61995J0320

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 25 februari 1999. - José Ferreiro Alvite tegen Instituto Nacional de Empleo (Inem) en Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS). - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Juzgado de lo Social de Santiago de Compostela - Spanje. - Artikel 51 EG-Verdrag - Artikel 67 van verordening (EEG) nr. 1408/71 - Bijstand bij werkloosheid voor personen ouder dan 52 jaar. - Zaak C-320/95.

Jurisprudentie 1999 bladzijde I-00951


Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Partijen


In zaak C-320/95,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Juzgado de lo Social de Santiago de Compostela (Spanje), in het aldaar aanhangige geding tussen

J. Ferreiro Alvite

en

Instituto Nacional de Empleo (Inem),

Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS)

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 51 EG-Verdrag en artikel 67 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB 1997, L 28, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: J. C. Moitinho de Almeida, waarnemend voor de kamerpresident, C. Gulmann, D. A. O. Edward (rapporteur), L. Sevón en M. Wathelet, rechters,

advocaat-generaal: S. Alber

griffier: L. Hewlett, administrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- de Spaanse regering, vertegenwoordigd door P. Plaza García, abogado del Estado, als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Patakia en I. Martínez del Peral, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Ferreiro Alvite, vertegenwoordigd door A. Vázquez Conde, advocaat te Orense, de Spaanse regering, vertegenwoordigd door N. Díaz Abad, abogado del Estado, als gemachtigde, de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S. Moore, Barrister, en de Commissie, vertegenwoordigd door I. Martínez del Peral ter terechtzitting van 30 april 1998,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 juni 1998,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 21 september 1995, ingekomen bij het Hof op 16 oktober daaraanvolgend, gewijzigd bij beschikking van 30 april 1997, ingekomen bij het Hof op 12 mei daaraanvolgend, heeft de Juzgado de lo Social de Santiago de Compostela krachtens artikel 177 EG-Verdrag drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 51 van dat Verdrag en artikel 67 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB 1997, L 28, blz. 1; hierna: "verordening nr. 1408/71").

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Ferreiro Alvite enerzijds en het Instituto Nacional de Empleo (Inem) en het Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) anderzijds, ter zake van de betaling van een in de Spaanse wettelijke regeling voorziene werkloosheidsbijstand voor personen ouder dan 52 jaar.

Het gemeenschapsrecht

3 Artikel 67, dat deel uitmaakt van hoofdstuk 6, getiteld "Werkloosheid", van titel III betreffende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de verschillende soorten prestaties, luidt:

"1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, houdt, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere lidstaat als werknemer vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid alsof het tijdvakken van verzekering waren welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling waren vervuld mits evenwel de tijdvakken van arbeid als tijdvakken van verzekering zouden zijn beschouwd indien zij krachtens bedoeld wettelijke regeling waren vervuld.

2. Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van arbeid, houdt, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere lidstaat als werknemer vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid alsof het tijdvakken van arbeid waren welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling waren vervuld.

3. (...) toepassing van de leden 1 en 2 [wordt] afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk:

- in het geval van lid 1, tijdvakken van verzekering,

- in het geval van lid 2, tijdvakken van arbeid,

heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.

(...)"

Het Spaanse recht

4 Volgens artikel 215, lid 3, van de Ley General de la Seguridad Social (algemene wet inzake sociale zekerheid, in haar bij Real Decreto Legislativo 1/94 van 20 juni 1994 gecodificeerde versie (BOE nr. 154 van 29 juni 1994; hierna: "Spaanse wet"), komt voor de werkloosheidsbijstand voor personen ouder dan 52 jaar in aanmerking iedere werkloze die gedurende zes jaar bijdragen voor de werkloosheidsverzekering heeft betaald en aan alle voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde inzake leeftijd, voldoet om aanspraak te kunnen maken op een op premie- of bijdragebetaling berustend ouderdomspensioen in het kader van het stelsel van sociale zekerheid.

5 Artikel 161, lid 1, sub b, van de Spaanse wet stelt de toekenning van een dergelijk pensioen afhankelijk van de vervulling van een minimumtijdvak van premie- of bijdragebetaling van vijftien jaar, waarvan ten minste twee in de loop van de acht jaar die onmiddellijk voorafgaan aan het feit dat recht geeft op de uitkering.

