62000J0063

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 16 mei 2002. - Land Baden-Württemberg tegen Günther Schilling et Bezirksregierung Lüneburg tegen Hans-Otto Nehring. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesverwaltungsgericht - Duitsland. - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Verordening (EEG) nr. 3887/92 - Geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen - Toepassingsbepalingen - Steunaanvragen .dieren - Controle van dieren - Verlaging steunbedrag. - Zaak C-63/00.

Jurisprudentie 2002 bladzijde I-04483


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Landbouw - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde steunregelingen - Steunregeling dieren" - Verschil vastgesteld tussen aantal in steunaanvraag vermelde dieren en bij controle vastgesteld aantal - Verlaging van steunbedrag - Voorwaarden

(Verordening nr. 3887/92 van de Commissie, art. 10, lid 2, eerste alinea)

Samenvatting


$$Artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede zin, van verordening nr. 3887/92 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, moet aldus worden uitgelegd dat het steunbedrag per eenheid ook moet worden verlaagd wanneer de omstandigheid dat het aantal aangegeven dieren hoger is dan het aantal bij de controle geconstateerde dieren, niet het gevolg is van een onjuiste aangifte door de aanvrager, maar van het feit dat een aantal dieren niet aan de voorwaarden voor toekenning van de premie voldoet.

( cf. punt 42 en dictum )

Partijen


In zaak C-63/00,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen

Land Baden-Württemberg

en

Günther Schilling,

in tegenwoordigheid van

Oberbundesanwalt beim Bundesverwaltungsgericht,

en tussen

Bezirksregierung Lüneburg

en

Hans-Otto Nehring,

in tegenwoordigheid van

Oberbundesanwalt beim Bundesverwaltungsgericht,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 391, blz. 36),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: F. Macken (rapporteur), kamerpresident, C. Gulmann, R. Schintgen, V. Skouris en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

advocaat-generaal: P. Léger,

griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- H.-O. Nehring, vertegenwoordigd door F. Schulze, Rechtsanwalt,

- Land Baden-Württemberg, vertegenwoordigd door de heer Koch als gemachtigde,

- Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Braun en M. Niejahr als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van H.-O. Nehring, vertegenwoordigd door F. Schulze, en de Commissie, vertegenwoordigd door G. Braun en M. Niejahr ter terechtzitting van 5 juli 2001,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 27 september 2001,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 18 januari 2000, binnengekomen bij het Hof op 28 februari daaraanvolgend, heeft het Bundesverwaltungsgericht krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 391, blz. 36).

2 Deze vraag is gerezen in twee geschillen, het eerste tussen het Land Baden-Württemberg en G. Schilling, landbouwproducent, en het tweede tussen de Bezirksregierung Lüneburg en H.-O. Nehring, eveneens landbouwproducent, met betrekking tot de sancties die hun door de nationale autoriteiten zijn opgelegd krachtens artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening nr. 3887/92.

De gemeenschapsregeling

De steunregeling voor runderen

Verordening (EEG) nr. 805/68

3 Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 148, blz. 24), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2066/92 van de Raad van 30 juni 1992 (PB L 215, blz. 49), voorziet in de artikelen 4a tot en met 4i in de toekenning van verschillende premies, waaronder de bij artikel 4b van laatstgenoemde verordening ingestelde speciale premie voor mannelijke runderen.

De toepassingsbepalingen voor de steunregelingen

Verordening (EEG) nr. 3508/92

4 Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 (PB L 355, blz. 1) stelt een geïntegreerd beheers- en controlesysteem (hierna GBCS") in

voor bepaalde communautaire steunregelingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

5 Overeenkomstig artikel 1, lid 1, sub b, eerste gedachtestreepje, van verordening nr. 3508/92 is het GBCS in de sector van de dierlijke productie van toepassing op de regelingen inzake de premie voor producenten van rundvlees, ingesteld bij artikel 4a tot en met 4h van verordening nr. 805/68, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2066/92.

6 Artikel 6, lid 8, van verordening nr. 3508/92 bepaalt dat om in aanmerking te komen voor een van de in artikel 1, lid 1, sub b, bedoelde communautaire regelingen, elk bedrijfshoofd uiterlijk op de voor de betrokken regelingen voorgeschreven data een of meer steunaanvragen dieren" moet indienen.

