Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 16 december 1997. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek. - Niet-nakoming - Richtlijnen 93/53/EEG, 93/54/EEG, 93/113/EG en 93/114/EG - Niet-omzetting binnen de gestelde termijnen. - Zaak C-316/96.
Jurisprudentie 1997 bladzijde I-07231
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 Beroep wegens niet-nakoming - Onderzoek van gegrondheid door Hof - In aanmerking te nemen situatie - Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn
(EG-Verdrag, art. 169)
2 Handelingen van de instellingen - Richtlijnen - Uitvoering door Lid-Staten - Ontoereikendheid van eenvoudige administratieve praktijken
(EG-Verdrag, art. 189, derde alinea)
3 In het kader van een beroep krachtens artikel 169 van het Verdrag, moet het bestaan van een niet-nakoming worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de Lid-Staat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en kan het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening houden.
4 Eenvoudige administratieve praktijken, die naar hun aard volgens goeddunken van de administratie kunnen worden gewijzigd en waaraan onvoldoende bekendheid is gegeven, zijn niet te beschouwen als een correcte uitvoering van de verplichting die krachtens artikel 189 van het Verdrag rust op de Lid-Staten waarvoor een richtlijn bestemd is.
In zaak C-316/96,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. Ziotti, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van deze dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verzoekster,
tegen
Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door O. Fiumara, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade, Rue Marie-Adélaïde 5,
verweerster,
betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijnen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan de richtlijnen 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten (PB 1993, L 175, blz. 23), 93/54/EEG van de Raad van 24 juni 1993 houdende wijziging van richtlijn 91/67/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten (PB 1993, L 175, blz. 34), 93/113/EG van de Raad van 14 december 1993 betreffende het gebruik en het in de handel brengen van voor de diervoeding bestemde enzymen, micro-organismen en hun preparaten (PB 1993, L 334, blz. 17), en 93/114/EG van de Raad van 14 december 1993 tot wijziging van richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (PB 1993, L 334, blz. 24), de krachtens die richtlijnen en het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE
(Zesde kamer),
samengesteld als volgt: H. Ragnemalm (rapporteur), kamerpresident, R. Schintgen, G. F. Mancini, P. J. G. Kapteyn en G. Hirsch, rechters,
advocaat-generaal: N. Fennelly
griffier: L. Hewlett, administrateur
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 16 september 1997,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 oktober 1997,
het navolgende
Arrest
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 26 september 1996, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijnen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan de richtlijnen
- 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten (PB 1993, L 175, blz. 23),
- 93/54/EEG van de Raad van 24 juni 1993 houdende wijziging van richtlijn 91/67/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten (PB 1993, L 175, blz. 34),
- 93/113/EG van de Raad van 14 december 1993 betreffende het gebruik en het in de handel brengen van voor de diervoeding bestemde enzymen, micro-organismen en hun preparaten (PB 1993, L 334, blz. 17), en
- 93/114/EG van de Raad van 14 december 1993 tot wijziging van richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (PB 1993, L 334, blz. 24),
de krachtens die richtlijnen en het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.
2 Volgens artikel 20, lid 1, eerste alinea van richtlijn 93/53, artikel 2, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/54 en artikel 2, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/114 moesten de Lid-Staten de nodige maatregelen in werking doen treden om vóór 1 juli 1994 aan de eerste twee richtlijnen en uiterlijk op 1 oktober 1994 aan de derde te voldoen. Volgens artikel 8, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/113 moesten de Lid-Staten de nodige maatregelen in werking doen treden om uiterlijk op 1 januari 1995 aan artikel 7 en uiterlijk op 1 oktober 1994 aan de andere bepalingen te voldoen.
3 Daar de Commissie geen kennisgeving van de omzetting van de richtlijnen in Italiaans recht had ontvangen, leidde zij bij aanmaningsbrief van 20 januari 1995 de in artikel 169 van het Verdrag bedoelde procedure in.
