61998J0443

Arrest van het Hof van 26 september 2000. - Unilever Italia SpA tegen Central Food SpA. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Pretore di Milano - Italië. - Normen en technische voorschriften - Verplichting tot kennisgeving en tot uitstel van goedkeuring - Toepasselijkheid in burgerlijke procedures. - Zaak C-443/98.

Jurisprudentie 2000 bladzijde I-07535


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Harmonisatie van wetgevingen - Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften - Technische voorschriften en specificaties - Nationale regeling inzake etikettering - Daaronder begrepen

(Richtlijn 83/189 van de Raad, art. 1, punt 2)

2. Harmonisatie van wetgevingen - Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften - Verplichting voor lidstaten om perioden van uitstel van goedkeuring van technisch voorschrift in acht te nemen - Mogelijkheid voor particulieren om beroep te doen op overeenkomstige bepalingen - Niet-nakoming van verplichting - Gevolg - Niet-toepasselijkheid van in strijd met deze verplichting vastgesteld technisch voorschrift

(Richtlijn 83/189 van de Raad, art. 8 en 9)

Samenvatting


1. Nationale regels die een specificatie bevatten die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake etikettering, zijn technische specificaties in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 83/189 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, ongeacht op welke gronden zij zijn vastgesteld.

( cf. punt 25 )

2. De niet-toepasselijkheid van een technisch voorschrift als juridisch gevolg van de niet-nakoming van de kennisgevingsplicht van artikel 8 van richtlijn 83/189 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, kan worden aangevoerd in een geding tussen particulieren. Dat geldt ook voor de niet-nakoming van de in artikel 9 van die richtlijn gestelde verplichting om de goedkeuring van een ontwerp voor een technisch voorschrift uit te stellen. Ofschoon een richtlijn op zich geen verplichtingen aan particulieren kan opleggen en dus als zodanig niet tegenover particulieren kan worden ingeroepen, is die rechtspraak niet van toepassing in gedingen tussen particulieren, waarin de niet-nakoming van artikel 8 of artikel 9 van richtlijn 83/189, die schending van een wezenlijk vormvoorschrift oplevert, de niet-toepasselijkheid van een in weerwil van een van die artikelen vastgesteld technisch voorschrift meebrengt.

In een dergelijk geding bepaalt richtlijn 83/189, die voor particulieren rechten noch plichten creëert, immers geenszins de materiële inhoud van de rechtsregel op basis waarvan de nationale rechter het bij hem aanhangige geding moet beslechten. Derhalve moet de nationale rechter in het kader van een burgerlijke procedure tussen particulieren betreffende contractuele rechten en verplichtingen weigeren, een nationaal technisch voorschrift toe te passen dat is vastgesteld tijdens een periode van uitstel bedoeld in artikel 9 van richtlijn 83/189.

( cf. punten 49-52 en dictum )

Partijen


In zaak C-443/98,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Pretore di Milano (Italië), in het aldaar aanhangig geding tussen

Unilever Italia SpA

en

Central Food SpA,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 109, blz. 8), zoals gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189 (PB L 100, blz. 30),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, L. Sevón en R. Schintgen, kamerpresidenten, P. J. G. Kapteyn, C. Gulmann (rapporteur), J.-P. Puissochet, H. Ragnemalm, M. Wathelet en V. Skouris, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs

griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- Unilever Italia SpA, vertegenwoordigd door F. Capelli en G. Votta, advocaten te Milaan,

- de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door I. M. Braguglia, avvocato dello Stato,

- de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Snoecx, adjunct-adviseur bij de directie-generaal juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, als gemachtigde,

- de Deense regering, vertegenwoordigd door J. Molde, afdelingshoofd bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde,

- de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. A. Fierstra, hoofd van de afdeling Europees recht bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. Stancanelli, lid van haar juridische dienst, en M. Shotter, bij de juridische dienst gedetacheerd nationaal ambtenaar, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Unilever Italia SpA, de Italiaanse regering en de Commissie ter terechtzitting van 16 november 1999,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 27 januari 2000,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 6 november 1998, ingekomen bij het Hof op 7 december daaraanvolgend, heeft de Pretore di Milano krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 109, blz. 8), zoals gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189 (PB L 100, blz. 30; hierna: richtlijn 83/189").

