Gevoegde zaken T-346/99, T-347/99 en T-348/99

Territorio Histórico de Álava — Diputación Foral de Álava e.a.

tegen

ommissie van de Europese Gemeenschappen

„Staatssteun — Besluit tot inleiding van procedure van artikel 88, lid 2, EG — Beroep tot nietigverklaring — Ontvankelijkheid — Belastingmaatregel — Selectief — Gewettigd vertrouwen — Misbruik van bevoegdheid”

Arrest van het Gerecht (Derde kamer — uitgebreid) van 23 oktober 2002   II-4264

Samenvatting van het arrest

  1. Beroep tot nietigverklaring – Voor beroep vatbare handelingen – Handelingen die rechtsgevolgen in leven roepen – Besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot overheidsmaatregel die ten uitvoer wordt gelegd en voorlopig als nieuwe steun is aangemerkt

    (Art. 87, lid 1, EG, 88, leden 2 en 3, EG en 230 EG)

  2. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot overheidsmaatregel die ten uitvoer wordt gelegd – Beroep ingesteld door regionale overheid die die maatregel heeft getroffen – Ontvankelijkheid

    (Art. 88, lid 2, EG en 230, vierde alinea, EG)

  3. Steunmaatregelen van de staten – Besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot overheidsmaatregel – Rechterlijke toetsing – Grenzen

    (Art. 88, lid 2, EG)

  4. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Belastingmaatregelen vastgesteld door regionale of lokale overheden – Automatische rechtvaardiging door aard of opzet van belastingstelsel – Daarvan uitgesloten

    (Art. 87, lid 1, EG)

  5. Steunmaatregelen van de staten – Besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot overheidsmaatregel – Selectieve maatregel die merkbaar voordeel verschaft aan ondernemingen die deelnemen aan handelsverkeer tussen lidstaten – Geen kennelijk onjuiste beoordeling

    (Art. 88, lid 2, EG)

  6. Steunmaatregelen van de staten – Besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot overheidsmaatregel – Voorlopige beoordeling door Commissie – Gevolgen

    (Art. 88, lid 2, EG)

  7. Steunmaatregelen van de staten – Bestaande en nieuwe steunmaatregelen – Bepaling van aard van steunmaatregel – Vroegere praktijk van Commissie – Irrelevant

    (Art. 87 EG en 88 EG)

  8. Steunmaatregelen van de staten – Besluit van Commissie tot inleiding van formele onderzoeksprocedure met betrekking tot overheidsmaatregel die voorlopig als nieuwe steun is gekwalificeerd – Motiveringsplicht – Omvang

    (Art. 88, lid 2, EG; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 6)

  1.  Het besluit van de Commissie om ten aanzien van een reeds ten uitvoer gebrachte maatregel die volgens de betrokken lidstaat niet binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, EG valt, de formele onderzoeksprocedure in te leiden op grond dat het om een nieuwe steunmaatregel gaat, is een voor beroep vatbare handeling in de zin van artikel 230 EG, voorzover zij noodzakelijkerwijs de juridische strekking van die maatregel en de rechtssituatie van de begunstigde ondernemingen wijzigt.

    De ernstige twijfel over de wettigheid van de onderzochte maatregel die een dergelijk besluit oproept, moet immers niet alleen voor de lidstaat aanleiding zijn om de toepassing ervan op te schorten, maar kan ook worden aangevoerd voor een nationale rechter en zowel voor de begunstigde als voor zijn economische partners aanleiding zijn aan te nemen dat het ontvangen voordeel niet definitief is verkregen.

    (cf. punten 33-34, 36)

  2.  Een decentraal lichaam kan nietigverklaring vorderen van het besluit waarbij de Commissie krachtens haar bevoegdheden inzake staatssteun de formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid ten aanzien van belastingmaatregelen, die dat lichaam in de uitoefening van zijn eigen bevoegdheden heeft vastgesteld en toegepast.

    (cf. punt 37)

  3.  Wanneer in het kader van een beroep tegen een besluit tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure ten aanzien van een reeds ten uitvoer gebrachte maatregel verzoekers de beoordeling van de Commissie met betrekking tot de kwalificatie van de litigieuze maatregel als staatssteun betwisten, is de toetsing door de gemeenschapsrechter beperkt tot het onderzoek of de Commissie geen kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt door zich op het standpunt te stellen dat zij bij een eerste onderzoek van de betrokken maatregel niet alle problemen op dit punt kon oplossen.

