand van de gegevens waarover de Commissie kon beschikken op het ogenblik waarop zij deze beschikking heeft vastgesteld. Ter bestrijding van die wettigheid mogen bij het Gerecht bijgevolg geen feitelijke argumenten worden ingeroepen die de Commissie niet bekend waren en die tijdens de door haar gevoerde onderzoeksprocedure niet zijn meegedeeld. Hieruit volgt echter niet dat bewijsstukken die door de begunstigde van een steunmaatregel in het kader van een beroep tot nietigverklaring zijn overgelegd, niet mogen worden betrokken bij de beoordeling van de wettigheid van de beschikking van de Commissie als deze bewijsstukken tijdens de onderzoeksprocedure rechtsgeldig aan de Commissie zijn meegedeeld, maar de Commissie de stukken zonder goede gronden heeft uitgesloten.
(cf. punten 45‑46)
2. Hoewel geen enkele bepaling van de door artikel 88 EG geregelde procedure van controle van staatssteun de steunontvanger, in vergelijking met andere belanghebbenden, een bijzondere rol toekent en deze niet de status van partij bij de procedure heeft, kan de Commissie, gelet op haar verplichting het dossier zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken, in sommige gevallen gehouden zijn om rekening te houden met de opmerkingen van de steunontvanger die zijn ingediend na het verstrijken van de in het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure hiertoe aan de belanghebbenden gestelde termijn.
Dit is het geval wanneer de steunontvanger over een voor hem belangrijk punt, dat omstreden is en moeilijk op te helderen is vanwege het verstrijken van de tijd sinds de feiten, namelijk de waarde van het voordeel dat hem is toegekend, inlichtingen verstrekt naar aanleiding van een vergadering tussen de betrokken lidstaat en de Commissie waaraan zijn vertegenwoordigers hebben deelgenomen en tijdens welke de Commissie, in het belang van de procedure, de overlegging van aanvullende inlichtingen binnen een nieuwe door haar gestelde termijn heeft toegestaan.
(cf. punten 54‑63)
3. De terugvordering van onwettige steun heeft niet tot doel om een sanctie op te leggen waarin het gemeenschapsrecht niet voorziet, maar de steunontvanger het voordeel te ontnemen dat hij op de markt ten opzichte van zijn concurrenten genoot en de toestand van vóór de betrokken steunverlening te herstellen. Daarom kan de Commissie noch uit clementie voor de steunontvanger de terugvordering van een lager bedrag dan de omvang van de genoten steun gelasten, noch, teneinde haar afkeuring van de ernst van de inbreuk te tonen, de terugvordering van een hoger bedrag dan de omvang van de genoten steun. Het staat dus aan haar om deze omvang zo precies mogelijk vast te stellen als de omstandigheden van het geval toestaan. Hoewel bij het onderzoek van de wettigheid van de beschikking van de Commissie rekening kan worden gehouden met het feit dat als gevolg van bijzondere omstandigheden de precieze omvang van de steun slechts bij benadering kon worden geschat, neemt dit niet weg dat de beoordeling van de steun een afweging van feiten is, die de gemeenschapsrechter volledig moet toetsen, en dat de toelaatbaarheid van een dergelijke beoordeling bij benadering nog niet betekent dat de Commissie een beoordelingsmarge heeft bij de bepaling van de omvang van de steun waarvan zij de terugvordering gelast.