Verordening nr. 3887/92

7 Verordening nr. 3887/92 geeft toepassingsbepalingen voor het bij verordening nr. 3508/92 ingestelde GBCS.

8 Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van verordening nr. 3887/92 moet de steunaanvraag dieren", onverminderd de eisen die in de sectoriële verordeningen worden gesteld ten aanzien van de steunaanvragen, alle nodige gegevens bevatten, en met name de identificatie van het bedrijfshoofd, het aantal en de soort dieren waarvoor steun wordt aangevraagd, in voorkomend geval de verbintenis van het bedrijfshoofd om deze dieren op zijn bedrijf te houden gedurende de periode die daarvoor is voorgeschreven en de plaats of plaatsen waar deze dieren gedurende deze periode zullen worden gehouden, alsmede een verklaring van de producent dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden voor toekenning van de betrokken steun.

9 Artikel 6 van verordening nr. 3887/92 bepaalt:

1. De administratieve controles en de controles ter plaatse worden uitgevoerd op zodanige wijze dat een doeltreffende verificatie van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van de steunbedragen en premies is gewaarborgd.

[...]

3. De controles ter plaatse betreffen ten minste een belangrijke steekproef uit de aanvragen. Deze steekproef moet bestaan uit ten minste:

- 10 % van de steunaanvragen ,dieren of van de deelnemingsverklaringen,

[...]

4. De aanvragen waarvoor controles ter plaatse worden verricht, worden door de bevoegde instantie met name aan de hand van een risicoanalyse en van een element inzake hun representativiteit voor de ingediende steunaanvragen bepaald.[...]

[...]"

10 Artikel 10, lid 2, van verordening nr. 3887/92 luidt als volgt:

Wanneer wordt vastgesteld dat het aantal in een steunaanvraag aangegeven dieren groter is dan het aantal bij de controle geconstateerde dieren, wordt het steunbedrag berekend op basis van het aantal geconstateerde dieren. Behoudens overmacht en na toepassing van lid 5 wordt het steunbedrag per eenheid echter verlaagd met:

a) betreffende een steunaanvraag voor maximaal 20 dieren

- het percentage dat overeenkomt met het vastgestelde verschil indien dit kleiner [dan] of gelijk is aan twee dieren,

- het dubbele [van het] percentage dat overeenkomt met het vastgestelde verschil indien dit [groter is dan twee en] kleiner [dan] of gelijk is aan vier dieren.

Er wordt geen steun toegekend wanneer het vastgestelde verschil meer dan vier dieren bedraagt.

b) in de andere gevallen:

- het percentage dat overeenkomt met het vastgestelde verschil wanneer dit laatste ten hoogste 5 % van het geconstateerde aantal bedraagt;

- 20 % wanneer het vastgestelde verschil meer dan 5 % en ten hoogste 10 % van het geconstateerde aantal bedraagt;

- 40 % wanneer het vastgestelde verschil meer dan 10 % en ten hoogste 20 % van het geconstateerde aantal bedraagt.

Er wordt geen steun toegekend wanneer het vastgestelde verschil meer dan 20 % van het geconstateerde aantal bedraagt.

De percentages onder a worden berekend op basis van de in de steunaanvraag aangegeven dieren, die onder b op basis van het geconstateerde aantal.

Is evenwel opzettelijk of door grove nalatigheid een onjuiste aangifte gedaan, dan wordt het betrokken bedrijfshoofd uitgesloten van toepassing van:

- de betrokken steunregeling voor het betrokken kalenderjaar en

- bij opzettelijk onjuiste aangiften dezelfde steunregeling voor het volgende kalenderjaar.

Indien de producent zijn verplichting om dieren aan te houden wegens overmacht niet heeft kunnen nakomen, blijft het recht op de premie gelden voor het aantal dieren dat er feitelijk voor in aanmerking kwam op het tijdstip waarop het betrokken geval van overmacht zich voordeed.

In geen geval worden premies toegekend voor een groter aantal dieren dan het in de steunaanvraag vermelde aantal.

