61997C0214

Conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer van 10 maart 1998. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Portugese Republiek. - Niet-nakoming - Richtlijn 75/440/EEG - Niet-omzetting binnen gestelde termijn. - Zaak C-214/97.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-03839


Conclusie van de advocaat generaal


1 In deze zaak verzoekt de Commissie het Hof vast te stellen dat de Portugese Republiek niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens het gemeenschapsrecht, meer bepaald richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor productie van drinkwater in de lidstaten (PB L 194, blz. 34; hierna: "richtlijn"). De Commissie verwijt de Portugese Republiek met name, dat zij geen organisch actieplan met een tijdschema ter sanering van het oppervlaktewater heeft vastgesteld, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van richtlijn 75/440, binnen de termijn die verstreek op 1 januari 1989, overeenkomstig artikel 395 juncto bijlage XXXVI van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de aanpassing van de Verdragen (PB 1985, L 302, blz. 23). Subsidiair verzoekt de Commissie het Hof vast te stellen dat de Portugese Republiek in strijd met artikel 10 van de richtlijn niet heeft voldaan aan de verplichting, haar onverwijld van die maatregelen in kennis te stellen. Ten slotte verzoekt de Commissie het Hof verweerster te verwijzen in de kosten.

2 Bij schrijven van 12 augustus 1991 verzocht de Commissie de Portugese regering, haar een afschrift van het organisch actieplan met het tijdschema mee te delen. Toen een reactie van de Portugese regering uitbleef, herhaalde de Commissie haar verzoek op 13 november 1992 en op 22 januari 1993.

Op 19 mei 1993 deed de Portugese regering de Commissie een lijst van "Programma's tot vermindering van de verontreiniging" toekomen.

3 Bij aanmaningsbrief van 13 januari 1994 deelde de Commissie de Portugese Republiek mee, dat dat document niet voldeed aan de eisen van artikel 4, lid 2, van de richtlijn, en verzocht zij haar binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen te maken.

4 Op 10 juni 1994 stelde de Portugese regering via haar permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie de Commissie ervan in kennis, dat de nodige maatregelen tot omzetting van de richtlijn, inzonderheid tot vaststelling van het verlangde actieplan, in voorbereiding waren. Zij verzocht om een extra termijn van twee maanden teneinde vollediger informatie te kunnen verstrekken, gezien de ingewikkelde procedure ter zake.

5 Toen de Commissie de beloofde informatie niet ontving, deed zij de Portugese Republiek op 10 juli 1995 een met redenen omkleed advies toekomen met het verzoek, binnen een termijn van twee maanden de nodige maatregelen te treffen om aan de richtlijn te voldoen.

6 Op 1 maart 1996 zond de Portugese regering de Commissie een nieuw document toe getiteld "Organisch actieplan" met verschillende bijlagen. Na analyse van deze stukken was de Commissie van mening, dat de Portugese Republiek nog steeds niet aan de eisen van artikel 4, lid 2, van de richtlijn voldeed, en besloot zij het onderhavige beroep in te stellen.

7 In haar bij het Hof van Justitie ingediende schriftelijke opmerkingen betwist de Portugese regering de gestelde niet-nakoming niet, doch wijst zij erop, dat het op 1 maart 1996 aan de Commissie toegezonden "Organisch actieplan" grotendeels aan de vereisten van de richtlijn voldoet. Het definitieve plan, waarvan de ingewikkelde vaststellingsprocedure tot verschillende vertragingen heeft geleid, zou in elk geval vóór 30 oktober 1997 klaar zijn, weshalve de Portugese regering het Hof verzoekt de procedure tot die datum op te schorten.

8 Bijgevolg staat vast, dat de Portugese Republiek haar verplichtingen niet is nagekomen.

Aangezien het eerste schrijven van de Commissie ter zake van meer dan zes jaar geleden dateert en de Portugese regering herhaalde malen heeft verzuimd te voldoen aan de krachtens de richtlijn op haar rustende verplichtingen, behoeft mijns inziens het verzoek om opschorting van de procedure niet te worden ingewilligd. Verweerster dient in elk geval de kosten te dragen ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering.

Conclusie

9 Ik geef het Hof in overweging het beroep toe te wijzen en te beslissen als volgt:

1) Vast te stellen dat de Portugese Republiek niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 189 EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen door niet binnen de gestelde termijn een organisch actieplan met een tijdschema ter sanering van het oppervlaktewater vast te stellen, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor productie van drinkwater in de lidstaten.

2) De Portugese Republiek te verwijzen in de kosten.