1 Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Tot lidstaat gerichte beschikking van Commissie waarbij steun onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard - Beroep van regionale overheid die deze steun heeft verleend - Ontvankelijkheid
[EG-Verdrag, art. 173 (thans, na wijziging, art. 230 EG)]
2 Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Steun voor streken die nadeel ondervinden van deling van Duitsland - Draagwijdte van afwijking - Strikte uitlegging - Economische nadelen die hun oorzaak vinden in isolement dat grens tussen twee zones heeft teweeggebracht
[EG-Verdrag, art. 92, lid 2, sub c (thans, na wijziging, art. 87, lid 2, sub c, EG)]
3 Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Samenwerkingsplicht van lidstaat die om afwijking verzoekt
[EG-Verdrag, art. 92, lid 2 (thans, na wijziging, art. 87, lid 2, EG)]
4 Handelingen van de instellingen - Motivering - Verplichting - Draagwijdte - Beschikking in lijn van eerdere beschikkingen - Summiere motivering
[EG-Verdrag, art. 190 (thans art. 253 EG)]
5 Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd - Steunmaatregelen om ernstige verstoring van economie van lidstaat te verhelpen - Strikte uitlegging - Verstoring die gehele economie van betrokken lidstaat aantast
[EG-Verdrag, art. 92, lid 3, sub b (thans, na wijziging, art. 87, lid 3, sub b, EG]
6 Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd - Beoordelingsvrijheid van Commissie - Rechterlijke toetsing - Grenzen
[EG-Verdrag, art. 92, lid 3 (thans, na wijziging, art. 87, lid 3, EG)]
7 Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd - Steun voor ontwikkeling van bepaalde streken - Beoordeling door Commissie - Verplichting tot inaanmerkingneming van gevolgen van steun op gemeenschapsniveau
[EG-Verdrag, art. 92, lid 3, sub a en c (thans, na wijziging, art. 87, lid 3, sub a en c, EG)]
8 Steunmaatregelen van de staten - Onderzoek door Commissie - Invoering van kaderregeling inzake steun aan economische sector - Niet-dwingend bij gebreke van instemming van lidstaten - Inaanmerkingneming door Commissie met oog op toepassing van artikel 92 van Verdrag (thans, na wijziging, art. 87 EG) en artikel 93 van Verdrag (thans artikel 88 EG) - Toelaatbaarheid
[EG-Verdrag, art. 92 (thans, na wijziging, art. 87 EG) en art. 93 (thans art. 88 EG)]
9 Steunmaatregelen van de staten - Beschikking van Commissie - Beoordeling van wettigheid aan hand van gegevens die beschikbaar waren op moment van vaststelling van beschikking - Inaanmerkingneming van te verwachten ontwikkeling van mededinging
[EG-Verdrag, art. 92, lid 1, en 173 (thans, na wijziging, art. 87, lid 1, EG en 230 EG)]
10 Steunmaatregelen van de staten - Onderzoek door Commissie - Verplichting om binnen redelijke termijn standpunt te bepalen - Mogelijkheid van beroep wegens nalaten bij stilzitten
[EG-Verdrag, art. 92 (thans, na wijziging, art. 87 EG) en art. 93 en 175 (thans art. 88 EG en 232 EG)]
11 Steunmaatregelen van de staten - Onderzoek door Commissie - Mogelijkheid om vooraf vastgestelde operationele criteria toe te passen - Aantasting van prerogatieven van Raad - Geen - Onderscheid tussen investeringen op onontsloten terrein en uitbreidingsinvesteringen - Kwalificatie volgens gemeenschapsrecht
[EG-Verdrag, art. 92 (thans, na wijziging, art. 87 EG) en art. 93 (thans art. 88 EG)]
1 Het lager openbaar lichaam dat volgens zijn nationaal recht rechtspersoonlijkheid bezit, kan krachtens artikel 173 van het Verdrag (thans, na wijziging, art. 230 EG) beroep tot nietigverklaring instellen tegen tot hem gerichte beschikkingen en tegen beschikkingen die, hoewel genomen in de vorm van een verordening of van een beschikking gericht tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raken.