Voor de toepassing van dit lid worden de dieren waarvoor een verschillende premie kan worden toegekend, afzonderlijk in aanmerking genomen."

De hoofdgedingen en de prejudiciële vraag

11 Twee gedingen liggen aan de onderhavige prejudiciële verwijzing ten grondslag. Het Land Baden-Württemberg en Schilling zijn partijen in het eerste geding, dat betrekking heeft op de door laatstgenoemde op 14 mei 1993 ingediende aanvraag voor de speciale premie voor mannelijke runderen voor vierentwintig, reeds in januari van dat jaar geslachte dieren, en voor vier, op 14 april 1993 naar Italië uitgevoerde stieren. De bevoegde autoriteit heeft dit verzoek met betrekking tot de vier stieren afgewezen omdat de premieaanvraag niet drie dagen voor het transport van de dieren was ingediend. Tevens heeft zij op basis van artikel 10, lid 2, van verordening nr. 3887/92 de voor de andere dieren toegekende premie met 40 % verminderd.

12 Het Verwaltungsgericht, waaraan de producent het geschil had voorgelegd, heeft geoordeeld dat de premie voor de geëxporteerde dieren terecht was geweigerd maar dat dit de verlaging van de premie voor de andere dieren niet gerechtvaardigde.

13 Tegen de uitspraak in eerste aanleg is hoger beroep ingesteld bij het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland), dat de uitspraak heeft bevestigd. Daarna is door het Land Baden-Württemberg beroep in Revision" ingesteld bij de verwijzende rechter.

14 Het tweede geding betreft de afwijzing door de Bezirksregierung Lüneburg van de aanvraag van Nehring voor de speciale premie voor mannelijke runderen voor vier dieren, op een tweetal gronden; in de eerste plaats waren drie dieren niet eerst geslacht twee weken na afgifte van de door de nationale regeling met betrekking tot premies voor runderen en geiten voorgeschreven deelnemingsverklaring, en in de tweede plaats had het vierde dier niet het minimumgeslachtgewicht bereikt.

15 De producent heeft tegen de afwijzende beslissing van de Bezirksregierung Lüneburg beroep ingesteld bij het Verwaltungsgericht Stade (Duitsland). In zijn vonnis van 14 december 1995 heeft deze rechterlijke instantie alleen de weigering met betrekking tot de vierde stier gegrond verklaard, aangezien de producent niet had bewezen dat op het moment van slachten het minimumgewicht was bereikt. Deze rechter heeft bovendien geoordeeld dat voornoemde beslissing geen grond kon vormen voor een verlaging van de premie voor de drie andere dieren krachtens artikel 10, lid 2, van verordening nr. 3887/92.

16 De Bezirksregierung Lüneburg heeft hoger beroep ingesteld bij het Niedersächsisches Oberverwaltungsgericht (Duitsland) en vervolgens, nadat dit hoger beroep op 11 februari 1999 was verworpen, beroep in Revision" ingesteld bij de verwijzende rechter.

17 Omdat de oplossing van de aan hem voorgelegde geschillen zijns inziens om uitlegging van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening nr. 3887/92 vroeg, heeft het Bundesverwaltungsgericht besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen:

Moet het steunbedrag overeenkomstig artikel 10, lid 2, tweede zin, ook worden verlaagd, wanneer het in de eerste zin bedoelde verschil tussen het aantal aangegeven dieren en het aantal bij de controle geconstateerde dieren niet het gevolg is van een onjuiste aangifte door de aanvrager, maar van het feit dat een aantal dieren volgens de bevoegde instantie niet aan de voorwaarden voor toekenning van de premie voldoet?"

De prejudiciële vraag

18 Met deze vraag wil de verwijzende rechter in wezen vernemen of artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening nr. 3887/92 aldus moet worden uitgelegd dat het steunbedrag per eenheid ook moet worden verlaagd wanneer de omstandigheid dat het aantal aangegeven dieren hoger is dan het aantal bij de controle geconstateerde dieren, niet het gevolg is van een onjuiste aangifte door de aanvrager, maar van het feit dat een aantal dieren niet aan de voorwaarden voor toekenning van de premie voldoet.

