61999J0172

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 25 januari 2001. - Oy Liikenne Ab tegen Pekka Liskojärvi en Pentti Juntunen. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Korkein oikeus - Finland. - Richtlijn 77/187/EEG - Behoud van rechten van werknemers bij overgang van onderneming - Richtlijn 92/50/EEG - Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Niet-maritieme openbaarvervoerdiensten. - Zaak C-172/99.

Jurisprudentie 2001 bladzijde I-00745


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Sociale politiek - Harmonisatie van wetgevingen - Overgang van ondernemingen - Behoud van rechten van werknemers - Richtlijn 77/187 - Werkingssfeer - Overname door onderneming van activiteiten van andere onderneming na overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde procedure voor plaatsen van overheidsopdracht voor dienstverlening - Daaronder begrepen

(Richtlijn 77/187 van de Raad, art. 1, lid 1)

2. Sociale politiek - Harmonisatie van wetgevingen - Overgang van ondernemingen - Behoud van rechten van werknemers - Richtlijn 77/187 - Werkingssfeer - Overgang - Begrip - Geen rechtstreekse contractuele band tussen twee ondernemingen - Daaronder begrepen - Overname door onderneming van activiteiten van andere onderneming zonder overdracht van materiële activa van enig belang tussen beide ondernemingen - Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 77/187 van de Raad, art. 1, lid 1)

Samenvatting


1. De overname door een onderneming van activiteiten inzake niet-maritiem openbaar vervoer - zoals de exploitatie van geregelde streekbuslijnen - die voordien door een andere onderneming werden verricht, na een overeenkomstig richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, georganiseerde aanbestedingsprocedure, kan binnen de materiële werkingssfeer vallen van richtlijn 77/187 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan, zoals omschreven in artikel 1, lid 1.

( cf. punt 25, dictum 1 )

2. Artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan, moet aldus worden uitgelegd dat de richtlijn kan worden toegepast wanneer er geen rechtstreekse contractuele band bestaat tussen twee ondernemingen waaraan een publiekrechtelijk rechtspersoon achtereenvolgens, bij wege van een overeenkomstig richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, georganiseerde procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht voor dienstverlening, een concessie voor een niet-maritieme openbaarvervoerdienst, zoals de exploitatie van geregelde streekbuslijnen, heeft verleend. In een dergelijke situatie is richtlijn 77/187 echter niet van toepassing wanneer tussen die ondernemingen geen materiële activa van enig belang zijn overgedragen.

( cf. punt 44, dictum 2 )

Partijen


In zaak C-172/99,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Korkein oikeus (Finland), in het aldaar aanhangige geding tussen

Oy Liikenne Ab

en

P. Liskojärvi,

P. Juntunen,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (PB L 61, blz. 26),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, V. Skouris, J.-P. Puissochet (rapporteur), R. Schintgen en N. Colneric, rechters,

advocaat-generaal: P. Léger,

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- Oy Liikenne Ab, vertegenwoordigd door O. Rauhamaa,

- P. Liskojärvi en P. Juntunen, vertegenwoordigd door T. Räty,

- de Finse regering, vertegenwoordigd door T. Pynnä als gemachtigde,

- de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. A. Fierstra als gemachtigde,

- de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins als gemachtigde, bijgestaan door K. Smith, Barrister,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D. Gouloussis en E. Paasivirta als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Oy Liikenne Ab, vertegenwoordigd door O. Rauhamaa; P. Liskojärvi en P. Juntunen, vertegenwoordigd door T. Räty en O. Sulkunen; de Finse regering, vertegenwoordigd door E. Bygglin als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door P. Hillenkamp als gemachtigde, en E. Paasivirta, ter terechtzitting van 14 september 2000,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 oktober 2000,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 27 april 1999, ingekomen bij het Hof op 7 mei daaraanvolgend, heeft de Korkein oikeus (Hooggerechtshof) krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG), een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (PB L 61, blz. 26).

2 Die vraag is gerezen in een geding tussen de busonderneming Oy Liikenne Ab (hierna: Liikenne") en twee van haar chauffeurs, P. Liskojärvi en P. Juntunen, over haar weigering om hun dezelfde arbeidsvoorwaarden toe te kennen als hun vorige werkgever.