2 Die vraag is gerezen in een geding tussen Unilever Italia SpA (hierna: Unilever") en Central Food SpA (hierna: Central Food"), betreffende de betaling door Central Food van een door Unilever geleverde partij olijfolie.

Het gemeenschapsrecht

3 Artikel 1, punten 1, 2 en 9, van richtlijn 83/189 luidt:

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. ,Product: alle producten die industrieel worden vervaardigd, en alle landbouwproducten.

2. ,Technische specificatie: specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveau, prestaties, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake verkoopbenaming, terminologie, symbolen, beproeving en beproevingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures.

Onder ,technische specificatie wordt ook verstaan de productiemethoden en -procédés voor de landbouwproducten uit hoofde van artikel 38, lid 1, van het Verdrag, voor de producten bestemd voor menselijke en diervoeding en voor de geneesmiddelen als omschreven in artikel 1 van richtlijn 65/65/EEG, alsmede de productiemethoden en -procédés voor de overige producten, wanneer die gevolgen hebben voor de kenmerken van deze producten;

(...)

9. ,Technisch voorschrift: een technische specificatie of andere eis, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van die lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 10, van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product wordt verboden.

(...)"

4 Artikel 8, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 83/189 luidt:

1. Onverminderd artikel 10 delen de lidstaten de Commissie onverwijld ieder ontwerp voor een technisch voorschrift mee, tenzij het een integrale omzetting van een internationale of Europese norm betreft, in welk geval louter met een mededeling van de betrokken norm kan worden volstaan; zij geven de Commissie tevens kennis van de redenen waarom de vaststelling van dit technisch voorschrift nodig is, tenzij die redenen reeds uit het ontwerp zelf blijken.

(...)

De Commissie stelt de overige lidstaten onverwijld van het haar voorgelegde ontwerp voor een technisch voorschrift en van alle aan haar verstrekte documenten in kennis. Zij kan het ontwerp tevens voor advies voorleggen aan het in artikel 5 bedoelde comité en in voorkomend geval aan het comité dat op het betrokken gebied bevoegd is.

(...)

2. De Commissie en de lidstaten kunnen bij de lidstaat die een ontwerp voor een technisch voorschrift ter kennis heeft gebracht, opmerkingen indienen, waarmee deze lidstaat bij de verdere uitwerking van het technisch voorschrift zoveel mogelijk rekening dient te houden.

3. De lidstaten delen onverwijld de definitieve tekst van een technisch voorschrift aan de Commissie mee."

5 Artikel 9 van richtlijn 83/189 luidt:

1. De lidstaten stellen de goedkeuring van een ontwerp voor een technisch voorschrift drie maanden uit, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de in artikel 8, lid 1, bedoelde mededeling ontvangt.

2. De lidstaten stellen

- de goedkeuring van een ontwerp voor een technisch voorschrift in de vorm van een vrijwillige overeenkomst in de zin van artikel 1, punt 9, tweede alinea, tweede streepje, vier maanden uit,

- onverminderd de leden 3, 4 en 5 de goedkeuring van elk ander ontwerp voor een technisch voorschrift zes maanden uit,

te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de in artikel 8, lid 1, bedoelde mededeling ontvangt, indien de Commissie of een andere lidstaat binnen een termijn van drie maanden na die datum een uitvoerig gemotiveerde mening te kennen geeft, dat de beoogde maatregel aspecten bezit die eventueel belemmeringen kunnen inhouden voor het vrije verkeer van goederen in het kader van de interne markt.

De betreffende lidstaat doet de Commissie verslag over het gevolg dat hij voornemens is te geven aan deze uitvoerig gemotiveerde mening. De Commissie voorziet deze reactie van commentaar.

3. De lidstaten stellen de goedkeuring van een ontwerp voor een technisch voorschrift twaalf maanden uit, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de in artikel 8, lid 1, bedoelde mededeling ontvangt, indien de Commissie binnen drie maanden na die datum haar voornemen bekendmaakt om overeenkomstig artikel 189 van het Verdrag een richtlijn, een verordening of een besluit ter zake voor te stellen of aan te nemen.

4. De lidstaten stellen de goedkeuring van een ontwerp voor een technisch voorschrift twaalf maanden uit, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de in artikel 8, lid 1, bedoelde mededeling ontvangt, indien de Commissie binnen drie maanden na die datum kennis geeft van de constatering dat het ontwerp voor een technisch voorschrift betrekking heeft op een materie die wordt bestreken door een voorstel voor een richtlijn, een verordening of een ander besluit dat overeenkomstig artikel 189 van het Verdrag bij de Raad is ingediend.