19 Nehring stelt dat artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening nr. 387/92 slechts een sanctie geeft voor het geval bij de controle zou worden vastgesteld dat de landbouwproducent een onjuist gegeven heeft verschaft. Deze bepalingen geven dus sancties voor het geval tijdens een controle zou worden vastgesteld dat het in de steunaanvraag aangegeven aantal dieren hoger is dan het feitelijk geconstateerde aantal dieren. Alleen deze uitlegging van genoemde bepaling is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

20 Het Land Baden-Württemberg is van mening dat het steunbedrag overeenkomstig artikel 10, lid 2, eerste alinea, tweede volzin, van verordening nr. 3887/92 zelfs moet worden verlaagd wanneer het verschil tussen het aantal aangegeven en het aantal bij de controle geconstateerde dieren niet het gevolg is van een onjuiste aangifte door de aanvrager, maar van het feit dat de bevoegde autoriteit van mening is dat een aantal dieren niet voor de steunregeling in aanmerking komt. De uitlegging van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van genoemde verordening zoals de aanvragers van de steun in het hoofdgeding die voorstaan, is in strijd met het doel van deze verordening, die ertoe strekt een doeltreffende tenuitvoerlegging van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid mogelijk te maken en onregelmatigheden en fraude te voorkomen of te bestraffen.

21 Het Land Baden-Württemberg voegt daaraan toe dat de aanvrager bij de opstelling van zijn aanvragen zeer zorgvuldig te werk dient te gaan, aangezien het om collectieve procedures gaat waarbij controles slechts steekproefsgewijs kunnen worden uitgevoerd. Iedere onregelmatigheid moet de aanvrager worden toegerekend, waarbij de autoriteiten uitsluitend in aanmerking dienen te nemen dat als gevolg van zijn aangifte het aangegeven aantal dieren groter is dan het aantal dat volgens hen voor de steunregeling in aanmerking komt.

22 Volgens de Commissie dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord. Administratieve beschikkingen met betrekking tot de toekenning van communautaire steun zijn collectieve beschikkingen, zodat de in de steunaanvraag opgenomen lijst van dieren niet mag worden beschouwd als loutere informatie die de aanvrager ter beschikking stelt van de bevoegde autoriteiten, die naderhand de diverse onderdelen van iedere aanvraag nauwgezet moeten controleren en corrigeren. Het bij verordening nr. 3887/92 ingevoerde systeem gaat uit van de medewerking en medeverantwoordelijkheid van de aanvrager, die bij de indiening van zijn aanvraag aangeeft dat deze aan de voorwaarden voor toekenning van de premie voldoet. De Commissie merkt op dat de door de betrokken landbouwproducenten in de hoofdzaak voorgestelde uitlegging van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van genoemde verordening tot gevolg zou kunnen hebben dat aanvragers van steun in de verleiding worden gebracht aangiften te doen die weliswaar in overeenstemming met de waarheid zijn, maar onjuist met betrekking tot de voorwaarden om voor steunregelingen in aanmerking te komen.

23 Allereerst zij eraan herinnerd dat op het moment waarop de feiten in de hoofdzaak zich voordeden, artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste zin, van verordening nr. 3887/92 bepaalde dat wanneer is vastgesteld dat het aantal in een steunaanvraag aangegeven dieren groter is dan het aantal bij de controle geconstateerde dieren, het steunbedrag wordt berekend op basis van het aantal geconstateerde dieren. Het steunbedrag per eenheid moest dus verlaagd worden met een percentage dat afhing van de hoogte van het verschil tussen het aantal in de aanvraag aangegeven dieren en het aantal geconstateerde dieren.

24 Omdat aan de hand van de bewoordingen van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste volzin, van verordening nr. 3887/92 moeilijk is te bepalen of met bij de controle geconstateerde dieren" de bij de controle getelde dieren worden bedoeld dan wel de dieren waarvan de autoriteiten bij die controle hebben vastgesteld dat zij voor de communautaire steunregeling in aanmerking komen, dient deze bepaling in het licht van de doelstellingen van genoemde verordening worden onderzocht. Aangezien zij voor verschillende uitleggingen vatbaar is, dient daarbij de voorkeur te worden gegeven aan de uitlegging die de nuttige werking ervan verzekert (zie onder meer arresten van 24 februari 2000, Commissie/Frankrijk, C-434/97, Jurispr. blz. I-1129, punt 21, en 4 oktober 2001, Italië/Commissie, C-403/99, Jurispr. blz. I-6883, punt 28).