Het rechtskader

3 Volgens artikel 1, lid 1, is richtlijn 77/187 van toepassing op de overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan op een andere ondernemer ten gevolge van een overdracht krachtens overeenkomst, of een fusie. Luidens artikel 1, lid 3, is de richtlijn niet van toepassing op zeeschepen.

4 Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209, blz. 1), heeft blijkens de twintigste overweging van haar considerans tot doel, voor de dienstverleners de toegang tot de procedures voor het plaatsen van opdrachten te vergemakkelijken om een einde te maken aan praktijken die in het algemeen de mededinging en in het bijzonder de deelneming van onderdanen van andere lidstaten aan aanbestedingen beperken.

5 Volgens artikel 1, sub a, van richtlijn 92/50 wordt onder overheidsopdrachten voor dienstverlening" verstaan: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel, die zijn gesloten tussen een dienstverlener enerzijds en een aanbestedende dienst anderzijds. Volgens artikel 1, sub b, worden als aanbestedende diensten" beschouwd: de staat, de territoriale lichamen, publiekrechtelijke instellingen en verenigingen gevormd door een of meer van deze lichamen of instellingen.

6 Artikel 3, lid 1, van richtlijn 92/50 bepaalt met name, dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening aan de bepalingen van de richtlijn aangepaste procedures toepassen. Luidens lid 2 zorgen de aanbestedende diensten ervoor dat tussen verschillende dienstverleners niet wordt gediscrimineerd.

7 Volgens bijlage I A, waarnaar artikel 8 verwijst, is richtlijn 92/50 onder meer van toepassing op diensten voor vervoer over land.

Het hoofdgeding

8 Na een verzoek om indiening van offertes wees de Pääkaupunginseudun yhteistyövaltuuskunta (Samenwerkingsverband van het hoofdstedelijk gebied; hierna: YTV") de exploitatie van zeven streekbuslijnen die voordien aan Hakunilan Liikenne Oy (hierna: Hakunilan Liikenne") in concessie waren gegeven, voor drie jaar toe aan Liikenne.

9 Hakunilan Liikenne, die deze lijnen met zesentwintig bussen exploiteerde, ontsloeg daarop vijfenveertig chauffeurs, waarvan er drieëndertig - al degenen die hadden gesolliciteerd - door Liikenne zijn aangeworven. Liikenne nam ook achttien andere chauffeurs in dienst. De voormalige chauffeurs van Hakunilan Liikenne werden aangeworven tegen de in de nationale collectieve arbeidsovereenkomst van de sector voorziene arbeidsvoorwaarden, die evenwel over het algemeen minder gunstig zijn dan die bij Hakunilan Liikenne.

10 Bij de overgang van Hakunilan Liikenne naar Liikenne zijn geen voertuigen overgedragen noch andere activa die met de exploitatie van de betrokken buslijnen verband houden. In afwachting van de levering van tweeëntwintig nieuwe bussen die zij had besteld, huurde Liikenne alleen twee lijnbussen van Hakunilan Liikenne voor 2 à 3 maanden. Verder kocht zij van Hakunilan Liikenne de dienstuniformen over van de van laatstgenoemde afkomstige chauffeurs die zij in dienst had genomen.

11 Liskojärvi en Juntunen zijn twee van de drieëndertig chauffeurs die door Hakunilan Liikenne zijn ontslagen en door Liikenne zijn aangeworven. Van mening dat er sprake was van overgang van een economische eenheid tussen de twee ondernemingen en dat zij derhalve recht hadden op dezelfde arbeidsvoorwaarden als bij hun vorige werkgever, stelden zij bij de Vantaan käräjäoikeus (Rechtbank van eerste aanleg te Vantaa) een vordering in tegen Liikenne. Liikenne betwistte dat een dergelijke overgang had plaatsgehad.

12 Bij vonnis van 17 juni 1996 wees de Vantaan käräjäoikeus de vordering van Liskojärvi en Juntunen toe. Nadat de Helsingin hovioikeus (Hof van Beroep te Helsinki) bij arrest van 23 oktober 1997 het hoger beroep van Liikenne tegen dit vonnis had verworpen, stelde Liikenne bij de Korkein oikeus cassatieberoep in.