5. Indien de Raad een gemeenschappelijk standpunt vaststelt tijdens de in de leden 3 en 4 bedoelde status-quo-periode, wordt deze periode, behoudens het bepaalde in lid 6, tot achttien maanden verlengd.

6. De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde verplichtingen vervallen:

- wanneer de Commissie de lidstaten mededeelt dat zij afziet van haar voornemen een dwingend communautair besluit voor te stellen of aan te nemen;

- wanneer de Commissie de lidstaten in kennis stelt van de intrekking van haar ontwerp of haar voorstel; of

- bij de aanneming van een dwingend communautair besluit door de Raad of de Commissie.

7. De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat om dringende redenen, vanwege een ernstige en onvoorzienbare situatie, verband houdende met de bescherming van de gezondheid van mens en dier of de bescherming van planten, dan wel met de veiligheid, in zeer korte tijd technische voorschriften moet uitwerken om deze onmiddellijk daarop vast te stellen en in werking te doen treden, zonder dat raadpleging mogelijk is. De betrokken lidstaat vermeldt de gronden voor de urgentie van de maatregelen in de in artikel 8 bedoelde mededeling. De Commissie spreekt zich zo spoedig mogelijk over deze mededeling uit. Zij neemt de nodige maatregelen in geval van misbruik van deze procedure. De Commissie stelt het Europees Parlement hiervan in kennis."

6 Artikel 10, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 83/189 luidt:

De artikelen 8 en 9 zijn niet van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten of op de vrijwillige overeenkomsten waarbij de lidstaten:

- zich voegen naar dwingende communautaire besluiten die de aanneming van technische voorschriften tot gevolg hebben."

7 In de punten 54 en 55 van het arrest van 30 april 1996, CIA Security International (C-194/94, Jurispr. blz. I-2201; hierna: arrest CIA Security International"), overwoog het Hof, dat richtlijn 83/189 aldus moet worden uitgelegd, dat het verzuim van de verplichte kennisgeving de niet-toepasselijkheid van de betrokken technische voorschriften meebrengt, zodat deze niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen, en dat particulieren zich op de artikelen 8 en 9 van richtlijn 83/189 kunnen beroepen voor de nationale rechter, die een nationaal technisch voorschrift dat niet overeenkomstig de richtlijn is meegedeeld, buiten toepassing dient te laten.

8 In punt 35 van het arrest van 16 juni 1998, Lemmens (C-226/97, Jurispr. blz. I-3711), heeft het Hof gepreciseerd, dat het niet mededelen van technische voorschriften, wat schending van een vormvoorschrift bij de vaststelling ervan oplevert, tot niet-toepasselijkheid van die voorschriften leidt voor zover zij het gebruik of de verhandeling belemmeren van een product dat niet aan die voorschriften voldoet.

De Italiaanse regeling en de kennisgevingsprocedure

9 Blijkens de stukken werd op 27 januari 1998 bij het Italiaanse Parlement een wetsontwerp ingediend tot regeling van de etikettering inzake de geografische oorsprong van verschillende soorten olijfolie. De Senaat onderzocht dat ontwerp in februari en maart van dat jaar, de Kamer van volksvertegenwoordigers in april en in juni.

10 De Commissie, die kennis had gekregen van het ontwerp, had de Italiaanse autoriteiten inmiddels verzocht haar overeenkomstig artikel 8, lid 1, van richtlijn 83/189 het ontwerp mee te delen, hetgeen zij deden op 4 mei 1998. Daarop stelde de Commissie de lidstaten in kennis van het wetsontwerp; op 10 juni 1998 publiceerde zij in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een mededeling, dat de in artikel 9, lid 1, van richtlijn 83/189 bedoelde termijn van drie maanden verstreek op 5 augustus 1998. Zij vestigde de aandacht op het feit, dat de nationale rechter volgens het arrest CIA Security International een nationaal technisch voorschrift dat niet overeenkomstig richtlijn 83/189 is meegedeeld, buiten toepassing dient te laten, zodat de betrokken technische voorschriften niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen (PB 1998, C 177, blz. 2).