4 Bij brief van 27 februari 1995 deelde de Italiaanse regering de Commissie mee, dat de richtlijnen waren opgenomen in het ontwerp van wet, getiteld "Bepalingen voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit het Italiaanse lidmaatschap van de Europese Gemeenschappen - Wet betreffende gemeenschapsaangelegenheden voor 1994", en dat de Italiaanse autoriteiten, in afwachting van de aanneming van dat ontwerp, de uitvoeringsbepalingen ervan hadden uitgewerkt.
5 Toen verdere mededelingen van de Italiaanse autoriteiten uitbleven, bracht de Commissie op 22 januari 1996 een met redenen omkleed advies uit, waarin zij de Italiaanse Republiek verzocht, binnen een termijn van twee maanden na kennisgeving van dat advies de uit de richtlijnen voortvloeiende verplichtingen na te komen.
6 Bij brief van 15 maart 1996 antwoordde de Italiaanse regering, dat de bepaling ter uitvoering van richtlijn 93/53 binnenkort voor het prealabele bevoegdheidsonderzoek aan het voorzitterschap van de ministerraad zou worden toegezonden, dat de bepaling ter uitvoering van richtlijn 93/54 weldra aan de minister ter ondertekening zou worden voorgelegd, en ten slotte, dat het Ministerie van Volksgezondheid de enige bepaling ter uitvoering van de richtlijnen 93/113 en 93/114 voor het voorgeschreven onderzoek aan de afdeling belast met het beleid van de Europese Unie had gezonden.
7 Toen de Commissie geen andere informatie over de omzetting van de vier richtlijnen had ontvangen, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld. Bij op 14 augustus 1997 neergelegde akte heeft zij echter afstand gedaan van instantie voor zover het richtlijn 93/54 betrof.
8 Met betrekking tot de drie andere richtlijnen betoogt de Italiaanse Republiek in haar verweerschrift, dat de uitvoering ervan hetzij heeft plaatsgevonden, hetzij zich in een vergevorderd stadium bevindt.
9 In de eerste plaats zou richtlijn 93/53 zijn omgezet bij decreet nr. 263 van de president van de Republiek van 3 juli 1997 (GURI nr. 184 van 8 augustus 1997).
10 In de tweede plaats zouden de Italiaanse autoriteiten, overeenkomstig artikel 2 van richtlijn 93/113, tijdelijk hebben toegestaan dat de voor diervoeding bestemde enzymen, micro-organismen en hun preparaten, die op een op 20 december 1994 overeenkomstig artikel 3 van bedoelde richtlijn aan de Commissie gezonden lijst voorkomen, op hun grondgebied worden gebruikt en in de handel gebracht. Bovendien zou deze lijst bij ministeriële circulaire van 26 juli 1995 ter kennis van alle assessorati regionali della Sanità (regionale delegaties van Volksgezondheid) en van de beroepsverenigingen en -organisaties zijn gebracht ter verspreiding onder de belanghebbenden. Die lijst zou thans zijn vervangen door een lijst die de Commissie krachtens artikel 4 van richtlijn 93/113 heeft opgesteld in afwachting van de definitieve inschrijving van de enzymen en micro-organismen op de lijsten die krachtens artikel 5 van die richtlijn gevoegd zijn bij richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (PB 1970, L 270, blz. 1).
11 Wat de bij artikel 7 van richtlijn 93/113 opgelegde etiketteringsplicht betreft, beklemtoont de Italiaanse regering, dat decreet nr. 228 van de president van de Republiek van 1 maart 1992 (GURI nr. 66 van 19 maart 1992, gewoon supplement), waarbij de verschillende richtlijnen betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding ten uitvoer zijn gelegd, precieze verplichtingen betreffende de etikettering van toevoegingsmiddelen oplegt. De andere in artikel 7 van richtlijn 93/113 bedoelde vermeldingen zouden bovendien het onderwerp zijn geweest van voorschriften in voormelde circulaire van 26 juli 1995, die aan de betrokken diensten en instellingen werden gezonden.