Door een tot een lidstaat gerichte beschikking van de Commissie waarbij bepaalde staatssteunmaatregelen onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard, wordt individueel geraakt het lager openbaar lichaam dat de steun heeft verleend en voor een deel met eigen middelen heeft bekostigd, en dat wegens de beschikking in de onmogelijkheid verkeert zijn autonome bevoegdheden naar eigen goeddunken uit te oefenen, en verplicht is de administratieve procedure tot terugvordering van de steun van de ontvangers in gang te zetten, waarvoor het op nationaal niveau als enige bevoegd is.
Het moet worden geacht door genoemde beschikking rechtstreeks te worden geraakt, wanneer de nationale autoriteiten tot wie de beschikking is gericht, bij de doorzending ervan aan hem geen enkele discretionaire bevoegdheid hebben uitgeoefend.
Bovendien heeft het een belang om op te komen tegen die beschikking, dat verschilt van het belang van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt.
2 Aangezien artikel 92, lid 2, sub c, van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 2, sub c, EG), volgens hetwelk met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn "steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland, voorzover deze maatregelen noodzakelijk zijn om de door deze deling berokkende economische nadelen te compenseren", in het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Amsterdam is gehandhaafd, en aangezien een gelijkluidende bepaling is opgenomen in artikel 61, lid 2, sub c, van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, kan niet worden aangenomen, dat deze bepaling na de hereniging van Duitsland zonder voorwerp is geraakt.
Aangezien artikel 92, lid 2, sub c, van het Verdrag echter voorziet in een afwijking van het in artikel 92, lid 1, geformuleerde algemene beginsel van onverenigbaarheid van staatssteun met de gemeenschappelijke markt, moet deze bepaling strikt worden uitgelegd. Bovendien dient bij de uitlegging van deze bepaling niet uitsluitend met de aldaar gebezigde bewoordingen te rade te worden gegaan, doch ook met het de context en met de doelstellingen van de regeling waarvan de bepaling deel uitmaakt.
Waar de uitdrukking "deling van Duitsland" refereert aan de totstandkoming van de scheidingslijn tussen de twee zones in 1948, kunnen met de "door deze deling berokkende economische nadelen" alleen die economische nadelen worden bedoeld, welke hun oorzaak vinden in het isolement dat de instelling of handhaving van die grens heeft teweeggebracht, zoals de insluiting van bepaalde streken, de onderbreking van verkeerswegen, of het verlies van de natuurlijke afzetmarkten van bepaalde ondernemingen, die daarom ondersteuning behoeven, hetzij om zich aan de nieuwe omstandigheden te kunnen aanpassen, hetzij om deze nadelige situatie te kunnen overleven.
De uitlegging volgens welke artikel 92, lid 2, sub c, van het Verdrag het mogelijk maakt, de onbetwistbare economische achterstand van de nieuwe deelstaten volledig te compenseren, totdat deze een ontwikkelingsniveau hebben bereikt dat vergelijkbaar is met dat van de oude deelstaten, miskent zowel het uitzonderingskarakter van deze bepaling als de context en het doel ervan. Voor de verschillen in ontwikkeling tussen de oude en de nieuwe deelstaten zijn immers andere oorzaken aan te wijzen dan de deling van Duitsland als zodanig, in het bijzonder de verschillende politiek-economische systemen die aan deze en aan gene zijde van de grens werden ingevoerd.
3 De lidstaat die om machtiging verzoekt om steun te verlenen in afwijking van de verdragsregels, is verplicht met de Commissie samen te werken. Ingevolge deze verplichting dient hij met name alle gegevens te verstrekken aan de hand waarvan deze instelling kan nagaan, of aan de voorwaarden voor de gevraagde afwijking is voldaan.