13 In zijn verwijzingsbeschikking overweegt de Korkein oikeus, dat het begrip overgang van onderneming onduidelijk blijft, met name in gevallen zoals het onderhavige, waarin de overname van bedrijfsactiviteiten niet op een overeenkomst tussen partijen berust en niet gepaard gaat met een overdracht van activa van enig belang. Verder is de aanhangige zaak een gevolg van een overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde aanbestedingsprocedure. De toepassing van richtlijn 77/187 in een dergelijke context beschermt weliswaar de rechten van de werknemers, maar kan de mededinging tussen ondernemingen belemmeren en de door richtlijn 92/50 nagestreefde doeltreffendheid in gevaar brengen. De Korkein oikeus vraagt zich dan ook af, hoe de twee richtlijnen in elkaar grijpen.

14 Van oordeel dat de beslechting van het geschil dus afhankelijk is van de uitlegging van artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187, heeft de Korkein oikeus de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

Is er sprake van een overgang van onderneming in de zin van artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187/EEG wanneer de exploitatie van autobuslijnen van de ene vervoersonderneming op een andere overgaat na een aanbestedingsprocedure overeenkomstig richtlijn 92/50/EEG betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening?"

De prejudiciële vraag

15 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of de overname door een onderneming van activiteiten inzake niet-maritiem openbaar vervoer - zoals de exploitatie van de geregelde streekbuslijnen - die voordien door een andere onderneming werden verricht, na een overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde aanbetedingsprocedure, binnen de materiële werkingssfeer van richtlijn 77/187, zoals omschreven in artikel 1, lid 1, kan vallen.

16 Volgens Liikenne kan de vraag van de Korkein oikeus slechts ontkennend worden beantwoord. In de eerste plaats kwam bij de aanbesteding geen enkele contractuele band tussen Hakunilan Liikenne en haarzelf tot stand; zij hadden zich de overgang van de exploitatie ook niet tot doel gesteld. Het Hof heeft weliswaar erkend, dat een overgang in twee fasen kan geschieden via een derde, bijvoorbeeld de eigenaar of verhuurder, maar YTV is niet een dergelijke derde, aangezien het niet de eigenaar is van de lijnen die het in concessie geeft, en evenmin de eigenaar is van de voor de exploitatie daarvan benodigde activa. In de tweede plaats moet een overgang betrekking hebben op een economische eenheid, en een buslijn of zelfs een geheel van buslijnen vormt duidelijk geen dergelijke eenheid. In de derde plaats heeft Liikenne de activa die Hakunilan Liikenne voor de exploitatie van de betrokken lijnen gebruikte, niet overgenomen. In de vierde plaats heeft Liikenne de chauffeurs van Hakunilan Liikenne op hun verzoek aangeworven; zij had eender welke werknemer die dat beroep mag uitoefenen, in dienst kunnen nemen. In de laatste plaats zou de toepassing van richtlijn 77/187 op de aanbesteding van wegvervoerdiensten ernstige ongemakken meebrengen, daar de onderneming die de opdracht in de wacht sleept, verplichtingen moet aangaan die zij niet kent.

17 Volgens Liskojärvi en Juntunen, de Finse en de Nederlandse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie is voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een overgang beslissend, of de identiteit van de economische eenheid waarop de transactie betrekking heeft, bewaard blijft, wat met name blijkt doordat de exploitatie ervan wordt voortgezet of wordt hervat. Het is in dat verband niet van belang, dat de overgang geschiedt bij wege van een aanbestedingsprocedure, dat er geen rechtstreekse contractuele band bestaat tussen de vervreemder en de verkrijger en dat de overgang het gevolg is van een eenzijdig besluit van de overheid.

18 Liskojärvi en Juntunen menen derhalve, dat de vraag van de Korkein oikeus bevestigend moet worden beantwoord. De drie regeringen die krachtens artikel 20 van 's Hofs Statuut-EG opmerkingen hebben ingediend, en de Commissie stellen, dat de verwijzende rechter aan de hand van de feitelijke omstandigheden van de transactie in de hoofdzaak moet uitmaken, of er in casu sprake was van een overgang.

