1 Harmonisatie van wetgevingen - Merken - Richtlijn 89/104 - Uitputtingsbeginsel neergelegd in artikel 7 - Toepassing op na ompakking en opnieuw aanbrengen van oorspronkelijk merk opnieuw ingevoerde producten - Toepassing van artikelen 30 en 36 van Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 28 EG en 30 EG) in geval van vervanging van merk door ander merk
[EG-Verdrag, art. 30 en 36 (thans, na wijziging, art. 28 EG en 30 EG); richtlijn 89/104 van de Raad, art. 7]
2 Vrij verkeer van goederen - Industriële en commerciële eigendom - Merkrecht - Product dat door merkhouder of met diens toestemming in lidstaat in verkeer is gebracht - Invoer in andere lidstaat na hetzij ompakking en opnieuw aanbrengen van merk hetzij vervanging van merk door merk dat merkhouder in lidstaat van invoer gebruikt - Verzet door merkhouder - Toelaatbaarheid - Voorwaarde - Ontbreken van kunstmatige afscherming van markten tussen lidstaten - Identieke toepassing in beide gevallen
[EG-Verdrag, art. 36 (thans, na wijziging, art. 30 EG)]
3 Vrij verkeer van goederen - Industriële en commerciële eigendom - Merkrecht - Product dat door merkhouder of met diens toestemming in lidstaat in verkeer is gebracht - Invoer na vervanging van merk door merk dat merkhouder in lidstaat van invoer gebruikt - Verzet door merkhouder - Toelaatbaarheid - Voorwaarde - Ontbreken van kunstmatige afscherming van markten tussen lidstaten - Beoordelingscriteria
[EG-Verdrag, art. 36 (thans, na wijziging, art. 30 EG)]
1 Artikel 7, lid 1, van de Eerste richtlijn (89/104) betreffende het merkenrecht, volgens hetwelk slechts sprake is van uitputting van het aan het merk verbonden recht voor waren die "onder dit merk" door de houder of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht, is van toepassing, wanneer het oorspronkelijke merk na ompakking van het product opnieuw wordt aangebracht. Het is niet van toepassing, wanneer een parallelimporteur het oorspronkelijke merk vervangt door een ander merk. In dat geval worden de rechten van respectievelijk de merkhouder en de parallelimporteur bepaald door de artikelen 30 en 36 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 28 EG en 30 EG). Aangezien artikel 7 van de richtlijn evenals artikel 36 van het Verdrag beoogt, de fundamentele belangen van de bescherming van het merkrecht en het vrij verkeer van goederen binnen de gemeenschappelijke markt met elkaar in overeenstemming te brengen, moeten die twee bepalingen, die op hetzelfde resultaat zijn gericht, op identieke wijze worden uitgelegd.
2 De bevoegdheid van de merkhouder om zich op grond van het nationale recht ertegen te verzetten, dat een importeur producten verkoopt die in de lidstaat van uitvoer door de merkhouder zelf of met zijn toestemming in de handel zijn gebracht, en die zijn omgepakt met wederaanbrenging van het oorspronkelijke merk of vervanging van dat merk door het merk dat de merkhouder in de lidstaat van invoer gebruikt, moet gerechtvaardigd worden geacht uit hoofde van artikel 36 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 30 EG), tenzij met name komt vast te staan, dat een dergelijk optreden tot kunstmatige afscherming van de markten van de lidstaten zal bijdragen.
Bij de toepassing van deze voorwaarde betreffende de kunstmatige afscherming van de markten, mag niet worden onderscheiden naargelang het oorspronkelijke merk na ompakking opnieuw wordt aangebracht dan wel wordt vervangen, daar een verschillende behandeling niet wordt gerechtvaardigd door objectieve verschillen tussen deze beide situaties. Voorzover het merkrecht van de lidstaat van invoer de merkhouder toestaat zich te verzetten tegen het opnieuw aanbrengen van het merk na ompakking van het product of tegen de vervanging van het merk, en voorzover de ompakking met het opnieuw aanbrengen of vervangen van het merk noodzakelijk is voor de parallelimporteur om de producten in de lidstaat van invoer op de markt te kunnen brengen, is er sprake van belemmeringen van de handel tussen de lidstaten die leiden tot kunstmatige afscherming van de markten van de lidstaten, en wel ongeacht of het oogmerk van de merkhouder op die afscherming gericht is geweest.
3 De voorwaarde van kunstmatige afscherming van de markten tussen de lidstaten impliceert, dat bij de beoordeling of een merkhouder zich op grond van het nationale recht ertegen kan verzetten, dat een parallelimporteur van geneesmiddelen het in de lidstaat van uitvoer gebruikte merk vervangt door het door de merkhouder in de lidstaat van invoer gebruikte merk, de omstandigheden in aanmerking moeten worden genomen die zich voordeden ten tijde van de verkoop in de lidstaat van invoer, op grond waarvan de vervanging van het oorspronkelijke merk door het in de lidstaat van invoer gebruikte merk objectief noodzakelijk was voor de parallelimporteur om het product in die staat op de markt te kunnen brengen. Aan deze noodzakelijkheidsvoorwaarde is voldaan, indien in een bepaald geval het verbod voor de importeur om het merk te vervangen, de effectieve toegang tot de markt van de lidstaat van invoer belemmert. Aan de noodzakelijkheidsvoorwaarde zal daarentegen niet zijn voldaan, wanneer commercieel voordeel de enige reden is waarom de parallelimporteur het merk vervangt.