Het hoofdgeding

6 Blijkens de stukken van het hoofdgeding betaalde Ferreiro Alvite, geboren op 10 februari 1936, als werknemer gedurende 1 303 weken bijdragen aan het socialezekerheidsstelsel van het Verenigd Koninkrijk. Tijdens zijn loopbaan vervulde hij evenwel geen tijdvakken van verzekering onder het Spaanse socialezekerheidsstelsel. Hij genoot gedurende zes maanden werkloosheidsbijstand voor naar Spanje teruggekeerde migrerende werknemers. Gedurende deze periode betaalde het krachtens de Spaanse wet bevoegde bestuursorgaan namens hem bijdragen aan het stelsel van ziekteverzekering en het stelsel van gezinsbijslagen.

7 Op 11 april 1994 vroeg Ferreiro Alvite de werkloosheidsbijstand voor personen ouder dan 52 jaar aan. Zijn aanvraag werd bij besluit van 5 augustus 1994 afgewezen, op grond dat hij het minimumtijdvak van bijdragebetaling voor het recht op het in het Spaanse socialezekerheidsstelsel voorziene ouderdomspensioen niet had vervuld. Op 19 september 1994 diende hij een bezwaarschrift in, dat bij besluit van 28 oktober 1994 is afgewezen.

8 Ferreiro Alvite is daartegen opgekomen bij de Juzgado de lo Social de Santiago de Compostela, die zich afvroeg, of artikel 48, lid 1, van verordening nr. 1408/71 op het bij hem aanhangige geding van toepassing was, en hoe artikel 67 van die verordening moest worden uitgelegd. De Juzgado de lo Social de Santiago de Compostela besloot bijgevolg de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof drie prejudiciële vragen te stellen.

9 Aangezien deze vragen identiek zijn aan de tweede, de derde en de vierde vraag die het Hof in de zaak Martínez Losada e.a. (C-88/95, C-102/95 en C-103/95) heeft onderzocht en die door dezelfde rechter waren voorgelegd, heeft de president van het Hof op 19 oktober 1995 besloten, de behandeling van de onderhavige zaak te schorsen totdat het Hof arrest zou hebben gewezen in de zaak Martínez Losada e.a.

10 Op 20 februari 1997 heeft het Hof arrest gewezen in de zaak Martínez Losada e.a. (Jurispr. blz. I-869) en de Juzgado de lo Social de Santiago de Compostela gevraagd of het zijn verzoek om een prejudiciële beslissing handhaafde.

11 De verwijzende rechter deelde mee zijn verzoek om een prejudiciële beslissing te handhaven, behoudens een herformulering van de prejudiciële vragen, aangezien hij twijfel bleef koesteren over de uitlegging van de betrokken communautaire bepalingen.

12 Volgens de verwijzende rechter zijn de verklaringen die de Spaanse regering voor het Hof in de zaak Martínez Losada e.a. heeft afgelegd, in tegenspraak met de wijze waarop de Spaanse administratie de Spaanse wet toepast wanneer zij een verzoek om werkloosheidsbijstand van migrerende werknemers behandelt.

13 De verwijzende rechter herinnert er dienaangaande aan, dat het Hof in punt 41 van het arrest Martínez Losada e.a. heeft opgemerkt, dat de Spaanse regering in haar bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen uitdrukkelijk had erkend, dat het recht op de aan personen ouder dan 52 jaar toegekende bijstand niet afhankelijk is gesteld van de voorwaarde, dat de betrokkene gedurende het vereiste tijdvak bijdragen aan het ouderdomspensioenstelsel van de Spaanse sociale zekerheid heeft betaald, en dat het volstaat, dat de betrokkenen gedurende vijftien jaar bijdragen aan het socialezekerheidsstelsel van een andere lidstaat hebben betaald of dat zij gedurende dit tijdvak ten dele aan het Spaanse stelsel en ten dele aan het stelsel van een andere lidstaat bijdragen hebben betaald. Volgens de verwijzende rechter weigert de Spaanse regering niettegenstaande deze verklaring nog steeds de betrokken prestatie toe te kennen op grond dat de aanvrager gedurende een zeker tijdvak in Spanje onder het ouderdomspensioenstelsel verzekerd moet zijn geweest

De prejudiciële vragen

14 Onder die omstandigheden heeft de verwijzende rechter bij beschikking van 30 april 1997, ingekomen bij het Hof op 12 mei daaraanvolgend, de prejudiciële vragen geherformuleerd als volgt:

"1) Moet artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 (in de thans geldende versie), gelet op de daarin geregelde feitelijke situatie, aldus worden uitgelegd, dat voor het verkrijgen van bijstand bij werkloosheid voor personen ouder dan 52 jaar, als geregeld in artikel 215, lid 3 van Real Decreto Legislativo 1/94 van 20 juni 1994 tot goedkeuring van de geconsolideerde versie van de Ley General de la Seguridad Social, rekening moet worden gehouden met krachtens de wettelijke regeling van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid, voor zover met de desbetreffende bijdragen wordt voldaan aan alle voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde inzake leeftijd, voor het recht op pensioen in een andere lidstaat dan die van het bevoegde orgaan?

