«Verordening (EEG) nr. 1768/92 – Geneesmiddelen – Aanvullend beschermingscertificaat – Artikelen 15 en 19 – Geldigheid van artikel 19 – Begrip eerste vergunning voor in handel brengen in Gemeenschap – Rechtsgevolgen van niet-inachtneming van in artikel 19 genoemde referentiedatum»
|
I - 0000 | |||
|
I - 0000 | |||
(Verordening nr. 1768/92 van de Raad, art. 19)
(Verordening nr. 1768/92 van de Raad, art. 19)
(Verordening nr. 1768/92 van de Raad, art. 15 en 19)
ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)
11 december 2003 (1)
„Verordening (EEG) nr. 1768/92 – Geneesmiddelen – Aanvullend beschermingscertificaat – Artikelen 15 en 19 – Geldigheid van artikel 19 – Begrip eerste vergunning voor in handel brengen in Gemeenschap – Rechtsgevolgen van niet-inachtneming van in artikel 19 genoemde referentiedatum”
In zaak C-127/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesgerichtshof (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen Hässle ABen
ratiopharm GmbH, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 15 en 19 van verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PB L 182, blz. 1),wijstHET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van Hässle AB, ratiopharm GmbH, de Deense regering en de Commissie ter terechtzitting van 8 november 2001,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 februari 2002,
het navolgende
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
uitspraak doende op de door het Bundesgerichtshof bij beschikking van 1 februari 2000 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Skouris |
Gulmann |
Cunha Rodrigues |
Schintgen |
Macken |
|
De griffier |
De president |
R. Grass |
V. Skouris |