(cf. punten 94‑96)
4. Bij de bepaling van de omvang van steun in de vorm van de verkoop van een terrein tegen een beweerde voorkeursprijs houdt de toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder in een marktgestuurde economie in dat de prijs wordt geschat die het terrein destijds zou hebben opgeleverd als het onder normale marktvoorwaarden zou zijn verkocht. Tijdens het onderzoek op grond van artikel 88, lid 2, EG is de Commissie verplicht de waarde van het goed op de betrouwbaarste wijze te berekenen. Aan deze verplichting wordt niet voldaan als een beroep wordt gedaan op een taxatie van de in het verleden gedragen kosten voor de aanschaf en het bouwrijp maken van het litigieuze terrein voor de verkoper, in het onderhavige geval de betrokken autoriteiten, in plaats van een directe en onafhankelijke taxatie van de marktwaarde van het terrein ten tijde van het sluiten van de overdrachtovereenkomst. De marktprijs van een terrein wordt immers niet noodzakelijk bepaald door de kosten die de verkoper heeft gemaakt, aangezien meerdere factoren, zoals het spel van vraag en aanbod op het tijdstip van de verkoop, de prijs kunnen bepalen.
(cf. punten 106‑108)
5. De Commissie verzuimt de verplichting die in het kader van de in artikel 88, lid 2, EG geregelde formele onderzoeksprocedure inzake staatssteun op haar rust om tijdens haar onderzoek zorgvuldig en onpartijdig alle gegevens van het geval te onderzoeken teneinde volledig op de hoogte te zijn van alle gegevens van de zaak, wanneer zij, hoewel haar is meegedeeld dat de waardering van de omvang van de steun op grond van de door haar gehanteerde berekeningsmethode in tegenspraak is met een reeks andere waarderingen op grond van andere methoden, niet de nodige maatregelen neemt om de onzekerheid over haar eigen waardering weg te nemen.
(cf. punten 135‑136)
6. Op het gebied van staatssteun is de Commissie op grond van de in de rechtspraak ontwikkelde en in verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel [88 EG] neergelegde beginselen, gerechtigd om bij ontbreken van door de betrokkenen meegedeelde andersluidende informatie, zich te baseren op de in het besluit tot inleiding van de procedure weergegeven – eventueel zelfs onjuiste – feiten waarover zij beschikt ten tijde van de vaststelling van de eindbeschikking, voor zover de Commissie de lidstaat heeft gelast de nodige informatie te verstrekken met betrekking tot die feitelijke gegevens.
Indien de Commissie daarentegen de lidstaat niet gelast om haar informatie te verstrekken betreffende de feiten die zij in aanmerking wenst te nemen, kan zij eventuele feitelijke vergissingen later niet rechtvaardigen met de stelling dat zij bij de vaststelling van de beschikking waarmee de formele onderzoeksprocedure wordt afgesloten, het recht had alleen de haar destijds ter beschikking staande informatie in aanmerking te nemen.
Wanneer de Commissie bijgevolg een beschikking op de beschikbare informatie betreffende bepaalde feitelijke gegevens baseert, zonder daarbij de in de rechtspraak erkende en in verordening nr. 659/1999 neergelegde procedurevoorschriften na te leven, kan het Gerecht onderzoeken of de inaanmerkingneming van die feitelijke elementen aanleiding kon geven tot een beoordelingsfout die de onwettigheid van de bestreden beschikking teweegbrengt.
Het recht van de Commissie om haar beschikking te baseren op de beschikbare informatie veronderstelt echter dat de informatie waarover zij beschikt betrouwbaar is, wat niet het geval is wanneer zij in tegenspraak is met de inlichtingen die bijvoorbeeld door de steunontvanger te harer kennis zijn gebracht.
Het gebrek aan medewerking van een lidstaat leidt er niet toe dat de Commissie aan iedere toetsing door de gemeenschapsrechter ontsnapt. De Commissie moet alle haar ter beschikking staande bevoegdheden gebruiken om, waar mogelijk, de betrokken informatie te achterhalen en zorgvuldig handelen. Aangezien een bevel tot terugvordering van als onwettig gekwalificeerde steun gevolgen heeft voor een derde, moet de Commissie alle haar ter beschikking staande bevoegdheden gebruiken om te voorkomen dat het gebrek aan medewerking van de lidstaat negatieve en ongerechtvaardigde gevolgen heeft voor deze derde.
(cf. punten 146‑149)