62000J0364

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 mei 2002. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk der Nederlanden. - Niet-nakoming - Richtlijn 97/70/EG - Niet-omzetting binnen gestelde termijn. - Zaak C-364/00.

Jurisprudentie 2002 bladzijde I-04177


Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Beroep wegens niet-nakoming - Onderzoek van gegrondheid door Hof - In aanmerking te nemen situatie - Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn

(Art. 226 EG)

2. Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging op basis van nationale praktijken of situaties, waaronder technische moeilijkheden - Ontoelaatbaarheid

(Art. 226 EG)

Partijen


In zaak C-364/00,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door T. van Rijn als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door J. van Bakel als gemachtigde,

verweerder,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat het Koninkrijk der Nederlanden, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen die nodig zijn ter omzetting van richtlijn 97/70/EG van de Raad van 11 december 1997 betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt (PB 1998, L 34, blz 1), de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: S. von Bahr (rapporteur), kamerpresident, D. A. O. Edward en A. La Pergola, rechters,

advocaat-generaal: S. Alber,

griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 januari 2002,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 3 oktober 2000 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld, strekkende tot vaststelling dat het Koninkrijk der Nederlanden, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen die nodig zijn ter omzetting van richtlijn 97/70/EG van de Raad van 11 december 1997 betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt (PB 1998, L 34, blz 1), de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Artikel 12, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 97/70 bepaalt:

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1999 aan de richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis."

3 Na het Koninkrijk der Nederlanden in de gelegenheid te hebben gesteld om zijn opmerkingen kenbaar te maken, heeft de Commissie bij brief van 10 augustus 1999 een met redenen omkleed advies uitgebracht, waarin zij het verzocht de nodige maatregelen te nemen om binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan de nodige maatregelen te nemen om aan zijn verplichtingen uit hoofde van richtlijn 97/70 te voldoen.

4 Aangezien de Commissie geen bericht ontving dat de omzetting van richtlijn 97/70 haar beslag had gekregen, heeft zij onderhavig beroep ingesteld.

5 Onder verwijzing naar de verplichtingen die krachtens de artikelen 10 EG en 249, derde alinea, EG op de lidstaten rusten, betoogt de Commissie, dat het Koninkrijk der Nederlanden de nodige maatregelen had moeten nemen om binnen de gestelde termijn aan richtlijn 97/70 te voldoen.

6 Het Koninkrijk der Nederlanden deelt mede dat met het ontwerpbesluit tot omzetting van richtlijn 97/70 onlangs is ingestemd door de regeringen van Aruba en de Nederlandse Antillen, waaraan het voor instemming was gezonden, en dat het binnenkort aan de Rijksministerraad zal worden voorgelegd; de inwerkingtreding ervan wordt voorzien voor oktober 2001.

7 De Nederlandse regering wijst op de problemen die met de omzetting van de bepalingen van richtlijn 97/70 waren en zijn gemoeid. Die bepalingen bevatten dikwijls niet meer dan een verwijzing naar de bijlage van het protocol van Torremolinos van 2 april 1993, dat een wijziging inhoudt van het internationaal verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen van 2 april 1977. De vertaling van de gehele tekst van het verdrag, waarvan geen officiële versie bestond, heeft zeer veel tijd gekost. Bovendien waren de bepalingen van het protocol van Torremolinos niet erg duidelijk, wat de omzetting bijzonder heeft bemoeilijkt.

8 Volgens vaste rechtspraak moet het bestaan van een niet-nakoming worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en kan het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening houden (zie, onder meer, arrest van 15 maart 2001, Commissie/Frankrijk, C-147/00, Jurispr. blz. I-2387, punt 26).

9 In casu staat vast dat het Koninkrijk der Nederlanden niet de nodige maatregelen heeft genomen om binnen de daartoe gestelde termijn gevolg te geven aan het met redenen omkleed advies.

10 Overigens volgt uit de rechtspraak van het Hof dat nationale praktijken of situaties van een lidstaat geen rechtvaardiging kunnen opleveren voor de niet-nakoming van uit het gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen en termijnen en evenmin voor een te late of onvolledige omzetting van een richtlijn (zie, onder meer, arrest van 27 februari 2002, Commissie/België, C-140/01, Jurispr. blz. I-2105, punt 16). Ook is het, zoals het Hof heeft uitgemaakt, niet van belang of de niet-nakoming door een lidstaat voortvloeit uit technische moeilijkheden die hij zou hebben ondervonden (zie, onder meer, arrest van 10 mei 2001, Commissie/Nederland, C-152/98, Jurispr. blz. I-3463, punt 41).

11 Het beroep van de Commissie is daarom gegrond.

12 Derhalve moet worden vastgesteld dat het Koninkrijk der Nederlanden, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen om te voldoen aan richtlijn 97/70, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

13 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien het Koninkrijk der Nederlanden in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen om te voldoen aan richtlijn 97/70/EG van de Raad van 11 december 1997 betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt, is het Koninkrijk der Nederlanden de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Het Koninkrijk der Nederlanden wordt verwezen in de kosten.