4 In de door artikel 190 van het Verdrag (thans artikel 253 EG) vereiste motivering moet de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking komen, zodat de gemeenschapsrechter zijn toezicht kan uitoefenen en de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen.
Een beschikking die is vastgesteld in een context die de partijen goed kennen, en die in de lijn ligt van een vaste beschikkingspraktijk, mag evenwel summier worden gemotiveerd.
Voorts dient toetsing aan het motiveringsvereiste te gebeuren met inachtneming van, onder meer, het belang dat de adressaat of andere betroffenen bij een toelichting kunnen hebben, in het bijzonder wanneer zij een actieve rol hebben gespeeld in de procedure die tot de vaststelling van de bestreden handeling heeft geleid, en op de hoogte zijn van de redenen, feitelijk en rechtens, waarom de Commissie haar beschikking heeft vastgesteld.
Bovendien is de Commissie niet gehouden, in de motivering van een beschikking in te gaan op alle punten, feitelijk en rechtens, die door de belanghebbenden zijn aangevoerd, zolang zij maar rekening houdt met alle omstandigheden en factoren die relevant zijn in het concrete geval. Bijgevolg levert in het bijzondere geval van een beschikking op het gebied van staatssteun, voorzover de verzoekende partijen nauw betrokken zijn geweest bij de administratieve procedure die tot de vaststelling van de beschikking heeft geleid, noch het feit dat de gedetailleerde cijfers van de kosten-batenanalyse van de voorziene investering niet in de beschikking zijn opgenomen, noch het feit dat deze analyse niet aan de beschikking is gehecht, schending van de motiveringsplicht op.
5 Uit de context en de algemene opzet van artikel 92, lid 3, sub b, van het Verdrag (thans, na wijziging, art. 87, lid 3, sub b, EG), volgens hetwelk als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd steunmaatregelen om een ernstige verstoring van de economie van een lidstaat op te heffen, blijkt, dat de betrokken verstoring de gehele economie van de betrokken lidstaat moet aantasten en niet enkel de economie van een van de streken of gebiedsdelen van die lidstaat. Dit is overigens in overeenstemming met het beginsel dat een uitzonderingsbepaling als artikel 92, lid 3, sub b, van het Verdrag strikt moet worden uitgelegd.
6 De toetsing door de gemeenschapsrechter van het gebruik dat de Commissie maakt van de ruime beoordelingsvrijheid waarover deze instelling op het gebied van artikel 92, lid 3, van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 3, EG) beschikt, en die een ingewikkelde afweging van economische en sociale gegevens in een communautaire context impliceert, moet beperkt blijven tot de vraag, of de procedure- en motiveringsvoorschriften in acht zijn genomen, of de feiten materieel juist zijn, en of er geen sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten dan wel van misbruik van bevoegdheid. Met name mag de gemeenschapsrechter zijn beoordeling op economisch vlak niet in de plaats te stellen van die van de Commissie.
7 Het verschil in formulering tussen de punten a en c van artikel 92, lid 3, van het Verdrag (thans, na wijziging, art. 87, lid 3, EG) betekent niet, dat de Commissie bij de toepassing van artikel 92, lid 3, sub a, op geen enkele manier rekening zou mogen houden met het gemeenschappelijk belang en zich ertoe moet beperken, de regionale specificiteit van de betrokken maatregelen na te gaan zonder hun invloed op de betrokken markt of markten in de gehele Gemeenschap te beoordelen.
Bij de toepassing van artikel 92, lid 3, sub a, alsook sub c, wordt niet alleen rekening gehouden met de gevolgen die de door deze bepalingen van het Verdrag bestreken steunmaatregelen voor de regio hebben, maar ook, gelet op artikel 92, lid 1, met de gevolgen van deze maatregelen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten en derhalve met de mogelijke sectoriƫle repercussies daarvan op gemeenschapsniveau.