11 Op 23 juli 1998 deelde de Commissie de Italiaanse autoriteiten mee, dat zij voornemens was voor de onder het wetsontwerp vallende materie een regeling vast te stellen, en verzocht zij hen overeenkomstig artikel 9, lid 3, van richtlijn 83/189 de goedkeuring van het ontwerp twaalf maanden uit te stellen.

12 Na de definitieve goedkeuring door de twee kamers van het Italiaanse Parlement ondertekenden de President van de Republiek, de Eerste minister en de minister van Landbouw op 3 augustus 1998 wet nr. 313 inzake etikettering met aanduiding van oorsprong van bij de eerste persing verkregen extra olijfolie en olijfolie en van olijfolie (hierna: litigieuze wet").

13 De volgende dag deelde de Commissie de permanente vertegenwoordiger van Italië bij de Europese Unie mee, dat zij een procedure op grond van artikel 169 EG-Verdrag (thans artikel 226 EG) zou inleiden indien de litigieuze wet zou worden bekendgemaakt in de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana, en verklaarde zij, dat die wet niet aan particulieren zou kunnen worden tegengeworpen indien zij werd bekendgemaakt vóór 4 mei 1999.

14 Op 4 augustus 1998 ontving de Commissie van de Spaanse en de Portugese regering een uitvoerig gemotiveerde mening in de zin van artikel 9, lid 2, van richtlijn 83/189, volgens welke het wetsontwerp moest worden gewijzigd; op 5 augustus 1998 ontving zij van de Nederlandse regering opmerkingen in de zin van artikel 8, lid 2.

15 De litigieuze wet werd op 29 augustus 1998 bekendgemaakt in de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana nr. 201, en werd de dag daarop van kracht.

16 Artikel 1 van de litigieuze wet bepaalt in wezen, dat de betrokken olie slechts op de markt kan worden gebracht met de vermelding dat zij in Italië is geproduceerd" of vervaardigd", indien de gehele cyclus van oogst, productie, verwerking en verpakking in Italië heeft plaatsgevonden. Het etiket van olie die in Italië geheel of ten dele is verkregen uit olie uit andere landen, moet melding maken van dat feit, alsmede van de betrokken percentages en het land of de landen van herkomst; dergelijke olie zonder die vermeldingen die niet binnen vier maanden na de inwerkingtreding van de wet is verkocht, moet van de markt worden gehaald.

17 Op 22 december 1998 stelde de Commissie de regeling vast die zij aan de Italiaanse autoriteiten had aangekondigd, namelijk verordening (EG) nr. 2815/98 betreffende de handelsnormen voor olijfolie (PB L 349, blz. 56), waarin met name normen worden vastgesteld voor de aanduiding van de oorsprong van het product op etiketten of op verpakkingen van extra olijfolie verkregen bij de eerste persing en olijfolie verkregen bij de eerste persing.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

18 Op 29 september 1998 voerde Unilever een bestelling van Central Food voor de levering van 648 liter bij eerste persing verkregen extra olijfolie uit, voor een bedrag van 5 330 708 LIT.

19 Bij brief van 30 september 1998 liet Central Food aan Unilever weten, dat de olijfolie niet overeenkomstig de litigieuze wet was geëtiketteerd. Zij weigerde daarom het verschuldigde bedrag te betalen en verzocht Unilever de goederen in haar opslagplaats te komen ophalen.

20 Op 2 oktober 1998 betwistte Unilever het standpunt van Central Food. Unilever voerde aan, dat de Commissie in het kader van de bij richtlijn 83/189 ingevoerde procedure van kennisgeving en onderzoek van ontwerpen voor technische voorschriften de Italiaanse Republiek had aangemaand tot 5 mei 1999 geen wettelijke regeling inzake de etikettering van olijfolie vast te stellen, en stelde onder verwijzing naar het arrest CIA Security International, dat de litigieuze wet niet mocht worden toegepast. Daar de geleverde olijfolie haar inziens geheel beantwoordde aan de geldende Italiaanse regelgeving, verzocht zij Central Food de levering te aanvaarden en te betalen.

21 Toen Central Food opnieuw weigerde dat te doen, stelde Unilever op 21 oktober 1998 bij de Pretore di Milano beroep in tot verkrijging van een bevel tot betaling van de prijs van de levering.