25 De doelstellingen van verordening nr. 3887/92 zijn volgens de eerste, de zevende en de negende overweging van haar considerans, respectievelijk het mogelijk maken van een doeltreffende tenuitvoerlegging van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het op doeltreffende wijze controleren of de bepalingen inzake communautaire steunverlening worden nageleefd en het vaststellen van bepalingen voor een doeltreffende preventie en bestraffing van onregelmatigheden en fraude.

26 Gelet op de bijzonderheden van de verschillende steunregelingen hebben de communautaire instellingen in sancties voorzien waarvan de zwaarte verschilt naar gelang de ernst van de onregelmatigheid. Artikel 10, lid 2, van verordening nr. 3887/92 voorziet met betrekking tot de steunregeling dieren" in sancties die variëren van de verlaging van het steunbedrag per eenheid tot de totale uitsluiting van de steunregeling voor het betrokken en het volgende kalenderjaar.

27 Artikel 10, lid 2, van verordening nr. 3887/92 strekt er dus toe, op doeltreffende en afschrikkende wijze niet alleen frauduleuze of zeer onzorgvuldige aangiften te bestraffen, maar iedere onregelmatigheid waaraan een ondernemer zich bij zijn steunaanvraag schuldig maakt.

28 Nehring merkt op dat het steunbedrag waarop hij recht heeft, krachtens artikel 10, lid 2, eerste alinea, tweede volzin, van verordening nr. 3887/92 slechts kan worden verlaagd wanneer het aantal dieren dat hij in zijn aanvraag heeft aangegeven, afwijkt van het aantal dieren dat bij de controle door de bevoegde autoriteiten is geconstateerd, dat wil zeggen geteld.

29 In dit verband zij opgemerkt dat deze uitlegging indruist zowel tegen de bewoordingen van de bepalingen van verordening nr. 3887/92 betreffende de steunaanvragen door landbouwproducenten als tegen de doelstellingen van de communautaire verordeningen met betrekking tot het GBCS, te weten de verordeningen nrs. 3508/92 en 3887/92.

30 Uit artikel 5, lid 1, van verordening nr. 3887/92 volgt immers dat tot de gegevens die een door een landbouwproducent ingediende steunaanvraag dieren" moet bevatten, diens verklaring behoort dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden voor toekenning van de betrokken steun.

31 Artikel 6, lid 1, van verordening nr. 3887/92 bepaalt bovendien dat de twee daarin genoemde vormen van controle, te weten de administratieve controles en de controle ter plaatse, op zodanige wijze worden uitgevoerd dat een doeltreffende verificatie van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van de steunbedragen en premies is gewaarborgd.

32 Daaruit volgt dat onder het aantal bij de controle geconstateerde dieren" in de zin van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste volzin, van verordening nr. 3887/92 moet worden verstaan het aantal dieren waarvan de bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat zij voor de steunregeling in aanmerking komen omdat zij voldoen aan de voorwaarden voor toekenning van steun.

33 Bij de indiening van een steunaanvraag dieren" is een landbouwproducent verplicht de dieren aan te geven die voldoen aan de verschillende voorwaarden van de relevante communautaire regeling voor de toekenning van de betrokken steun.

34 Het bij de verordeningen nrs. 3508/92 en 3887/92 ingevoerde GBCS beoogt immers de beheers- en controleactiviteiten doeltreffender te maken. Een doeltreffende procedure veronderstelt dat de gegevens die een steunaanvrager moet verstrekken, van meet af aan volledig en juist zijn zodat hij een juiste aanvraag om compensatiebedragen kan indienen en sancties kan vermijden (zie in deze zin arrest van 14 september 2000, Fisher, C-369/98, Jurispr. blz. I-6751, punten 27 en 28).

35 Eveneens dient vastgesteld te worden dat de uitlegging die de steunaanvragers in de hoofdzaak aan artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening nr. 3887/92 trachten te geven, rechtstreeks zou indruisen tegen het doel daarvan en het door de communautaire instellingen in het kader van het GBCS ingevoerde sanctiestelsel.