8 Ofschoon de voorschriften van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan bepaalde sectoren van de industrie, die de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Verdrag (thans artikel 88, lid 1, EG) als dienstige maatregelen aan de lidstaten heeft voorgesteld, geenszins dwingend zijn en de lidstaten enkel binden indien deze ermee hebben ingestemd, staat niets eraan in de weg dat de Commissie in het kader van de ruime beoordelingsvrijheid waarover zij bij de toepassing van artikel 92 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87 EG) en artikel 93 van het Verdrag beschikt, de steunmaatregelen die bij haar moeten worden aangemeld, met inachtneming van die voorschriften onderzoekt.
9 De wettigheid van een beschikking betreffende steunmaatregelen moet worden beoordeeld aan de hand van de gegevens waarover de Commissie kon beschikken op het ogenblik waarop zij haar beschikking gaf.
Bovendien is de Commissie, wanneer zij nagaat of er sprake is van een steunmaatregel in de zin van de artikel 92, lid 1, van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 1, EG) niet strikt gebonden aan de ten tijde van de vaststelling van haar beschikking bestaande mededingingsvoorwaarden. Zij dient haar beoordeling te verrichten in een dynamisch perspectief en daarbij rekening te houden met de te verwachten ontwikkeling van de mededinging en met de gevolgen die de betrokken steun voor de mededinging zal hebben.
Bijgevolg kan de Commissie niet worden aangewreven, dat zij rekening heeft gehouden met omstandigheden die na de vaststelling van een voornemen tot invoering of wijziging van een steunmaatregel zijn ingetreden. De omstandigheid dat de betrokken lidstaat in strijd met artikel 93, lid 3, van het Verdrag (thans artikel 88, lid 3, EG) de voorgenomen maatregelen tot uitvoering heeft gebracht voordat de onderzoeksprocedure tot een eindbeslissing heeft geleid, is in dit verband irrelevant.
10 Ofschoon de Commissie in de inleidende onderzoeksprocedure van artikel 93, lid 3, van het Verdrag (thans artikel 88, lid 3, EG) over een redelijke termijn moet kunnen beschikken, dient zij nochtans met bekwame spoed te werk te gaan en rekening te houden met het belang dat de lidstaten erbij hebben spoedig te weten waar zij aan toe zijn op gebieden waar ingrijpen dringend noodzakelijk kan zijn wegens het effect dat deze lidstaten van de voorgenomen stimulerende maatregelen verwachten. De Commissie dient derhalve haar standpunt te bepalen binnen een redelijke termijn, die door het Hof is bepaald op twee maanden.
Deze algemene verplichting met bekwame spoed te werk te gaan, geldt voor de Commissie ook wanneer zij besluit de contradictoire onderzoeksprocedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden; wanneer zij op dit punt in gebreke blijft, kan dit nalaten in voorkomend geval door de gemeenschapsrechter worden bestraft in het kader van een procedure krachtens artikel 175 van het Verdrag (thans artikel 232 EG).
11 De ingevolge artikel 94 van het Verdrag (thans artikel 89 EG) aan de Raad toekomende bevoegdheid tot vaststelling van alle verordeningen die dienstig zijn voor de toepassing van artikel 92 van het Verdrag (thans, na wijziging, art. 87 EG) en artikel 93 van het Verdrag (thans artikel 88 EG), wordt niet aangetast wanneer de Commissie in het kader van de ruime beoordelingsvrijheid waarover zij bij de toepassing van deze bepalingen beschikt, vooraf vastgestelde operationele criteria toepast, zoals die welke ten grondslag liggen aan het onderscheid tussen investeringen op onontsloten terrein en uitbreidingsinvesteringen.
Bovendien vindt de kwalificatie van een investering als uitbreidingsinvestering of als investering op onontsloten terrein, plaats in een communautaire context en staat zij los van de wijze waarop die investering moet worden gekwalificeerd volgens het boekhoud- of belastingrecht van de lidstaat waartoe de begunstigde onderneming behoort.