12 In de derde plaats zou de regeling ter uitvoering van richtlijn 93/114 binnenkort worden vastgesteld.
13 Wat richtlijn 93/113 betreft, betoogt de Commissie, dat de vaststelling van de ministeriële circulaire van 26 juli 1995 en de toezending ervan aan de betrokken autoriteiten geen correcte omzetting van artikel 2 van richtlijn 93/113 vormen. Bovendien zou noch deze circulaire, noch presidentieel decreet nr. 228 van 1 maart 1992 een voldoende omzetting van de etiketteringsvereisten van artikel 7 verzekeren. Met name zou dit laatste artikel nieuwe vereisten en nieuwe criteria invoeren voor producten die niet door bedoeld decreet worden gedekt.
14 Er zij aan herinnerd, dat wat richtlijn 93/53 betreft, het bestaan van een niet-nakoming moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de Lid-Staat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en dat het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening kan houden (zie arrest van 3 juli 1997, zaak C-60/96, Commissie/Frankrijk, Jurispr. 1997, blz. I-3827, r.o. 15).
15 In de onderhavige zaak is het door de Italiaanse regering aangevoerde decreet nr. 263 van de president van de Republiek vastgesteld op 3 juli 1997, terwijl de door de Commissie in het met redenen omkleed advies verleende termijn op 22 maart 1996 verstreek. Zelfs al zou dat decreet een correcte omzetting van richtlijn 93/53 vormen, het zou dus in het kader van het onderhavige beroep niet in aanmerking kunnen worden genomen.
16 Wat de omzetting van de artikelen 2 en 7 van richtlijn 93/113 betreft, zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak eenvoudige administratieve praktijken, die naar hun aard volgens goeddunken van de administratie kunnen worden gewijzigd en waaraan onvoldoende bekendheid is gegeven, niet zijn te beschouwen als een correcte uitvoering van de verplichtingen van het Verdrag (arrest van 2 mei 1996, zaak C-311/95, Commissie/Griekenland, Jurispr. 1996, blz. I-2433, r.o. 7).
17 Door de circulaire van 26 juli 1995 vast te stellen en onder de belanghebbenden te verspreiden, kan de Italiaanse Republiek dus niet worden geacht de uit richtlijn 93/113 voortvloeiende verplichtingen te zijn nagekomen.
18 Bovendien zij erop gewezen, dat de Italiaanse regering niet heeft betwist dat presidentieel decreet nr. 228 van 1 maart 1992 andere enzymen betreft en andere vereisten stelt dan artikel 7 van richtlijn 93/113.
19 Tenslotte heeft de Italiaanse Republiek niet betwist, dat richtlijn 93/114 niet binnen de gestelde termijn was omgezet.
20 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijnen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om aan de richtlijnen 93/53/EEG, 93/113/EG en 93/114 te voldoen, de krachtens artikel 20, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/53, artikel 8, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/113 en artikel 2, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/114 op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.
Kosten
21 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Lid 5, eerste alinea, van dat artikel bepaalt bovendien, dat de partij die afstand doet van instantie, in de kosten wordt veroordeeld. Op vordering van de partij die afstand doet van instantie, wordt evenwel de wederpartij in de kosten veroordeeld, indien dit op grond van de houding van deze partij gerechtvaardigd lijkt.
22 In de onderhavige zaak is de Italiaanse Republiek in het ongelijk gesteld met betrekking tot de richtlijnen 93/53, 93/113 en 93/114; voorts waren het beroep betreffende richtlijn 93/54 en de latere afstand van instantie het resultaat van de gedraging van die staat, die de nodige maatregelen om aan zijn verplichtingen te voldoen, eerst na het beroep heeft meegedeeld.
23 De Italiaanse Republiek moet bijgevolg in de kosten worden verwezen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
rechtdoende, verstaat:
1) Door niet binnen de gestelde termijnen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan de richtlijnen 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten, 93/113/EG van de Raad van 14 december 1993 betreffende het gebruik en het in de handel brengen van voor de diervoeding bestemde enzymen, micro-organismen en hun preparaten, en 93/114/EG van de Raad van 14 december 1993 tot wijziging van richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding, is de Italiaanse Republiek de krachtens artikel 20, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/53, artikel 8, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/113 en artikel 2, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/114 op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
2) De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.