61996J0344

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 12 maart 1998. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland. - Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijnen 93/62/EEG, 93/63/EEG, 93/64/EEG, 93/78/EEG, 93/79/EEG en 94/3/EG. - Zaak C-344/96.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-01165


Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet betwiste niet-nakoming

(EG-Verdrag, art. 169)

2 Procedure - Kosten - Afstand van instantie gerechtvaardigd door houding van wederpartij

(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 69, lid 5)

Partijen


In zaak C-344/96,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K.-D. Borchardt, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door E. Röder, Ministerialrat bij het Bundesministerium für Wirtschaft te D-53107 Bonn, als gemachtigde,

verweerster,

">betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan:

- richtlijn 93/62/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 92/33/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PB L 250, blz. 29),

- richtlijn 93/63/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 91/682/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen (PB L 250, blz. 31),

- richtlijn 93/64/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 92/34/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PB L 250, blz. 33),

- richtlijn 93/78/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers op grond van richtlijn 91/682/EEG van de Raad bij te houden lijsten van siergewassen en teeltmateriaal daarvan (PB L 256, blz. 19),

- richtlijn 93/79/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers op grond van richtlijn 92/34/EEG van de Raad bij te houden lijsten van fruitgewassen en teeltmateriaal daarvan (PB L 256, blz. 25), en

- richtlijn 94/3/EG van de Commissie van 21 januari 1994 tot vaststelling van een procedure voor melding van de onderschepping van uit derde landen herkomstige en uit fytosanitair oogpunt onmiddellijk gevaar opleverende zendingen of schadelijke organismen (PB L 32, blz. 37),

de krachtens die richtlijnen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, D. A. O. Edward, J.-P. Puissochet, P. Jann (rapporteur) en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: P. Léger

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 december 1997,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 15 september 1995, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EG-Verdrag beroep ingesteld, strekkende tot vaststelling dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan:

- richtlijn 93/62/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 92/33/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PB L 250, blz. 29),

- richtlijn 93/63/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 91/682/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen (PB L 250, blz. 31),

- richtlijn 93/64/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 92/34/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PB L 250, blz. 33),

- richtlijn 93/78/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers op grond van richtlijn 91/682/EEG van de Raad bij te houden lijsten van siergewassen en teeltmateriaal daarvan (PB L 256, blz. 19),

- richtlijn 93/79/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers op grond van richtlijn 92/34/EEG van de Raad bij te houden lijsten van fruitgewassen en teeltmateriaal daarvan (PB L 256, blz. 25), en

- richtlijn 94/3/EG van de Commissie van 21 januari 1994 tot vaststelling van een procedure voor melding van de onderschepping van uit derde landen herkomstige en uit fytosanitair oogpunt onmiddellijk gevaar opleverende zendingen of schadelijke organismen (PB L 32, blz. 37),

de krachtens die richtlijnen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Ingevolge artikel 6, lid 1, van de richtlijnen 93/62, 93/63 en 93/64 en artikel 3, lid 1, van de richtlijnen 93/78 en 93/79 moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 30 juni 1994 aan deze richtlijnen te voldoen. Ingevolge artikel 7, lid 1, van richtlijn 94/3 moesten de lidstaten drie maanden na de datum van bekendmaking van deze richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de voor de toepassing ervan noodzakelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden. Aangezien richtlijn 94/3 in het Publicatieblad van 5 februari 1994 is bekendgemaakt, verstreek de aan de lidstaten opgelegde termijn op 5 mei 1994.

3 Daar de Commissie geen mededeling over de omzetting van de betrokken richtlijnen in het Duitse recht had ontvangen, heeft zij op 9 augustus 1994 de Duitse regering overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag een aanmaningsbrief gezonden, waarop de Duitse autoriteiten bij mededeling van 6 oktober 1994 antwoordden, dat de omzettingsprocedure gaande was.

4 Toen de Commissie vervolgens geen andere mededeling terzake meer ontving, deed zij Bondsrepubliek Duitsland op 25 september 1997 een met redenen omkleed advies toekomen, waarin zij haar verzocht de nodige maatregelen te nemen om dit advies binnen een termijn van twee maanden op te volgen.

5 Op 24 mei 1996 zond de Duitse regering de Commissie een kopie van een rapport van 12 april 1996 over de staat van omzetting van de betrokken gemeenschapsrichtlijnen, dat bestemd was voor de met de aangelegenheden van de Europese Unie belaste commissie van de Bondsdag. Met betrekking tot de in het met redenen omkleed advies bedoelde richtlijnen was in dat rapport vermeld, dat de maatregelen tot omzetting in het nationale recht nog niet waren vastgesteld. Voorts werd gepreciseerd, dat de procedure tot omzetting van richtlijn 94/3 gaande was, en dat die tot omzetting van de richtlijnen 93/62, 93/63, 93/64, 93/78 en 93/79 op moeilijkheden stuitte in verband met de uitlegging van de bepalingen betreffende de werkingssfeer van die richtlijnen.