36 Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, zou een dergelijke uitlegging tot gevolg hebben dat een steunaanvrager in de verleiding kan worden gebracht aangiften te doen die juist zijn wat betreft het aantal aangegeven dieren, maar onjuist met betrekking tot de voorwaarden om voor de steunregeling in aanmerking te komen, aangezien hem alleen het steunbedrag voor de dieren die niet in aanmerking komen, zou worden geweigerd. Een dergelijke uitlegging zou een doeltreffend beheer van de communautaire steunregelingen onmogelijk maken.

37 Overigens volgt uit de bepalingen van de verordeningen nrs. 3508/92 en 3887/92 dat de nationale autoriteiten niet verplicht en vooral niet in staat zijn om het waarheidsgehalte van alle aangiften in de bij hun ingediende steunaanvragen te controleren. Wat met name de in artikel 6, lid 3, van verordening nr. 3887/92 voorziene controles ter plaatse betreft, hierbij gaat het weliswaar om een omvangrijke steekproef uit de aanvragen, maar deze steekproef kan slechts uit 10 % van de door de ondernemers ingediende steunaanvragen dieren" bestaan. Daaruit volgt noodzakelijkerwijze dat in het kader van het GBCS de ondernemers, die overeenkomstig artikel 5, lid 1, van genoemde verordening verklaren dat zij kennis hebben genomen van de voorwaarden voor toekenning van de betrokken steun, steunaanvragen moeten indienen voor dieren die aan genoemde voorwaarden voldoen. Artikel 10, lid 2, eerste alinea, tweede volzin, van deze verordening wil de aanvragers straffen die deze verplichting niet nakomen, ook wanneer zij niet nalatig zijn geweest of niet de bedoeling hebben gehad bedrog te plegen.

38 Het argument van Nehring dat een dergelijke uitlegging van artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening nr. 3887/92 niet in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, dient te worden verworpen.

39 Ten eerste hebben de gemeenschapsinstellingen immers een ruime beoordelingsbevoegdheid op landbouwgebied en ten tweede voorziet verordening nr. 3887/92 in sancties waarvan de waarde verschilt naar gelang de ernst en de omvang van de onregelmatigheid (zie in deze zin arrest van 17 juli 1997, National Farmers' Union e.a., C-354/95, Jurispr. blz. I-4559, punten 53 en 54).

40 In deze omstandigheden kan het niet als ongerechtvaardigd of onevenredig worden aangemerkt, wanneer aan een landbouwproducent die een vergissing begaat, zelfs wanneer hij dit te goeder trouw doet zonder bedrog te willen plegen, een afschrikkende en doeltreffende sanctie zoals voorzien in bedoelde bepaling wordt opgelegd (zie arrest National Farmers' Union e.a., reeds aangehaald, punten 53 en 55).

41 Bovendien moet worden vastgesteld dat, ook al kan de uitlegging van verordening nr. 3887/92 moeilijkheden opleveren, de betekenis en de gevolgen van de toepassing van de bepalingen ervan, die gericht zijn tot beroepsbeoefenaren op het betrokken gebied, voor de aandachtige lezer begrijpelijk zijn.

42 Gelet op het voorgaande dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening nr. 3887/92 aldus moet worden uitgelegd, dat het steunbedrag per eenheid ook moet worden verlaagd wanneer de omstandigheid dat het aantal aangegeven dieren hoger is dan het aantal bij de controle geconstateerde dieren, niet het gevolg is van een onjuiste aangifte door de aanvrager, maar van het feit dat een aantal dieren niet aan de voorwaarden voor toekenning van de premie voldoet.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

43 De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door het Bundesverwaltungsgericht bij beschikking van 18 januari 2000 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede volzin, van verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, moet aldus worden uitgelegd, dat het steunbedrag per eenheid ook moet worden verlaagd wanneer de omstandigheid dat het aantal aangegeven dieren hoger is dan het aantal bij de controle geconstateerde dieren, niet het gevolg is van een onjuiste aangifte door de aanvrager, maar van het feit dat een aantal dieren niet aan de voorwaarden voor toekenning van de premie voldoet.