Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten - Artikel 13 van verordening nr. 1430/79 - Beslissingsbevoegdheid van Commissie - Recht van betrokken marktdeelnemer om te worden gehoord - Draagwijdte

(Verordening nr. 1430/79 van de Raad, art. 13; verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 905)

2. Gemeenschapsrecht - Beginselen - Rechten van verdediging - Administratieve procedure voor kwijtschelding van invoerrechten - Verplichting van Commissie om betrokkene uit eigen beweging toegang te verlenen tot alle tegen hem in aanmerking genomen documenten - Geen - Verplichting van betrokkene om daarom te verzoeken

(Art. 255 EG; verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 905)

3. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten - Artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79 - Bijzondere situatie" - Begrip - Beoordelingsvrijheid van Commissie - Omvang - Grenzen

(Verordening nr. 1430/79 van de Raad, art. 13, lid 1)

4. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten - Artikel 13 van verordening nr. 1430/79 - Strekking - Grenzen - Procedure van artikelen 906 tot en met 909 van verordening nr. 2454/93 - Verzoek tot nietigverklaring van na afloop van deze procedure gegeven beschikking - Onmogelijkheid voor belastingplichtige om middelen en argumenten aan te voeren tot staving van onwettigheid van beschikkingen van bevoegde nationale autoriteiten - Aantasting van rechtsbescherming van importeurs uit Gemeenschap - Geen

(Art. 234 EG; verordeningen van de Raad nr. 1430/79, art. 13, en nr. 2913/92, art. 243; verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 905 tot en met 909)

5. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Navordering van in- of uitvoerrechten - Financiële schade van importeur ten gevolge van navordering - Kwalificatie als bijzondere situatie in zin van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79 - Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 1430/79 van de Raad, art. 13, lid 1)

Samenvatting

1. Gelet op de beoordelingsvrijheid waarover de Commissie beschikt wanneer zij een beschikking overeenkomstig de algemene billijkheidsclausule van artikel 13 van verordening nr. 1430/79 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten geeft, moet de eerbiediging van het recht om te worden gehoord worden gegarandeerd in het kader van de procedures betreffende de kwijtschelding of de teruggave van invoerrechten. Dit geldt in het bijzonder wanneer de Commissie in het kader van de uitsluitende bevoegdheid waarover zij ingevolge artikel 905 van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek beschikt, wil afwijken van het standpunt van de nationale autoriteit wat de vraag betreft, of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 13 van verordening nr. 1430/79.

( cf. punt 49 )

2. Het beginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging houdt in dat eenieder tegen wie een bezwarend besluit kan worden genomen, in staat wordt gesteld zijn standpunt behoorlijk kenbaar te maken, op zijn minst over de elementen, daaronder begrepen de documenten, die de Commissie als basis voor haar beslissing tegen hem in aanmerking neemt. Dit beginsel verlangt echter niet dat de Commissie uit eigen beweging toegang verleent tot alle documenten die eventueel verband houden met het individuele geval waarover zij zich in het kader van een verzoek tot kwijtschelding van invoerrechten buigt. Indien de betrokkene van mening is dat die documenten van belang zijn om aan te tonen dat er sprake is van een bijzondere situatie en/of dat er geen sprake is van manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van zijn kant, staat het aan hem om toegang tot deze documenten te vragen overeenkomstig de door de instellingen op basis van artikel 255 EG vastgestelde bepalingen.

Met betrekking tot de administratieve procedure inzake de kwijtschelding van douanerechten moet de Commissie namelijk op verzoek van de betrokkene toegang geven tot alle niet-vertrouwelijke administratieve stukken betreffende de bestreden beschikking. Indien een dergelijk verzoek ontbreekt, is er dus niet automatisch toegang tot de documenten waarover de Commissie beschikt.

( cf. punten 50, 63, 65 )

3. Het bestaan van een bijzondere situatie in de zin van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten is aangetoond wanneer uit de omstandigheden van het concrete geval volgt dat de belastingschuldige in een uitzonderlijke situatie verkeert, vergeleken met de andere marktdeelnemers die dezelfde activiteit verrichten, en hij anders geen nadeel zou hebben ondervonden in verband met de boeking achteraf van de douanerechten. De Commissie moet alle relevante feitelijke gegevens onderzoeken teneinde uit te maken of de omstandigheden van het concrete geval een bijzondere situatie opleveren die geen klaarblijkelijke nalatigheid of manipulatie van de zijde van de belanghebbende in de zin van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79 inhoudt. In gevallen waarin de belastingschuldigen zich voor hun kwijtscheldingsverzoeken hebben beroepen op ernstige tekortkomingen van de overeenkomstsluitende partijen bij de toepassing van een overeenkomst die de Gemeenschap bindt, brengt deze verplichting mee dat de Commissie bij haar onderzoek van de gegrondheid van die verzoeken rekening houdt met alle feitelijke omstandigheden van de litigieuze invoer waarvan zij kennis heeft gekregen in de uitoefening van haar toezichthoudende en controlerende taak met betrekking tot de toepassing van die overeenkomst. Tevens mag de Commissie, gelet op haar verplichting om alle feitelijke omstandigheden te beoordelen en gelet op het aan artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79 ten grondslag liggende billijkheidsbeginsel, geen relevante inlichtingen buiten beschouwing laten waarvan zij in de uitoefening van haar taak kennis heeft gekregen en die, hoewel zij in het stadium van de nationale procedure niet in het administratieve dossier waren opgenomen, eventueel een kwijtschelding ten gunste van de belanghebbenden hadden kunnen rechtvaardigen.