19 Er zij aan herinnerd, dat richtlijn 77/187 tot doel heeft, ook bij verandering van eigenaar de continuïteit van de in het kader van een economische eenheid bestaande arbeidsverhoudingen te waarborgen. Dat een publiekrechtelijk lichaam de door een dergelijke eenheid uitgeoefende activiteit achtereenvolgens aan verschillende ondernemingen heeft toegewezen, sluit de toepassing van richtlijn 77/187 niet uit, aangezien het personenvervoer per autobus niet tot de uitoefening van het overheidsgezag behoort (zie, in die zin, arrest van 10 december 1998, Hidalgo e.a., C-173/96 en C-247/96, Jurispr. blz. I-8237, punten 21 en 24).

20 Zo heeft het Hof geoordeeld, dat richtlijn 77/187 van toepassing is op een situatie waarin een publiekrechtelijk lichaam dat de thuishulp aan hulpbehoevenden dan wel de bewaking van enkele lokalen aan een eerste onderneming had uitbesteed, bij de afloop of na de opzegging van de overeenkomst met deze onderneming besluit de opdracht aan een tweede onderneming te gunnen (arrest Hidalgo e.a., reeds aangehaald, punt 34).

21 Daaraan kan niet worden afgedaan door de omstandigheid dat de betrokken opdracht voor busvervoer is geplaatst na een overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde aanbestedingsprocedure. Richtlijn 77/187 voorziet immers niet in een dergelijke uitzondering op haar werkingssfeer en ook richtlijn 92/50 bevat geen dergelijke bepaling. Dat een transactie onder richtlijn 92/50 valt, sluit dus als zodanig de toepassing van richtlijn 77/187 niet uit (zie, in dezelfde zin, adviezen van het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie van 25 september 1996, E-2/95, Eilert Eidesund/Stavanger Catering A/S, Report of the EFTA Court 1 juli 1995 - 31 december 1996, blz. 1, punt 50, en van 14 maart 1997, E-3/96, Tor Angeir Ask and Others/ABB Offshore Technology AS and Aker Offshore Partner AS, Report of the EFTA Court 1997, blz. 1, punt 33).

22 Dat richtlijn 77/187 in voorkomend geval kan worden toegepast op een transactie die onder richtlijn 92/50 valt, kan de doelstellingen van deze laatste niet in gevaar brengen. Richtlijn 92/50 heeft geenszins tot doel de aanbestedende diensten en de ondernemingen die hun diensten voor de betrokken opdrachten aanbieden, vrij te stellen van de wetten en regelingen die op die activiteiten van toepassing zijn, met name op sociaal gebied of op gebied van de veiligheid, zodat bij de offertes met geen enkele beperking rekening zou moeten worden gehouden. Richtlijn 92/50 strekt ertoe, de marktdeelnemers, mits zij die wetten of regelingen naleven, onder de in de richtlijn gestelde voorwaarden gelijke kansen te verlenen, met name om hun recht van vestiging en van vrije dienstverrichting uit te oefenen.

23 Binnen dat kader behouden de marktdeelnemers speelruimte voor onderlinge concurrentie en voor het indienen van verschillende offertes. Wat het geregeld openbaar vervoer per autobus betreft, kunnen zij bijvoorbeeld concurrentie voeren op gebied van uitrusting van de voertuigen, het energieverbruik van de voertuigen en de mate waarin deze het milieu belasten, de efficiëntie van de organisatie en de wijze waarop het publiek wordt benaderd, en zoals bij elke onderneming het geval is, de gewenste winstmarge. Een marktdeelnemer die een offerte indient, moet ook kunnen beoordelen, of hij er ingeval zijn offerte wordt uitgekozen, belang bij heeft, activa van betekenis van de huidige opdrachtnemer over te kopen en diens personeel geheel of ten dele over te nemen, dan wel of hij verplicht zal zijn dat te doen, en of er eventueel sprake zal zijn van overgang van een onderneming in de zin van richtlijn 77/187.

24 Deze beoordeling en die van de kosten van de verschillende mogelijke oplossingen speelt ook mee bij de mededinging en kan, anders dan Liikenne stelt, niet als een blijk van schending van het rechtszekerheidsbeginsel worden beschouwd. Aan elk mededingingsinitiatief is immers onzekerheid over een aantal parameters verbonden, en het staat aan de marktdeelnemers, realistische analysen te maken. Anders dan haar concurrenten kent de onderneming die de opdracht voordien uitvoerde, inderdaad nauwkeurig de kosten van de dienst. Dit is evenwel inherent aan het stelsel en kan niet rechtvaardigen dat de sociale wetgeving niet wordt toegepast. Ook wordt dat voordeel waarschijnlijk meestal tenietgedaan door de omstandigheid dat die onderneming, in vergelijking met concurrenten die zonder voorgeschiedenis een offerte indienen, grotere moeilijkheden ondervindt om haar exploitatiewijze te veranderen teneinde ze aan te passen aan de nieuwe voorwaarden in de offerteaanvraag.

