Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1 Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Beschikking van Commissie waarin zij vaststelt dat steunmaatregel onverenigbaar is met gemeenschappelijke markt - Beroep van gewestelijke overheid die deze steun heeft verleend - Ontvankelijkheid

(EG-Verdrag, art. 173, tweede en vierde alinea)

2 Steunmaatregelen van de staten - Aantasting van mededinging - Bedrijfssteun - Renteloze lening die gewestelijke overheid aan particuliere luchtvaartmaatschappij heeft verstrekt ter vergemakkelijking van uitbouw en exploitatie van meerdere Europese vliegroutes waarop sterke concurrentie heerst

(EG-Verdrag, art. 92, lid 1)

3 Steunmaatregelen van de staten - Ongunstige beïnvloeding van handelsverkeer tussen lidstaten - Beoordelingscriteria - Steun aan luchtvaartmaatschappij die actief is in internationale handel

(EG-Verdrag, art. 92, lid 1)

4 Lidstaten - Verplichtingen - Schending - Niet-nakoming door andere lidstaten - Rechtvaardiging - Geen

5 Steunmaatregelen van de staten - Beschikking van Commissie waarin zij vaststelt dat niet-aangemelde steunmaatregel onverenigbaar is met gemeenschappelijke markt - Motiveringsplicht - Draagwijdte

(EG-Verdrag, art. 92, 93, lid 3, en 190)

6 Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Beoordelingsbevoegdheid van Commissie - Steun aan luchtvaartmaatschappijen - Beoordelingscriteria - Bedrag - Daarvan uitgesloten

(EG-Verdrag, art. 3, sub g, en 92, lid 3, sub c)

7 Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Beoordelingsbevoegdheid van Commissie - Steun aan luchtvaartmaatschappijen - Afzonderlijk onderzoek van elke voorgenomen steunmaatregel

(EG-Verdrag, art. 92, lid 3, sub c, en 93)

Samenvatting

8 Wanneer de Commissie in een beschikking vaststelt, dat een door een gewestelijke overheid van een lidstaat verstrekte lening een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregel oplevert, kan die overheid opkomen tegen de beschikking van de Commissie, ook al is deze tot de betrokken lidstaat gericht.

Ofschoon gewestelijke overheden niet vallen onder het begrip lidstaat in de zin van artikel 173, tweede alinea, van het Verdrag, moeten zij, aangezien zij naar nationaal recht rechtspersoonlijkheid hebben, als rechtspersonen in de zin van artikel 173, vierde alinea, van het Verdrag worden aangemerkt.

De betrokken beschikking beïnvloedt de rechtspositie van een dergelijke gewestelijke overheid rechtstreeks en individueel, daar zij haar rechtstreeks belet om naar eigen goeddunken haar bevoegdheden uit te oefenen, met name de toekenning van steun aan ondernemingen, en haar verplicht de leningsovereenkomst met de steunontvanger te wijzigen.

De gewestelijke overheid heeft een eigen belang om op te komen tegen een dergelijke beschikking, dat verschilt van dat van de lidstaat, wanneer deze laatste niet blijkt te kunnen bepalen hoe de gewestelijke overheid haar eigen bevoegdheden dient uit te oefenen.

9 Een renteloze lening van een gewestelijke overheid aan een particuliere luchtvaartmaatschappij om de uitbouw en exploitatie van meerdere Europese vliegroutes te vergemakkelijken, waarop de begunstigde concurreert met andere luchtvaartmaatschappijen, met name maatschappijen uit andere lidstaten, en die niet moet worden gebruikt ter financiering van een specifieke uitgave, vervalst de mededinging of dreigt die te vervalsen in de zin van artikel 92 van het Verdrag, daar zij de onderneming bevrijdt van lasten die normaliter inherent zijn aan haar courante activiteit.

Bedrijfssteun, dat wil zeggen steun waardoor een onderneming wordt bevrijd van kosten die zij in het kader van haar gewone bedrijfsvoering of van haar normale werkzaamheden normaliter zelf zou moeten dragen, vervalst immers in beginsel de mededingingsvoorwaarden.

Zodra een overheidsinstantie een onderneming bevoordeelt die actief is in een sector waar sterke concurrentie heerst, wordt de mededinging verstoord, althans bestaat het risico dat dat gebeurt. Ook als het voordeel gering is, wordt de mededinging niettemin verstoord, zij het slechts in beperkte mate. Het verbod van artikel 92, lid 1, van het Verdrag geldt voor elke steunmaatregel, ongeacht het ermee gemoeide bedrag, die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen, voor zover de steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

10 De betrekkelijk geringe omvang van een steun of de betrekkelijk geringe omvang van de betrokken onderneming sluit niet a priori de mogelijkheid uit, dat het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed. Zelfs steun van betrekkelijk geringe omvang kan het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden, wanneer de sector waarin de steunontvanger actief is, wordt gekenmerkt door sterke concurrentie.

Wanneer financiële steun van een staat of met staatsmiddelen bekostigd de positie van een onderneming ten opzichte van andere concurrerende ondernemingen in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt, moet dit handelsverkeer worden geacht door de steun te worden beïnvloed. Dit is met name het geval wanneer de steun ten goede komt aan een onderneming die actief is in de internationale handel, daar zij vliegroutes tussen steden in verschillende lidstaten exploiteert en met luchtvaartmaatschappijen uit andere lidstaten concurreert, en hij beoogt de uitbouw en exploitatie van Europese vliegroutes te vergemakkelijken, waardoor hij het handelsverkeer tussen de lidstaten nog meer ongunstig kan beïnvloeden.