22 Onder die omstandigheden heeft de Pretore di Milano de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

Kan een nationale wettelijke regeling die is afgekondigd en in werking getreden in een lidstaat (wet nr. 313 van 3 augustus 1998), buiten toepassing worden gelaten door de nationale rechter die om een bevel tot betaling wordt verzocht betreffende de levering van een partij bij eerste persing verkregen extra olijfolie, waarvan de etikettering niet strookt met voormelde nationale wettelijke regeling, nu naar aanleiding van de kennisgeving en het daaropvolgend onderzoek van een nationaal wetsontwerp betreffende de etikettering met aanduiding van oorsprong van bij eerste persing verkregen extra olijfolie en olijfolie en van olijfolie, de Commissie op basis van artikel 9, lid 3, van richtlijn 83/189 (betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften) heeft besloten, tot de lidstaat die het wetsontwerp heeft aangemeld, een formele uitnodiging te richten om (vóór 14 september 1999) geen wettelijke regeling vast te stellen betreffende normen inzake de verhandeling van olijfolie, in afwachting van de vaststelling van een communautaire regeling terzake?"

De prejudiciële vraag

De vraag of de in de litigieuze wet vervatte etiketteringsregels technische voorschriften zijn

23 Allereerst moet worden onderzocht of de prejudiciële vraag, zoals de Italiaanse regering betoogt, zonder voorwerp is omdat de litigieuze wet niet onder richtlijn 83/189 valt.

24 De Italiaanse regering stelt in de eerste plaats, dat de litigieuze wet geen regels bevat die als technische voorschriften in de zin van richtlijn 83/189 kunnen worden aangemerkt. Zij verwijst naar het doel van de litigieuze wet, namelijk de bescherming van de consument door een correcte informatie over de oorsprong of de herkomst van olijfolie, naar het feit dat het om landbouwproducten gaat en naar de omstandigheid, dat de regels in de wet geen betrekking hebben op, noch gevolgen hebben voor de kenmerken van die producten.

25 In dat verband volstaat het eraan te herinneren, dat volgens artikel 1, punt 1, van richtlijn 83/189 onder product" zowel industriële producten als landbouwproducten worden verstaan, en dat volgens punt 2 van dat artikel, een technische specificatie" in de zin van richtlijn 83/189 een specificatie is die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake etikettering. Nationale regels die dergelijke specificaties bevatten, zijn technische specificaties in de zin van richtlijn 83/189, ongeacht op welke gronden zij zijn vastgesteld (zie, in die zin, arrest van 20 maart 1997, Bic Benelux, C-13/96, Jurispr. blz. I-1753, punt 19).

26 De litigieuze wet, die de etikettering met betrekking tot de oorsprong van olijfolie regelt, bevat dus regels die moeten worden aangemerkt als technische specificaties" in de zin van richtlijn 83/189.

27 Aangezien die regels de jure moeten worden nageleefd opdat olijfolie in Italië kan worden verhandeld, gaat het wel degelijk om technische voorschriften in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189.

28 De Italiaanse regering stelt in de tweede plaats, dat de wet krachtens artikel 10 van richtlijn 83/189 niet behoefde te worden aangemeld, aangezien zij is vastgesteld overeenkomstig richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB 1979, L 33, blz. 1), waarvan artikel 3, lid 1, punt 7, bepaalt, dat op het etiket de plaats van oorsprong of herkomst moet worden vermeld indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden in verband met de werkelijke oorsprong of herkomst van het levensmiddel.

29 Dit standpunt kan niet worden aanvaard. Zoals de Commissie heeft opgemerkt, laat deze bepaling van richtlijn 79/112, die in algemene bewoordingen is gesteld, de lidstaten voldoende speelruimte om uit te sluiten, dat nationale regels met betrekking tot de etikettering inzake de oorsprong, zoals vastgesteld in de litigieuze wet, kunnen worden aangemerkt als nationale bepalingen die zich voegen naar een dwingend communautair besluit, in de zin van artikel 10, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 83/189.

30 Derhalve moet worden geconcludeerd, dat voorschriften als de in de litigieuze wet vervatte regels betreffende de etikettering, technische voorschriften zijn die onder richtlijn 83/189 vallen.