25 Derhalve moet aan de verwijzende rechter in de eerste plaats worden geantwoord, dat de overname door een onderneming van activiteiten inzake niet-maritiem openbaar vervoer - zoals de exploitatie van geregelde streekbuslijnen - die voordien door een andere onderneming werden verricht, na een overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde aanbestedingsprocedure, binnen de materiële werkingssfeer van richtlijn 77/187, zoals omschreven in artikel 1, lid 1, kan vallen.

26 Gelet op de mogelijke toepassing van richtlijn 77/187 op een situatie als die waarover de verwijzende rechter dient te oordelen, moeten aan de verwijzende rechter vervolgens de uitleggingsgegevens worden verstrekt die hij nodig heeft om uit te maken, of er in casu sprake was van een overgang in de zin van artikel 1, lid 1, van die richtlijn. De verwijzende rechter wijst er in dat verband op, dat de overname van de autobuslijnen niet op een overeenkomst tussen de vorige en de nieuwe opdrachtnemer berust, en dat tussen hen geen activa van enig belang zijn overgedragen.

27 Voor het antwoord op de vraag, of er sprake is van een overgang in de zin van richtlijn 77/187, is beslissend, of de identiteit van de betrokken eenheid bewaard blijft, wat met name blijkt doordat de exploitatie ervan daadwerkelijk wordt voortgezet of wordt hervat (arresten van 18 maart 1986, Spijkers, 24/85, Jurispr. blz. 1119, punten 11 en 12, en 2 december 1999, Allen e.a., C-234/98, Jurispr. blz. I-8643, punt 23).

28 Dat er geen contractuele band bestaat tussen de vervreemder en de verkrijger of, zoals in casu, tussen de twee ondernemingen waaraan achtereenvolgens de exploitatie van buslijnen is opgedragen, kan, zo dit al een aanwijzing kan vormen dat er geen overgang in de zin van richtlijn 77/187 heeft plaatsgevonden, hierbij niet van doorslaggevend belang zijn (arrest van 11 maart 1997, Süzen, C-13/95, Jurispr. blz. I-1259, punt 11).

29 Richtlijn 77/187 is immers van toepassing telkens wanneer in het kader van contractuele betrekkingen een wijziging plaatsvindt van de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de exploitatie van de onderneming en die als werkgever verplichtingen aangaat jegens de werknemers van de onderneming. Voor de toepasselijkheid van de richtlijn is het derhalve niet noodzakelijk, dat er rechtstreekse contractuele betrekkingen tussen de vervreemder en de verkrijger bestaan: de overgang kan ook in twee fasen geschieden via een derde, bijvoorbeeld de eigenaar of verhuurder (zie met name arrest van 7 maart 1996, Merckx en Neuhuys, C-171/94 en C-172/94, Jurispr. blz. I-1253, punten 28-30, en arrest Süzen, reeds aangehaald, punt 12).

30 Richtlijn 77/187 kan dus worden toegepast wanneer er geen rechtstreekse contractuele band bestaat tussen twee ondernemingen waaraan een publiekrechtelijk rechtspersoon achtereenvolgens, bij wege van een overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht voor dienstverlening, een concessie voor een niet-maritieme openbaarvervoerdienst, zoals de exploitatie van geregelde streekbuslijnen, heeft verleend.

31 Richtlijn 77/187 kan evenwel slechts worden toegepast wanneer de overgang betrekking heeft op een duurzaam georganiseerde economische entiteit waarvan de activiteit niet tot de uitvoering van een bepaald werk is beperkt (arrest van 19 september 1995, Rygaard, C-48/94, Jurispr. blz. I-2745, punt 20). Het begrip entiteit verwijst dus naar een georganiseerd geheel van personen en elementen, waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend (arrest Süzen, reeds aangehaald, punt 13).