11 Een lidstaat kan zich ter rechtvaardiging van een eventuele schending van een uit het Verdrag voortvloeiende verplichting niet beroepen op het feit dat andere lidstaten die verplichting evenmin nakomen.

12 De door artikel 190 van het Verdrag vereiste motivering moet de redenering van de communautaire instantie waarvan de bestreden handeling afkomstig is, duidelijk en ondubbelzinnig doen uitkomen, opdat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen om hun rechten te kunnen verdedigen en de gemeenschapsrechter zijn toezicht kan uitoefenen. In de motivering behoeven evenwel niet alle relevante feitelijke en juridische omstandigheden te worden gespecificeerd, aangezien voor de vraag, of de motivering van een besluit aan de vereisten van artikel 190 van het Verdrag voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de tekst ervan, doch ook op de context waarin het is genomen, en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen.

De Commissie is niet verplicht, in de motivering van haar beschikkingen in mededingingszaken op alle argumenten in te gaan die door de belanghebbenden zijn aangevoerd. Zij kan volstaan met een uiteenzetting van de feiten en juridische overwegingen die in het bestek van haar beschikking van wezenlijk belang zijn.

Toegepast op de kwalificatie van een maatregel als steun, vereist dit beginsel, dat de Commissie aangeeft, waarom zij meent dat de betrokken maatregel binnen de werkingssfeer van artikel 92, lid 1, van het Verdrag valt. Zelfs wanneer reeds uit de omstandigheden waaronder de steun is verleend, duidelijk is dat die steun het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig zal beïnvloeden en de mededinging zal vervalsen of dreigen te vervalsen, mag echter van de Commissie worden verwacht, dat zij die omstandigheden in de motivering van haar beschikking aangeeft.

Indien de Commissie evenwel uiteenzet, waarom het handelsverkeer tussen de lidstaten kennelijk ongunstig wordt beïnvloed, behoeft zij geen uiterst gedetailleerde cijfermatige economische analyse te geven.

Indien de steun niet bij de Commissie was aangemeld, behoeft de beschikking waarbij de onverenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld, ook niet te worden gemotiveerd door aan te tonen, wat de werkelijke gevolgen ervan waren voor de mededinging of het handelsverkeer tussen de lidstaten. Anders zou dit er immers toe leiden, dat lidstaten die steun verlenen zonder zich te houden aan de in artikel 93, lid 3, van het Verdrag neergelegde aanmeldingsplicht, worden bevoordeeld boven lidstaten die hun steunvoornemens wél aanmelden.

13 Bij de beoordeling van steun aan een luchtvaartmaatschappij is de Commissie geenszins verplicht specifiek te onderzoeken, of de steun wegens zijn omvang in aanmerking kan komen voor een ontheffing krachtens artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag, aangezien noch in die bepaling, noch in de op steun aan het luchtvervoer toepasselijke richtsnoeren het bedrag van de steun als beoordelingscriterium wordt voorgeschreven.

In het kader van haar ruime beoordelingsbevoegdheid bij de toepassing van artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag kan de Commissie die criteria hanteren, die zij het meest geschikt acht om te beoordelen of een steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kan worden geacht, mits die criteria relevant zijn voor de artikelen 3, sub g, en 92 van het Verdrag. Daartoe kan zij in met het Verdrag overeenstemmende richtsnoeren de criteria preciseren die zij voornemens is toe te passen. De vaststelling van dergelijke richtsnoeren door de Commissie behoort tot de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid en impliceert slechts een zelfbeperking van die bevoegdheid bij het onderzoek van de door de richtsnoeren bestreken steunmaatregelen, waarbij het beginsel van gelijke behandeling dient te worden geëerbiedigd. Wanneer de Commissie een individuele steunmaatregel aan dergelijke richtsnoeren toetst, kan zij niet worden geacht haar beoordelingsbevoegdheid te overschrijden of van die bevoegdheid afstand te doen.

14 De goedkeuring van de aan bepaalde luchtvaartmaatschappijen verleende steun schept niet ipso facto een recht voor de andere luchtvaartmaatschappijen, dat in hun geval wordt afgeweken van het principiële steunverbod. De Commissie heeft tot taak om in het kader van haar beoordelingsbevoegdheid elk steunvoornemen afzonderlijk te onderzoeken. Zij moet dit doen met inachtneming van de bijzondere omstandigheden daarvan en van de algemene beginselen van gemeenschapsrecht en de richtsnoeren. De omstandigheid dat maatschappijen uit andere lidstaten onrechtmatige steun hebben gekregen, heeft geen invloed op de beoordeling van de betrokken steunmaatregel.

De Commissie kan haar beoordelingsbevoegdheid hoe dan ook niet verliezen op de enkele grond dat zij steun aan een concurrent van de steunontvanger heeft goedgekeurd. Anders zouden de verdragsbepalingen die haar die bevoegdheid verlenen, hun nuttig effect verliezen.