6 Daar zij van de Duitse regering verder geen informatie ontving waaruit zij kon opmaken, dat de Bondsrepubliek Duitsland inmiddels aan de uit de richtlijnen voortvloeiende verplichtingen had voldaan, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

7 De Duitse regering zegt, dat richtlijn 94/3 bij een besluit van de bondsminister van Voedselvoorziening, Land- en bosbouw van 19 januari 1995 is omgezet, doch erkent, dat zij heeft nagelaten dit aan de Commissie mee te delen. Zij verschaft de Commissie de nodige gegevens om deze in staat te stellen na te gaan, hoe deze omzetting is verricht. Zij ontkent daarentegen niet, dat de richtlijnen 93/62, 93/63, 93/64, 93/78 en 93/79 niet zijn omgezet. Zij verklaart zich in te spannen om de procedure tot omzetting in nationaal recht te doen voortgaan, doch dat deze op moeilijkheden stuit in verband met de uitlegging van die richtlijnen, die zij in haar memorandum van 10 oktober 1994 aan de Commissie heeft uiteengezet. Zij voegt daaraan toe, dat die moeilijkheden zijn erkend in het kader van de werkzaamheden tot vereenvoudiging van de wetgeving betreffende de interne markt, over welke werkzaamheden de Commissie in november 1996 een rapport heeft opgesteld, dat tot een herziening van de betrokken richtlijnen zou moeten leiden.

8 Op 11 februari 1997 heeft de Commissie het Hof overeenkomstig artikel 78 van het Reglement van de procesvoering meegedeeld, dat zij afstand van instantie wenste te doen voor zover het beroep betrekking heeft op richtlijn 94/3; tevens verzocht zij, de Bondsrepubliek Duitsland overeenkomstig artikel 39, lid 5, van dat Reglement in de kosten te verwijzen. Wat de overige richtlijnen betreft, handhaafde zij haar conclusies.

9 Met betrekking tot de richtlijnen 93/62, 93/63, 93/64, 93/78 en 93/79 moet worden vastgesteld, dat de Bondsrepubliek Duitsland niet betwist, dat zij niet binnen de gestelde termijn zijn omgezet. Terzake van de door de Duitse regering aangevoerde uitleggingsmoeilijkheden, volstaat het op te merken, dat deze moeilijkheden, die de Commissie bij memorandum van 10 oktober 1994 zijn meegedeeld, pas na afloop van de voor de omzetting van de betrokken richtlijnen gestelde termijn zijn aangevoerd. Bovendien ontslaat het bestaan van een initiatief tot herziening van die richtlijnen, een situatie die in het kader van een continu wetgevingsproces wel vaker voorkomt, de lidstaten niet van de krachtens de geldende bepalingen op hen rustende verplichtingen.

10 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan de richtlijnen 93/62, 93/63, 93/64, 93/78 en 93/79, de krachtens die richtlijnen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

11 Aangezien de Commissie heeft meegedeeld, dat zij afstand van instantie doet voor zover het beroep betrekking heeft op richtlijn 94/3, behoeft over de niet-omzetting binnen de in die richtlijn gestelde termijn geen uitspraak te worden gedaan.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

12 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, wanneer in die zin is geconcludeerd. Daar de Bondsrepubliek Duitsland in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen voor zover het beroep betrekking heeft op de richtlijnen 93/62, 93/63, 93/64, 93/78 en 93/79.

13 Volgens artikel 69, lid 5, van het Reglement voor de procesvoering wordt op vordering van de partij die afstand doet van instantie, de wederpartij in de kosten veroordeeld, indien dit op grond van de houding van deze partij gerechtvaardigd lijkt. Gelet op de gedraging van de Bondsrepubliek Duitsland, die de nationale maatregel ter omzetting van richtlijn 94/3 pas zeer laat heeft meegedeeld, moet deze lidstaat worden verwezen in de kosten van de instantie, voor zover het beroep die richtlijn betreft.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan:

- richtlijn 93/62/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 92/33/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad,

- richtlijn 93/63/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 91/682/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen,

- richtlijn 93/64/EEG van de Commissie van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig richtlijn 92/34/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt,

- richtlijn 93/78/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers op grond van richtlijn 91/682/EEG van de Raad bij te houden lijsten van siergewassen en teeltmateriaal daarvan, en

- richtlijn 93/79/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers op grond van richtlijn 92/34/EEG van de Raad bij te houden lijsten van fruitgewassen en teeltmateriaal daarvan,

is de Bondsrepubliek Duitsland de krachtens die richtlijnen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2) Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over het beroep voor zover dit betrekking heeft op richtlijn 94/3/EG van de Commissie van 21 januari 1994 tot vaststelling van een procedure voor melding van de onderschepping van uit derde landen herkomstige en uit fytosanitair oogpunt onmiddellijk gevaar opleverende zendingen of schadelijke organismen.

3) De Bondsrepubliek Duitsland wordt verwezen in de kosten, daaronder begrepen die welke het gevolg zijn van de gedeeltelijke afstand van instantie door de Commissie.