Bovendien beschikt de Commissie bij de toepassing van artikel 13 van verordening nr. 1430/79 weliswaar over een beoordelingsmarge, doch zij moet bij de uitoefening van die bevoegdheid het belang van de Gemeenschap bij de naleving van de douaneregels en het belang van de importeur te goeder trouw om geen nadeel te lijden dat verder gaat dan het normale handelsrisico, werkelijk tegen elkaar afwegen. Bij haar onderzoek van de gegrondheid van een kwijtscheldingsverzoek mag de Commissie dus niet uitsluitend rekening houden met de gedragingen van de importeurs. Zij dient eveneens rekening te houden met de gevolgen van haar eigen, eventueel onrechtmatige, gedragingen voor de betrokken situatie.

( cf. punten 92-95 )

4. Artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten biedt alleen de mogelijkheid om in bepaalde buitengewone omstandigheden, en mits er geen sprake is van nalatigheid of manipulatie, marktdeelnemers vrij te stellen van de betaling van verschuldigde rechten; het staat niet toe, het beginsel van de opeisbaarheid van de douaneschuld te betwisten. De toepassing van het communautaire materiële douanerecht behoort namelijk tot de uitsluitende bevoegdheid van de nationale douaneautoriteiten. Tegen de door deze autoriteiten genomen beslissingen, daaronder begrepen beslissingen waarbij niet geïnde douanerechten alsnog worden nagevorderd, kan krachtens artikel 243 van het communautair douanewetboek beroep worden ingesteld voor de nationale rechter, die zich krachtens artikel 234 EG tot het Hof kan wenden.

De in de artikelen 906 tot en met 909 van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek voorziene procedure voor de Commissie betreft daarentegen volgens artikel 905 van deze verordening slechts het onderzoek van de voorwaarden voor kwijtschelding neergelegd in artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79. De belastingschuldige die nietigverklaring vordert van de na afloop van deze procedure gegeven beschikking, kan zich dan ook alleen met succes beroepen op middelen en argumenten die aantonen dat er in casu sprake is van een bijzondere situatie en/of dat hem geen klaarblijkelijke nalatigheid of manipulatie kan worden verweten. In geen geval kan hij tegen deze beschikking middelen of argumenten aanvoeren die strekken tot bewijs van de onwettigheid van de beschikkingen van de bevoegde nationale autoriteiten waarbij van hem betaling van de omstreden rechten wordt verlangd. Deze situatie tast de rechtsbescherming van de importeurs uit de Gemeenschap niet aan. De onmogelijkheid voor de belastingplichtige om argumenten aan te voeren ter betwisting van de regelmatigheid van de intrekking van certificaten in het kader van de in de artikelen 905 en volgende van verordening nr. 2454/93 bedoelde procedure, vloeit namelijk voort uit het feit dat de Commissie dienaangaande niet bevoegd is. Bovendien is er niets dat de belastingplichtige belet om dergelijke argumenten in voorkomend geval naar voren te brengen in het kader van het toezicht op de wettigheid van de beslissing van de nationale douaneautoriteiten door de bevoegde nationale rechter.

( cf. punten 98-100 )

5. Het feit dat de douaneautoriteiten van een lidstaat na de intrekking door de autoriteiten van een derde land van certificaten van oorsprong die ongeldig zijn gebleken tijdens een controle achteraf door de autoriteiten van dit land, overgaan tot navordering van douanerechten, vormt een normaal handelsrisico waarmee elke voorzichtige marktdeelnemer die op de hoogte is van de regeling, rekening moet houden. Het staat derhalve aan de marktdeelnemers om, met name in het kader van hun contractuele betrekkingen met hun leveranciers, de nodige voorzorgen te nemen om zich tegen dergelijke risico's te beschermen en, in voorkomend geval, een schadevordering in te stellen tegen degene die zich aan vervalsing schuldig heeft gemaakt. Dit geldt temeer daar de tegenovergestelde oplossing - namelijk dat de ten gevolge van een navordering geleden schade wordt aangemerkt als een bijzondere situatie in de zin van artikel 13 van verordening nr. 1430/79 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten - de mogelijkheid tot navordering van douanerechten in gevaar zou brengen omdat navorderingen van deze aard per definitie plaatsvinden na de invoer en de daaropvolgende verkoop van de ingevoerde goederen, en daarmee elke invordering van niet betaalde rechten zou beletten.

( cf. punten 114-115 )