2) Indien artikel 67 van verordening nr. 1408/71 niet van toepassing is omdat aan een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van het ouderdomspensioen moet zijn voldaan, dient artikel 51 EG-Verdrag dan rechtstreeks te worden toegepast en is het bevoegde orgaan dan verplicht, rekening houdend met in een andere lidstaat verworven aanspraken op een ouderdomspensioen, aan te nemen dat aan alle voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde inzake leeftijd, voor het recht op een ouderdomspensioen als vereist in artikel 215 van de geconsolideerde versie van de Ley General de la Seguridad Social is voldaan?

3) Ongeacht of artikel 67 van verordening nr. 1408/71 dan wel artikel 51 EG-Verdrag wordt toegepast: indien het bevoegde orgaan verplicht is, rekening te houden met in een andere lidstaat verworven aanspraken op een ouderdomspensioen, voor zover de werknemer hetzij enkel krachtens de nationale regeling hetzij krachtens de communautaire regeling recht op prestaties van het socialezekerheidsstelsel zou hebben gehad, is het dan voor het verkrijgen van bijstand bij werkloosheid voor personen ouder dan 52 jaar voldoende, dat de werknemer enkel met de in een andere lidstaat voldane bijdragen of door samentelling van de in Spanje en in die lidsta(a)t(en) voldane bijdragen voldoet aan de door die of een andere lidstaat vereiste minimumperiode, of moet hij daarentegen voldoen aan de door artikel 161, lid 1, sub b, van de geconsolideerde versie van de Ley General de la Seguridad Social vereiste minimumperioden?"

15 Om te beginnen stelt het Hof vast, dat de eerste vraag identiek is aan de tweede vraag waarop in het arrest Martínez Losada e.a. is geantwoord, en dat de tweede vraag in de onderhavige zaak, voorzover zij niet hypothetisch is, eveneens in dat arrest wordt beantwoord. De prejudiciële vragen dienen derhalve te worden geherformuleerd om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan hij het bij hem aanhangige geding kan oplossen.

16 In het arrest Martínez Losada e.a. heeft het Hof voor recht verklaard, dat een bijstand als die welke in de Spaanse wet is voorzien voor werklozen ouder dan 52 jaar, een werkloosheidsuitkering in de zin van verordening nr. 1408/71 is. Volgens artikel 67 van deze verordening is de toekenning van een werkloosheidsuitkering afhankelijk van twee soorten voorwaarden: enerzijds van de voorwaarde neergelegd in artikel 67, lid 3, (hierna: "communautaire voorwaarde") en anderzijds van de voorwaarde(n) neergelegd in de nationale wettelijke regeling (hierna: "nationale voorwaarden").

17 In casu wordt aan de communautaire voorwaarde enkel voldaan, wanneer de betrokkene bijdragen heeft betaald of wordt geacht bijdragen te hebben betaald aan het Spaanse socialezekerheidsstelsel. Zoals het Hof in punt 37 van het arrest Martínez Losada e.a. heeft verklaard, staat het aan de verwijzende rechter om te beslissen, of de tijdvakken gedurende welke het bevoegde Spaanse orgaan namens verzoeker in het hoofdgeding bijdragen aan het stelsel van ziekteverzekering en het stelsel van gezinsbijslagen heeft betaald, tijdvakken van verzekering overeenkomstig de nationale wettelijke regeling vormen.

18 Indien blijkt dat de betrokkene geen bijdragen heeft betaald en evenmin wordt geacht laatstelijk bijdragen te hebben betaald aan het Spaanse socialezekerheidsstelsel, kan hij noch krachtens artikel 67 van verordening nr. 1408/71, noch krachtens artikel 51 van het Verdrag aanspraak maken op de in geding zijnde prestatie. Heeft hij daarentegen bijdragen betaald, of wordt hij geacht laatstelijk bijdragen te hebben betaald aan het Spaanse socialezekerheidsstelsel, dan moet worden onderzocht of aan de nationale voorwaarden wordt voldaan. Daarbij moet niet worden bepaald of de betrokkene in Spanje recht heeft op een ouderdomspensioen, maar of hij voldoet aan de voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde inzake leeftijd, die de Spaanse wettelijke regeling voor de toekenning van een ouderdomspensioen stelt.

