Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Mededinging - Administratieve procedure - Verificatiebevoegdheden van Commissie - Bijstand van nationale autoriteiten - Vaststelling van procedurevoorschriften door nationaal recht - Toezicht door nationale autoriteiten - Omvang - Inachtneming van algemeen beginsel dat bescherming tegen willekeurige of onevenredige ingrepen van openbaar gezag eist

(Verordening nr. 17 van de Raad, art. 14, lid 6)

2. Mededinging - Administratieve procedure - Verificatiebevoegdheden van Commissie - Bijstand van nationale autoriteiten - Verplichting van Commissie - Vermelding van voorwerp en doel van verificatie - Omvang

[EG-Verdrag, art. 5 (thans art. 10 EG); verordening nr.17 van de Raad, art. 14, lid 6]

Samenvatting

1. Krachtens het algemene beginsel van gemeenschapsrecht dat bescherming tegen willekeurige of onevenredige ingrepen van het openbaar gezag in de privé-sfeer van een natuurlijke of rechtspersoon gebiedt, dient een nationale rechter die krachtens het nationale recht bevoegd is toestemming te verlenen voor huiszoeking en beslaglegging in lokalen van ondernemingen die van inbreuken op de mededingingsregels worden verdacht, te onderzoeken of de dwangmaatregelen waarom wordt gevraagd in aansluiting op een door de Commissie krachtens artikel 14, lid 6, van verordening nr. 17 ingediend verzoek om bijstand, niet willekeurig zijn of onevenredig in verhouding tot het voorwerp van de bevolen verificatie. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van nationaal recht ter zake van de tenuitvoerlegging van dwangmaatregelen, verzet het gemeenschapsrecht zich ertegen dat het door deze nationale rechter uitgeoefende toezicht op de gegrondheid van deze maatregelen verder gaat dan hetgeen aldus door het hierboven genoemde algemene beginsel wordt vereist.

( cf. punt 99, dictum 1 )

2. Het gemeenschapsrecht verplicht de Commissie, ervoor te zorgen dat de nationale rechter die krachtens het nationale recht bevoegd is om toestemming te verlenen voor huiszoekingen en beslagleggingen in lokalen van ondernemingen die van inbreuken op de mededingingsregels worden verdacht, over alle gegevens beschikt die nodig zijn om het toezicht waarmee hij is belast, uit te oefenen. Daartoe dienen de door de Commissie te verstrekken gegevens in beginsel te bevatten:

- een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de vermoedelijke inbreuk, en wel op zijn minst een beschrijving van de veronderstelde betrokken markt en van de aard van de vermoedelijke mededingingsbeperkingen;

- een uiteenzetting van de wijze waarop de onderneming waartegen dwangmaatregelen worden gevraagd, wordt vermoed bij voornoemde inbreuk betrokken te zijn;

- een verklaring waaruit omstandig blijkt dat de Commissie beschikt over serieuze materiële elementen en aanwijzingen op grond waarvan zij de betrokken onderneming van een dergelijke inbreuk verdenkt;

- een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van hetgeen wordt onderzocht en van de elementen waarop de verificatie betrekking moet hebben, evenals een beschrijving van de aan de communautaire onderzoekers toegekende bevoegdheden, en,

- ingeval de Commissie de bijstand van de nationale autoriteiten bij wijze van voorzorgsmaatregel vraagt teneinde eventueel verzet van de betrokken onderneming te boven te komen, gegevens die genoemde nationale rechter in staat stellen zich ervan te vergewissen dat de vaststelling van inbreuken tot mislukken gedoemd zou zijn of aanzienlijk zou worden bemoeilijkt, wanneer niet bij wijze van voorzorgsmaatregel toestemming voor de dwangmaatregelen zou worden verleend.

De nationale rechter kan daarentegen niet de overlegging verlangen van de elementen en aanwijzingen in het dossier van de Commissie waarop de verdenkingen van laatstgenoemde zijn gebaseerd.

Wanneer genoemde rechter van oordeel is dat de door de Commissie verschafte gegevens niet aan bovenvermelde eisen voldoen, kan hij er niet, zonder artikel 14, lid 6, van verordening nr. 17 en artikel 5 van het Verdrag (thans artikel 10 EG) te schenden, mee volstaan het aan hem voorgelegde verzoek af te wijzen. In een dergelijk geval dient deze rechter de Commissie of de nationale autoriteit die zich op verzoek van deze laatste tot hem heeft gewend, op zo kort mogelijke termijn in kennis te stellen van de ondervonden moeilijkheden en in voorkomend geval de verduidelijkingen te vragen die hem in staat stellen het toezicht waarmee hij is belast, uit te oefenen. Pas wanneer hem deze eventuele verduidelijkingen zijn verschaft of wanneer de Commissie op zijn verzoek geen nuttig antwoord heeft verstrekt, mag de nationale rechter het verzoek om bijstand afwijzen indien, gelet op de gegevens waarover hij beschikt, niet kan worden geconcludeerd dat de beoogde dwangmaatregelen niet willekeurig zijn en evenredig zijn in verhouding tot het voorwerp van de verificatie.

De door de Commissie aan de nationale rechter te verstrekken gegevens kunnen zowel voortvloeien uit de verificatiebeschikking zelf als uit het krachtens artikel 14, lid 6, van verordening nr. 17 tot de nationale autoriteiten gerichte verzoek of uit een - zelfs mondeling geformuleerd - antwoord op een vraag van deze rechter.

( cf. punt 99, dictum 2-5 )