De gevolgen van de schending van artikel 9 van richtlijn 83/189

31 Met zijn prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of de nationale rechter in een burgerlijke procedure tussen particulieren betreffende contractuele rechten en verplichtingen, moet weigeren een nationaal technisch voorschrift toe te passen dat is vastgesteld tijdens een in artikel 9 van richtlijn 83/189 bedoelde periode van uitstel.

32 Unilever stelt in dit verband, dat het Hof in het arrest CIA Security International heeft bevestigd, dat een nationaal technisch voorschrift dat is vastgesteld in weerwil van de uit de artikelen 8 en 9 van richtlijn 83/189 voortvloeiende verplichtingen, in geen geval kan worden tegengeworpen aan particulieren.

33 De Commissie stelt enerzijds, dat in het arrest CIA Security International, betreffende een geding tussen particulieren, is vastgesteld, dat een in weerwil van richtlijn 83/189 vastgesteld technisch voorschrift niet-toepasselijk is, en dat uit dat arrest volgt, dat die niet-toepasselijkheid kan worden ingeroepen in een geding tussen particulieren. Er zijn geen redenen waarom de niet-naleving van richtlijn 83/189 in een procedure inzake een bevel tot betaling, zoals in het hoofdgeding, niet hetzelfde gevolg zou hebben.

34 Anderzijds, aldus de Commissie, geldt de niet-toepasselijkheid zowel in geval van schending van de kennisgevingsplicht van artikel 8 van richtlijn 89/189 als in geval van niet-nakoming van de perioden van uitstel in artikel 9 van die richtlijn. De vaststelling van een nationaal technisch voorschrift nadat het ontwerp is aangemeld, maar tijdens de uitsteltermijn, zonder dat rekening wordt gehouden met de opmerkingen of andere reacties van de Commissie en de andere lidstaten, dreigt namelijk de facto nieuwe belemmeringen van de intracommunautaire handel te veroorzaken die identiek zijn aan die welke voortvloeien uit de vaststelling van een nationaal technisch voorschrift in strijd met de kennisgevingsplicht.

35 De Italiaanse regering, ondersteund door de Deense regering, merkt op, dat het Hof weliswaar de rechtstreekse werking van sommige bepalingen van richtlijnen heeft erkend in dier voege dat, bij gebreke van een juiste omzetting, particulieren die bepalingen kunnen inroepen tegen een in gebreke gebleven lidstaat, maar dat het tevens heeft beslist, dat een uitbreiding van die rechtspraak tot de verhoudingen tussen particulieren erop zou neerkomen, dat aan de Gemeenschap de bevoegdheid wordt verleend om rechtstreeks verplichtingen op te leggen aan particulieren, terwijl zij dat slechts kan doen waar zij bevoegd is om verordeningen vast te stellen. Uit de vaste rechtspraak van het Hof volgt, dat een richtlijn als zodanig geen verplichtingen voor particulieren kan scheppen en als zodanig dus ook niet tegen hen kan worden ingeroepen. Daarvan kan niet worden afgeweken op basis van het arrest CIA Security International. In het dictum van dat arrest wordt niet afgedaan aan het beginsel, dat een richtlijn geen rechtstreekse werking kan hebben in horizontale betrekkingen tussen particulieren.

36 Verder stellen de Italiaanse, de Deense en de Nederlandse regering met name, dat het Hof in het arrest CIA Security International enkel heeft geoordeeld, dat de niet-nakoming van de kennisgevingsplicht van artikel 8 van richtlijn 83/189 het betrokken technisch voorschrift niet-toepasselijk maakt. Artikel 9 van de richtlijn verschilt evenwel wezenlijk van artikel 8. Die uitlegging is ingegeven door de doeltreffendheid van de bij artikel 8 van richtlijn 83/189 ingestelde preventieve controle. Daarentegen draagt niet-toepasselijkheid in geval van niet-nakoming van de in artikel 9 bedoelde verplichting tot uitstel niet bij tot een efficiënte controle door de Commissie. In een dergelijke situatie kan de omstandigheid dat een lidstaat een procedureregel als die van artikel 9, lid 3, van richtlijn 83/189 niet heeft gevolgd, er enkel toe leiden, dat de Commissie tegen de in gebreke gebleven lidstaat een beroep wegens niet-nakoming kan instellen.

