Zaak C-339/00
Ierland
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen
«EOGFL – Goedkeuring van rekeningen – Begrotingsjaren 1997 en 1998 – Steun voor bebossing van landbouwgrond – Artikel 2, leden 1, sub c, en 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 2080/92 – Begrip privaatrechtelijke rechtspersoon – Vertrouwensbeginsel – Verplichting tot loyale samenwerking»
|
Conclusie van advocaat-generaal A. Tizzano van 6 februari 2003 |
|
I - 0000 |
|
|
|
|
|
|
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 16 oktober 2003 |
|
I - 0000 |
|
|
|
|
|
Samenvatting van het arrest
- 1..
- Landbouw – EOGFL – Goedkeuring van rekeningen – Verordeningen nrs. 729/70 en 1258/99 – Werkingssfeer in tijd – Beschikking van Commissie houdende weigering om bepaalde uitgaven ten laste te nemen, vastgesteld op grond van inmiddels ingetrokken
verordening – Wettigheid ondanks ontbreken van overgangsbepalingen
(Verordeningen van de Raad nr. 729/70 en nr. 1258/99, art. 16, lid 1, en 20)
- 2..
- Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL – Steun ter compensatie van uit bebossing voortvloeiend verlies van inkomsten uit landbouw – Voordeel uitsluitend toegekend aan particulieren – Begrip privaatrechtelijke rechtspersoon – Vennootschap die volledig in handen van staat is en door deze wordt gecontroleerd – Daarvan uitgesloten
(Verordening nr. 2080/92 van de Raad, art. 2, lid 2, sub a en b)
- 3..
- Lidstaten – Verplichtingen – Verplichting tot loyale samenwerking met instellingen van Gemeenschap – Wederkerigheid
(Art. 10 EG)
- 4..
- Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL – Beginselen – Verplichting van Commissie, te weigeren onregelmatige uitgaven ten laste te nemen – Onregelmatigheden om billijkheidsredenen geduld of niet ontdekt tijdens voorgaande begrotingsjaren – Recht van ontvanger van steun, zich daarop te beroepen op grond van vertrouwensbeginsel – Geen
- 1.
Hoe betreurenswaardig het ook is dat er geen overgangsbepalingen zijn die het mogelijk maken de samenhang tussen de verordeningen
nrs. 729/70 en 1258/1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid duidelijk te begrijpen en aldus
een juist begrip van de betrokken regeling te waarborgen, de in artikel 16, lid 1, van de tweede verordening verrichte intrekking
van de eerste van deze verordeningen heeft niet afgedaan aan de verplichting van de Commissie om te controleren dat de uitgaven
die de lidstaten tot 31 december 1999 ─ de laatste dag vooraleer de tweede verordening voor het eerst op genoemde uitgaven
is toegepast ─ op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben verricht, met de communautaire regels in overeenstemming
zijn. Artikel 16, lid 1, van verordening nr. 1258/1999, gelezen in samenhang met artikel 20 van dezelfde verordening, heeft
immers niet tot doel de toepassing van de regels met betrekking tot de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
te onderbreken, en daardoor een juridisch vacuüm te scheppen en het nuttig effect van de verordeningen nrs. 729/70 en 1258/1999
aan te tasten, maar alle betrokken bepalingen duidelijkheidshalve opnieuw te formuleren. Beschikking 2000/449 van de Commissie houdende weigering van communautaire financiering voor bepaalde uitgaven van de lidstaten
in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling
Garantie, is derhalve, in zoverre daarin met betrekking tot de begrotingsjaren 1997 en 1998 uitgaven van Ierland in het kader van
steun voor bebossing van communautaire financiering worden uitgesloten, rechtsgeldig vastgesteld op basis van verordening
nr. 729/70. cf. punten 35-39
- 2.
De uitdrukking
elke andere natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon in artikel 2, lid 2, sub b, van verordening nr. 2080/92 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen
in de landbouw, welke betrekking heeft op steun ter compensatie van verlies van inkomsten uit landbouw als gevolg van bebossing,
ziet uitsluitend op particulieren, in tegenstelling tot de uitdrukking
alle natuurlijke of rechtspersonen die in hetzelfde lid sub a wordt gebruikt en betrekking heeft op steun ter dekking van de kosten van bebossing en onderhoud
van beboste gronden, die zowel particulieren als niet-particulieren omvat, zoals rechtspersonen die in handen van de staat
zijn en door deze worden gecontroleerd. Daaruit volgt dat rechtspersonen die in handen van de staat zijn en door deze worden
gecontroleerd, voor steun ter compensatie van de kosten in verband met de bebossing en het onderhoud van bossen in aanmerking
komen op dezelfde grond als iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, maar dat zij daarentegen niet in aanmerking komen
voor steun ter compensatie van het verlies van inkomsten uit landbouw. In dit verband is een vennootschap als Coillte Teoranta (Forestry Board), die volledig in handen van de Ierse staat is, geen
privaatrechtelijke rechtspersoon in de zin van artikel 2, lid 2, sub b, van genoemde verordening. Noch de verplichting van
deze vennootschap, haar zaken op commerciële wijze te beheren, noch het feit dat de staat in de praktijk zich niet in haar
beheer mengt, doet immers af aan de vaststelling dat zij volledig in handen van de staat is en door deze wordt gecontroleerd
en dat de staat zich dus daarin kan mengen. Derhalve komt een dergelijk orgaan als overheidsbedrijf niet in aanmerking voor
de in deze bepaling voorziene steun ter compensatie van inkomensverlies als gevolg van bebossing. cf. punten 59-61, 63
- 3.
De verplichting tot loyale samenwerking die krachtens artikel 10 EG de betrekkingen tussen de lidstaten en de instellingen
beheerst, verplicht de lidstaten alle dienstige maatregelen te nemen om de draagwijdte en de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht
te waarborgen, en verlangt dat de gemeenschapsinstellingen en de lidstaten over en weer loyaal samenwerken. cf. punt 71
- 4.
Het feit dat de Commissie de vóór een bepaalde datum door een lidstaat aan een bepaalde onderneming in het kader van het Europees
Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) toegekende steun niet ter discussie heeft gesteld, kan bij deze lidstaat
niet de verwachting wekken dat dergelijke steun in de toekomst nooit ter discussie zal worden gesteld. Aangezien het zo is
dat, wanneer de Commissie onregelmatigheden om billijkheidsredenen heeft geduld, dit de betrokken lidstaat niet het recht
geeft om op grond van het rechtszekerheids- of het vertrouwensbeginsel te verlangen dat de Commissie hetzelfde doet ten aanzien
van eventuele onregelmatigheden in het volgende begrotingsjaar, moet dit immers eens te meer het geval zijn wanneer de Commissie
het soort onregelmatigheden dat aan de orde is, tijdens voorgaande begrotingsjaren niet heeft ontdekt. cf. punt 81