Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1 Beroep tot nietigverklaring - Voor beroep vatbare handelingen - Handelingen die beogen rechtsgevolgen in het leven te roepen - Handeling waarbij voornemen van Commissie tot uitdrukking wordt gebracht om bepaalde gedragslijn te volgen of eerdere handeling wordt bevestigd - Daarvan uitgesloten

(EG-Verdrag, art. 173, eerste alinea)

2 Landbouw - Harmonisatie van wetgevingen inzake sanitair beleid - Veterinaire en zoötechnische controles in intracommunautair handelsverkeer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong - Richtlijnen 86/662 en 90/425 - Spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie - Verbod om runderen, rundvlees en afgeleide producten van grondgebied van Verenigd Koninkrijk uit te voeren - Overeenstemming met richtlijnen

(Richtlijnen 89/662 en 90/425 van de Raad; beschikking 96/239 van de Commissie)

3 Landbouw - Harmonisatie van wetgevingen inzake sanitair beleid - Veterinaire en zoötechnische controles in intracommunautair handelsverkeer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong - Richtlijnen 86/662 en 90/425 - Spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie - Verbod om runderen, rundvlees en afgeleide producten van grondgebied van Verenigd Koninkrijk uit te voeren - Motiveringsplicht - Evenredigheids-, non-discriminatie- en rechtszekerheidsbeginsel - Schending - Geen - Doelstellingen van gemeenschappelijk landbouwbeleid - Overeenstemming

(EG-Verdrag, art. 39, lid 1, 40, lid 3, en 190; richtlijnen 89/662 en 90/425 van de Raad; beschikking 96/239 van de Commissie)

4 Landbouw - Harmonisatie van wetgevingen - Richtlijnen 89/662 en 90/425 - Rechtsgrondslag

(EG-Verdrag, art. 39, lid 1, en 43; richtlijnen 89/662 en 90/425 van de Raad)

Samenvatting

5 Om vast te stellen of een handeling van de Raad of de Commissie vatbaar is voor beroep tot nietigverklaring, moet zij beogen rechtsgevolgen in het leven te roepen. Zulks is niet het geval bij een handeling van de Commissie waarbij het voornemen van haar of van een van haar diensten tot uitdrukking wordt gebracht om een bepaalde gedragslijn te volgen, of bij een handeling die een zuivere bevestiging van een eerdere handeling is, zodat de nietigverklaring van de bevestigende handeling zou samenvallen met die van de eerdere handeling.

6 Bij de vaststelling van beschikking 96/239 inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie waarbij een voorlopig verbod van uitvoer van runderen, rundvlees of afgeleide producten van het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten en derde landen wordt uitgevaardigd, heeft de Commissie gehandeld in het kader van de bevoegdheden die haar zijn toegekend bij de richtlijnen 90/425 en 89/662 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer.

Enerzijds was namelijk voldaan aan de voorwaarden voor de vaststelling van beschermende maatregelen in de zin van deze twee richtlijnen, daar met name het feit dat een zoönose, ziekte of andere aandoening wordt geacht een ernstig gevaar te kunnen opleveren, de bevoegdheid rechtvaardigt om deze maatregelen te nemen. Anderzijds heeft de Commissie, met name gelet op het feit dat de richtlijnen in zeer ruime bewoordingen zijn gesteld, zonder dat de werkingssfeer van de maatregelen in ruimte of tijd is beperkt, niet kennelijk de grenzen van haar ruime beoordelingsbevoegdheid overschreden door met het verbod van uitvoer van runderen, rundvlees en afgeleide producten, vanaf dit grondgebied naar zowel andere lidstaten als derde landen te proberen de ziekte op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk te isoleren. Ten slotte is ten aanzien van de beschikking geen sprake van misbruik van bevoegdheid, aangezien de Commissie na onderzoek van de door het Verenigd Koninkrijk genomen maatregelen en na raadpleging van het Wetenschappelijk Veterinair Comité en het Permanent Veterinair Comité heeft gehandeld uit bezorgdheid voor het risico van overdracht van boviene spongiforme encefalopathie op de mens, zonder dat haar uitsluitend of doorslaggevend doel van economische aard was, in plaats van de bescherming van de gezondheid.

7 Beschikking 96/239 inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie, waarbij een voorlopig verbod van uitvoer van runderen, rundvlees of afgeleide producten van het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten en derde landen wordt uitgevaardigd, voldoet aan de motiveringsvereisten, is niet in strijd met het evenredigheids-, het non-discriminatie- of het rechtszekerheidsbeginsel en is in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van artikel 39, lid 1, van het Verdrag.

Aangaande meer bepaald het evenredigheidsbeginsel kon de Commissie, gelet op de grote onzekerheid omtrent de risico's die de betrokken dieren en producten opleverden, deze beschermende maatregelen nemen, zonder te behoeven wachten totdat ten volle bleek dat deze risico's inderdaad bestonden en groot waren. Aangaande het non-discriminatiebeginsel van artikel 40, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag moet ervan worden uitgegaan, dat aangezien bijna alle gevallen van boviene spongiforme encefalopathie in Europa ten tijde van de vaststelling van de bestreden beschikking in het Verenigd Koninkrijk werden geregistreerd, de situatie in deze lidstaat niet vergelijkbaar was met die in de andere lidstaten.

8 Artikel 43 van het Verdrag is de geschikte rechtsgrondslag voor elke regeling betreffende de productie en het in de handel brengen van de in bijlage II bij het Verdrag genoemde landbouwproducten, die bijdraagt tot de verwezenlijking van één of meer van de in artikel 39, lid 1, van het Verdrag genoemde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Gelet op het belang van het vrije verkeer van dieren, producten daarvan en producten van dierlijke oorsprong voor de verwezenlijking van deze doelstellingen, vormde artikel 43 van het Verdrag de geschikte rechtsgrondslag voor de vaststelling van de richtlijnen 90/425 en 89/662 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer, ook al machtigen deze richtlijnen de Commissie om op bijkomstige wijze beschermende maatregelen te nemen die zich uitstrekken tot "producten van dierlijke oorsprong", "daarvan afgeleide producten" en "van de dieren afgeleide producten" die niet voorkomen in bijlage II van het Verdrag.