    (cf. punt 45)

  4.  Op grond van het feit dat door een nationale wettelijke regeling fiscale bevoegdheden aan overheden worden toegekend, kan niet worden aangenomen dat elk door deze overheden toegekend belastingvoordeel door de aard of de opzet van het belastingstelsel wordt gerechtvaardigd. Immers, de maatregelen van decentrale (gedecentraliseerde, federatieve, regionale of andere) lichamen van de lidstaten vallen — ongeacht hun statuut en benaming — evenals de maatregelen van de federale of centrale overheid binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, EG, indien aan de voorwaarden van deze bepaling is voldaan.

    (cf. punt 62)

  5.  De Commissie maakt geen kennelijke beoordelingsfout wanneer zij na een eerste onderzoek in de uitoefening van haar bevoegdheden inzake staatssteun van mening is dat een formele onderzoeksprocedure moet worden ingeleid ten aanzien van belastingmaatregelen die de toekenning van een vermindering van de belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting beperken tot pas opgerichte ondernemingen die bovendien aan verschillende bijzondere voorwaarden voldoen, en daarmee de concurrentiepositie verbeteren van de ondernemingen die dit belastingvoordeel ontvangen, waaronder gewoonlijk ondernemingen die deelnemen aan het handelsverkeer tussen lidstaten, en de kansen kunnen verminderen van de in andere lidstaten gevestigde ondernemingen — die met de ontvangers van dit voordeel concurreren —, om hun producten uit te voeren naar de nationale markt.

    (cf. punten 68, 70)

  6.  De Commissie kan geen schending van artikel 88, lid 2, EG worden verweten, omdat zij in een besluit tot inleiding van een formele procedure voor toetsing van nationale maatregelen aan de communautaire staatssteunregels geen twijfel heeft geuit omtrent de kwalificatie van de betrokken maatregel als staatssteun. Een dergelijke beschikking bevat immers slechts een voorlopige beoordeling omtrent zowel de kwalificatie van de betrokken maatregel als de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, en de Commissie is uitsluitend wat de verenigbaarheid van de maatregel met de gemeenschappelijke markt betreft, verplicht haar twijfel te uiten.

    (cf. punten 74-77)

  7.  Aangezien overeenkomstig artikel 1, sub b-v, van verordening nr. 659/1999, „staatssteunprocedure” als bestaande steun wordt aangemerkt steun waarvan kan worden vastgesteld dat hij op het moment van inwerkingtreding geen steun vormde, maar vervolgens steun is geworden vanwege de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt, zonder dat de betrokken lidstaat er wijzigingen in heeft aangebracht, kan een eventuele wijziging van de beschikkingspraktijk van de Commissie, bijvoorbeeld met betrekking tot de selectiviteitscriteria, niet worden aangevoerd om te betwisten dat een overheidsmaatregel een nieuwe steunmaatregel is, indien dat niet een gevolg is van de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt.

    De vraag of een steunmaatregel bestaand of nieuw is, kan immers niet afhangen van een subjectief oordeel van de Commissie, maar moet worden beantwoord ongeacht enige vroegere administratieve praktijk van de Commissie.

    (cf. punten 82, 84)

  8.  In artikel 6 van verordening nr. 659/1999, „procedureverordening”, is bepaald, dat wanneer de Commissie besluit een formele onderzoeksprocedure ten aanzien van een nationale maatregel in te leiden, in het desbetreffende besluit kan worden volstaan met een samenvatting van de relevante feiten en rechtspunten, een „eerste beoordeling” omtrent de steunverlenende aard van de betrokken overheidsmaatregel, en een uiteenzetting van de redenen waarom getwijfeld wordt aan de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt. Artikel 6 bepaalt ook dat dit besluit de belanghebbenden in staat moet stellen doeltreffend deel te nemen aan de formele onderzoeksprocedure, waarin zij hun argumenten zullen kunnen aanvoeren. Daartoe volstaat het, dat partijen weten op grond van welke redenering de Commissie voorlopig ervan uitgaat dat de betrokken maatregel een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare nieuwe steunmaatregel is.

    (cf. punten 99-100)