19 Daaruit volgt, dat de verwijzende rechter met het door hem opgeworpen probleem in wezen wenst te vernemen, of de periode gedurende welke de betrokkene bijdragen moet hebben betaald om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering zoals die waarin de Spaanse wet voorziet voor werklozen ouder dan 52 jaar, uitsluitend door de wettelijke regeling van die lidstaat wordt bepaald, dan wel door de wettelijke regeling van de lidsta(a)t(en) aan de socialezekerheidsstelsels waarvan de betrokkene bijdragen heeft betaald. De verwijzende rechter vraagt bovendien, of aan de door de Spaanse wettelijke regeling gestelde voorwaarde betreffende de periode van bijdragebetaling kan worden voldaan door bijdragen die volledig of ten dele aan de socialezekerheidsstelsels van een of meer andere lidstaten zijn betaald.

20 De Spaanse regering betoogt, dat om in aanmerking te komen voor de bijstand bij werkloosheid waarin artikel 215, lid 3, van de Spaanse wet voorziet voor werklozen ouder dan 52 jaar, de betrokkene gedurende de in artikel 161, lid 1, sub b, van die wet bedoelde minimumperioden bijdragen moet hebben betaald.

21 Volgens de Commissie is de door de Spaanse wet gestelde voorwaarde, die de toekenning van de werkloosheidsbijstand voor werklozen ouder dan 52 jaar afhankelijk stelt van de betaling van bijdragen aan een ouderdomspensioenstelsel gedurende vijftien jaar, in overeenstemming met de artikelen 48 en 51 van het Verdrag en met verordening nr. 1408/71, mits de bijdragen gedurende die periode volledig of ten dele aan het socialezekerheidsstelsel van een andere lidstaat mogen zijn betaald.

22 In zijn antwoord op de vierde vraag in het arrest Martínez Losada e.a. heeft het Hof voor recht verklaard, dat de artikelen 48 en 51 van het Verdrag noch verordening nr. 1408/71 eraan in de weg staan, dat een nationale wettelijke regeling voor de toekenning van werkloosheidsbijstand aan personen ouder dan 52 jaar vereist, dat de betrokkene gedurende vijftien jaar in een of meer lidstaten bijdragen aan een ouderdomspensioenstelsel heeft betaald.

23 Het is immers vaste rechtspraak, dat de lidstaten bevoegd blijven om de voorwaarden voor toekenning van socialezekerheidsprestaties vast te stellen, ook wanneer zij die voorwaarden aanscherpen, mits de nieuwe voorwaarden niet tot een openlijke of verkapte discriminatie tussen werknemers uit de Gemeenschap leiden (zie, in die zin, arrest van 20 september 1994, Drake, C-12/93, Jurispr. blz. I-4337, punt 27).

24 Het bevoegde orgaan is derhalve gerechtigd om overeenkomstig zijn nationale wettelijke regeling de door die regeling vastgestelde periode van bijdragebetaling op te leggen.

25 Zoals de Commissie evenwel terecht heeft opgemerkt, mogen de bijdragen gedurende die periode volledig of ten dele aan het socialezekerheidsstelsel van een andere lidstaat zijn betaald.

26 Op de prejudiciële vragen moet derhalve worden geantwoord, dat de periode gedurende welke de betrokkene bijdragen moet hebben betaald om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering zoals die waarin de Spaanse wet voorziet voor werklozen ouder dan 52 jaar, door de wettelijke regeling van die lidstaat wordt bepaald, voor zover deze periode ook wordt geacht te zijn vervuld door bijdragen die volledig of ten dele aan de socialezekerheidsstelsels van een of meer andere lidstaten zijn betaald.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

27 De kosten door Spaanse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door de Juzgado de lo Social de Santiago de Compostela bij beschikkingen van 21 september 1995 en 30 april 1997 gestelde vragen, verklaart voor recht:

De periode gedurende welke de betrokkene bijdragen moet hebben betaald om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering zoals die waarin in de Spaanse Ley General de la Seguridad Social, in haar bij Real Decreto Legislativo 1/94 van 20 juni 1994 gecodificeerde versie wordt voorzien, voor werklozen ouder dan 52 jaar, wordt door de wettelijke regeling van die lidstaat bepaald, voor zover deze periode ook wordt geacht te zijn vervuld door bijdragen die volledig of ten dele aan de socialezekerheidsstelsels van een of meer andere lidstaten zijn betaald.