32 Derhalve dient de verwijzende rechter in voorkomend geval tegen de achtergrond van deze uitleggingsgegevens uit te maken, of de exploitatie van de buslijnen die in het hoofdgeding aan de orde is, vóór zij aan Liikenne werd toegewezen, binnen Hakunilan Liikenne als een economische eenheid was georganiseerd.

33 Om vast te stellen of aan de voorwaarden voor een overgang van een entiteit is voldaan, moet evenwel rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals de aard van de betrokken onderneming of vestiging, het feit dat de materiële activa zoals gebouwen en roerende zaken al dan niet worden overgedragen, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht, het feit dat vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer al dan niet wordt overgenomen, het feit dat de klantenkring al dan niet wordt overgedragen, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen en de duur van de eventuele onderbreking van die activiteiten. Al deze factoren zijn evenwel slechts deelaspecten van het te verrichten globale onderzoek en mogen daarom niet elk afzonderlijk worden beoordeeld (zie, met name, arresten Spijkers en Süzen, reeds aangehaald, punt 13, respectievelijk 14).

34 Zo kan niet reeds op grond van de omstandigheid dat de vorige en de nieuwe opdrachtnemer vergelijkbare diensten verrichten, worden geconcludeerd, dat er sprake is van een overgang van een economische entiteit van de eerste naar de tweede onderneming. Een dergelijke entiteit kan namelijk niet worden gereduceerd tot de activiteit waarmee zij is belast. Haar identiteit blijkt eveneens uit andere factoren, zoals de personeelssamenstelling, de leiding, de taakverdeling, de bedrijfsvoering of, in voorkomend geval, de beschikbare productiemiddelen (reeds aangehaalde arresten Süzen, punt 15; Hidalgo e.a., punt 30, en Allen e.a., punt 27; zie ook arrest van 10 december 1998, Hernández Vidal e.a., C-127/96, C-229/96 en C-74/97, Jurispr. blz. I-8179, punt 30).

35 Zoals in punt 32 van dit arrest is opgemerkt, moet de nationale rechter bij de beoordeling van de feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, onder meer rekening houden met de aard van de betrokken onderneming of vestiging. Het belang dat moet worden gehecht aan de diverse criteria die bepalen of er sprake is van een overgang in de zin van de richtlijn, verschilt noodzakelijkerwijs naar gelang van de uitgeoefende activiteit, en zelfs van de productiewijze of de bedrijfsvoering in de betrokken onderneming of vestiging of een onderdeel daarvan (reeds aangehaalde arresten Süzen, punt 18; Hernández Vidal e.a., punt 31, en Hidalgo e.a., punt 31).

36 Dienaangaande stelt de Commissie onder verwijzing naar het arrest Süzen, dat de omstandigheid dat geen activa zijn overgegaan van de vorige naar de nieuwe opdrachtnemer, verwaarloosbaar is, en dat integendeel het feit dat de nieuwe opdrachtnemer een belangrijk deel van het personeel van zijn voorganger heeft overgenomen, beslissend is.

37 Het Hof heeft erop gewezen, dat een economische entiteit in bepaalde sectoren zonder materiële of immateriële activa van betekenis kan functioneren, zodat het behoud van de identiteit van een dergelijke entiteit na de haar betreffende transactie in dat geval niet kan afhangen van de overdracht van dergelijke activa (reeds aangehaalde arresten Süzen, punt 18; Hernández Vidal e.a., punt 31, en Hidalgo e.a., punt 31).

38 Zo overwoog het Hof, dat voorzover in bepaalde sectoren, waarin de arbeidskrachten de voornaamste factor zijn bij de activiteit, een groep werknemers die duurzaam een gemeenschappelijke activiteit verricht, een economische entiteit kan vormen, moet worden erkend dat een dergelijke entiteit haar identiteit ook na de overdracht kan behouden, wanneer de nieuwe ondernemer niet alleen de betrokken activiteit voortzet, maar ook een wezenlijk deel - qua aantal en deskundigheid - van het personeel overneemt dat zijn voorganger speciaal voor die taak had ingezet. In dat geval verwerft de nieuwe ondernemer namelijk het georganiseerde geheel van elementen waarmee de activiteiten of bepaalde activiteiten van de overdragende onderneming duurzaam kunnen worden voortgezet (reeds aangehaalde arresten Süzen, punt 21; Hernández Vidal e.a., punt 32, en Hidalgo e.a., punt 32).