37 In het licht van die opmerkingen moet in de eerste plaats worden onderzocht, of niet-nakoming van de in richtlijn 83/189 neergelegde verplichtingen, voor wat betreft de in artikel 9 neergelegde verplichting om een uitstelperiode in acht te nemen, dezelfde rechtsgevolgen heeft als met betrekking tot de kennisgevingsplicht neergelegd in artikel 8.

38 Vastgesteld moet worden, dat het arrest CIA Security International betrekking had op een technisch voorschrift dat niet overeenkomstig artikel 8 van richtlijn 83/189 was meegedeeld, hetgeen verklaart waarom in het dictum van dat arrest enkel wordt vastgesteld, dat niet overeenkomstig dat artikel meegedeelde technische voorschriften buiten toepassing moeten worden gelaten.

39 In de overwegingen die het Hof tot die vaststelling hebben gebracht, heeft het Hof echter ook de uit artikel 9 van richtlijn 83/189 voortvloeiende verplichtingen onderzocht. Uit die overwegingen blijkt dat, gelet op het doel van richtlijn 83/189 alsmede de bewoordingen van artikel 9 ervan, die verplichtingen op dezelfde wijze moeten worden behandeld als die welke voortvloeien uit artikel 8 van deze richtlijn.

40 Zo werd in punt 40 van het arrest CIA Security International beklemtoond, dat richtlijn 83/189 door middel van een preventieve controle het vrije verkeer van goederen beoogt te beschermen, dat een van de grondslagen van de Gemeenschap vormt, en dat ter verzekering van de doeltreffendheid van deze controle alle onder de richtlijn vallende ontwerpen van technische voorschriften moeten worden meegedeeld en de vaststelling en de toepassing van deze voorschriften - behoudens wanneer de spoedeisendheid een uitzondering rechtvaardigt - zolang moet worden uitgesteld als in artikel 9 is bepaald.

41 In punt 41 van dat arrest overwoog het Hof, dat de kennisgeving en de periode van uitstel de Commissie en de andere lidstaten enerzijds de gelegenheid bieden om te onderzoeken, of het betrokken ontwerp met het EG-Verdrag strijdige belemmeringen van het handelsverkeer creëert dan wel belemmeringen ter voorkoming waarvan gemeenschappelijke of geharmoniseerde maatregelen moeten worden vastgesteld, en anderzijds om wijzigingen van de beoogde nationale maatregelen voor te stellen. Deze procedure biedt de Commissie voorts de gelegenheid om gemeenschapsregels voor te stellen of vast te stellen voor de door de voorgenomen maatregel beheerste materie.

42 In punt 50 van het arrest CIA Security International wees het Hof erop, dat richtlijn 83/189 er niet enkel toe strekt de Commissie op de hoogte te stellen, maar een meer algemeen doel heeft, namelijk handelsbelemmeringen uit de weg te ruimen of te beperken, de andere lidstaten op de hoogte te stellen van de door een lidstaat voorgenomen technische regelingen, de Commissie en de andere lidstaten de nodige tijd te geven om te reageren en een wijziging voor te stellen ter beperking van de uit de voorgenomen maatregel voortvloeiende belemmeringen van het vrije verkeer van goederen, en de Commissie de nodige tijd te geven om een harmonisatierichtlijn voor te stellen.

43 Verder stelde het Hof vast, dat de bewoordingen van de artikelen 8 en 9 van richtlijn 83/189 duidelijk zijn, aangezien zij voor de nationale ontwerpregelingen een communautaire controleprocedure invoeren en de datum van de inwerkingtreding van de regelingen laten afhangen van de instemming of het uitblijven van bezwaren van de Commissie.

44 Na eraan te hebben herinnerd, dat richtlijn 83/189 ertoe strekt via een preventieve controle het vrije verkeer van goederen te waarborgen, en dat de kennisgevingsplicht een essentieel middel vormt om deze communautaire controle mogelijk te maken, stelde het Hof in punt 48 van het arrest CIA Security International vast, dat tot de doeltreffendheid van de controle zal bijdragen dat de richtlijn aldus wordt uitgelegd, dat het verzuim van de kennisgevingsplicht een schending van een wezenlijk vormvoorschrift is, die de niet-toepasselijkheid van de betrokken technische voorschriften op particulieren tot gevolg heeft. Uit de in de punten 40 tot en met 43 van dit arrest vermelde overwegingen volgt evenwel, dat niet-nakoming van de in artikel 9 van richtlijn 83/189 ingevoerde verplichting om de goedkeuring uit te stellen, eveneens een schending van een wezenlijk vormvoorschrift is die de niet-toepasselijkheid van de technische voorschriften tot gevolg heeft.