39 Busvervoer kan evenwel niet worden aangemerkt als een activiteit waarin de arbeidskrachten de voornaamste factor zijn, aangezien het een belangrijke inzet van materieel en middelen vereist (zie voor dezelfde vaststelling inzake het boren van mijnschachten, arrest Allen e.a., reeds aangehaald, punt 30). Dat voor de exploitatie van de betrokken buslijnen geen materiële activa van de vorige naar de nieuwe opdrachtnemer zijn overgedragen, is dan ook een omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden.

40 Ter terechtzitting heeft de raadsman van verweerders in het hoofdgeding de economische waarde van de overeenkomst tussen YTV, de aanbestedende dienst, en Liikenne beklemtoond, waarbij hij erop wees, dat het om belangrijke immateriële activa ging. Deze waarde staat buiten kijf; bij de vernieuwing van een overheidsopdracht wordt de waarde van dergelijke immateriële activa bij het verstrijken van de overeenkomst met de vorige opdrachtnemer evenwel tot nul herleid, aangezien de opdracht juist opnieuw wordt aanbesteed.

41 Wanneer bij een aanbestedingsprocedure als die in het hoofdgeding is bepaald, dat de nieuwe opdrachtnemer de bestaande overeenkomsten met de klanten moet overnemen, of wanneer de meeste klanten geen andere keuze hebben, moet evenwel worden aangenomen dat er sprake is van een overdracht van de klantenkring.

42 In een sector als het geregeld openbaar vervoer per autobus, waarin materiële activa in belangrijke mate bijdragen aan de activiteit, moet het feit dat geen overgang van enig belang van dergelijke, voor de goede werking van de eenheid onontbeerlijke activa van de vorige naar de huidige opdrachtnemer heeft plaatsgevonden, evenwel tot de conclusie leiden, dat de eenheid haar identiteit niet heeft behouden.

43 Daaruit volgt, dat in een situatie als die van het hoofdgeding richtlijn 77/187 niet van toepassing is wanneer geen materiële activa van enig belang van de vorige naar de nieuwe opdrachtnemer zijn overgedragen.

44 Derhalve moet aan de verwijzende rechter in de tweede plaats worden geantwoord, dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187 aldus moet worden uitgelegd, dat:

- de richtlijn kan worden toegepast wanneer er geen rechtstreekse contractuele band bestaat tussen twee ondernemingen waaraan een publiekrechtelijk rechtspersoon achtereenvolgens, bij wege van een overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht voor dienstverlening, een concessie voor een niet-maritieme openbaarvervoerdienst, zoals de exploitatie van geregelde streekbuslijnen, heeft verleend;

- in een situatie als die van het hoofdgeding richtlijn 77/187 niet van toepassing is wanneer tussen die ondernemingen geen materiële activa van enig belang zijn overgedragen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

45 De kosten door de Finse en de Nederlandse regering, alsmede door de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door de Korkein oikeus bij beschikking van 27 april 1999 gestelde vraag, verklaart voor recht:

1) De overname door een onderneming van activiteiten inzake niet-maritiem openbaar vervoer - zoals de exploitatie van geregelde streekbuslijnen - die voordien door een andere onderneming werden verricht, na een overeenkomstig richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, georganiseerde aanbestedingsprocedure, kan binnen de materiële werkingssfeer vallen van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan, zoals omschreven in artikel 1, lid 1.

2) Artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187 moet aldus worden uitgelegd, dat:

- de richtlijn kan worden toegepast wanneer er geen rechtstreekse contractuele band bestaat tussen twee ondernemingen waaraan een publiekrechtelijk rechtspersoon achtereenvolgens, bij wege van een overeenkomstig richtlijn 92/50 georganiseerde procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht voor dienstverlening, een concessie voor een niet-maritieme openbaarvervoerdienst, zoals de exploitatie van geregelde streekbuslijnen, heeft verleend;

- in een situatie als die van het hoofdgeding richtlijn 77/187 niet van toepassing is wanneer tussen die ondernemingen geen materiële activa van enig belang zijn overgedragen.