45 Derhalve moet in de tweede plaats worden onderzocht, of de niet-toepasselijkheid van technische voorschriften die zijn vastgesteld in weerwil van artikel 9 van richtlijn 83/189, kan worden aangevoerd in een burgerlijke procedure tussen particulieren betreffende contractuele rechten en verplichtingen.

46 Allereerst moet worden vastgesteld, dat in het kader van een dergelijke burgerlijke procedure de toepassing van technische voorschriften die zijn vastgesteld in weerwil van artikel 9 van richtlijn 83/189, tot gevolg kan hebben, dat het gebruik of de verhandeling van een product dat niet aan die voorschriften beantwoordt, wordt belemmerd.

47 Dat is in het hoofdgeding het geval, aangezien de toepassing van de Italiaanse regeling de verhandeling door Unilever van de door haar te koop aangeboden bij eerste persing verkregen extra olijfolie kan belemmeren.

48 Vervolgens zij eraan herinnerd, dat in het arrest CIA Security International is vastgesteld dat het juridisch gevolg van de niet-nakoming van de kennisgevingsplicht de niet-toepasselijkheid is, in antwoord op prejudiciële vragen die waren gesteld in een procedure tussen concurrerende ondernemingen, die was gebaseerd op nationale bepalingen die oneerlijke handelspraktijken verbieden.

49 Uit de rechtspraak van het Hof volgt dus, dat de niet-toepasselijkheid van een technisch voorschrift dat niet overeenkomstig artikel 8 van richtlijn 83/189 is meegedeeld, om de in de punten 40 tot en met 43 van dit arrest genoemde redenen kan worden aangevoerd in een geding tussen particulieren. Dat geldt ook voor de niet-nakoming van de uit artikel 9 van die richtlijn voortvloeiende verplichtingen, en er is in dit verband geen reden om geschillen tussen particulieren inzake oneerlijke mededinging, zoals in de zaak CIA Security International, anders te behandelen dan geschillen tussen particulieren met betrekking tot contractuele rechten en verplichtingen, zoals in het hoofdgeding.

50 Zoals de Italiaanse en de Deense regering hebben opgemerkt, kan een richtlijn op zich weliswaar geen verplichtingen aan particulieren opleggen en dus als zodanig niet tegenover particulieren worden ingeroepen (zie arrest van 14 juli 1994, Faccini Dori, C-91/92, Jurispr. blz. I-3325, punt 20), maar die rechtspraak is niet van toepassing op een situatie waarin de niet-nakoming van artikel 8 of artikel 9 van richtlijn 83/189, die schending van een wezenlijk vormvoorschrift oplevert, de niet-toepasselijkheid van een in weerwil van een van die artikelen vastgesteld technisch voorschrift meebrengt.

51 Anders dan in geval van niet-omzetting van richtlijnen waarop de door die twee regeringen genoemde rechtspraak betrekking heeft, bepaalt richtlijn 83/189 in een dergelijke situatie geenszins de materiële inhoud van de rechtsregel op basis waarvan de nationale rechter het bij hem aanhangig geschil moet beslechten. Zij creëert voor particulieren rechten noch plichten.

52 Uit een en ander volgt dat op de gestelde vraag moet worden geantwoord, dat de nationale rechter in het kader van een burgerlijke procedure tussen particulieren betreffende contractuele rechten en verplichtingen moet weigeren, een nationaal technisch voorschrift toe te passen dat is vastgesteld tijdens een in artikel 9 van richtlijn 83/189 bedoelde periode van uitstel.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

De kosten door de Italiaanse, de Belgische, de Deense en de Nederlandse regering alsmede door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

uitspraak doende op de door de Pretore di Milano bij beschikking van 6 november 1998 gestelde vraag, verklaart voor recht:

De nationale rechter moet in het kader van een burgerlijke procedure tussen particulieren betreffende contractuele rechten en verplichtingen weigeren, een nationaal technisch voorschrift toe te passen dat is vastgesteld tijdens een periode van uitstel bedoeld in artikel 9 van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 tot tweede substantiële wijziging van richtlijn 83/189.