CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

C. O. LENZ

van 12 maart 1996 ( *1 )

A — Inleiding

1.

In casu vraagt het Bundesfinanzhof het Hof, hoe een „basismoduul” volgens het douanetarief moet worden ingedeeld.

2.

Op 13 januari 1993 verstrekte de bevoegde Oberfinanzdirektion aan de firma VOBIS cen bindende tariefinlichting over een „computerbehuizing met ingebouwde floppydiskdrives (compact)”. Volgens de omschrijving van de goederen in de bindende tariefinlichting betreft het een basismoduul (ongeveer 27 x 41 x 15 cm groot; ongeveer 8,1 kg zwaar) voor de digitale verwerkingseenheid van een automatische gegevensverwerkende machine, met in een metalen behuizing instcllings- en bedieningselementen, een stroomvoorziening, twee diskdrives, evenals aansluitkabels; de voor de toepassing als centrale verwerkingseenheid noodzakelijke schakelingen ontbreken. Blijkens de schriftelijke opmerkingen moet de basismoduul worden aangevuld met andere eenheden om tot een volwaardige digitale gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd. Daarbij wordt een centrale eenheid ingebouwd waarop de al in de basismoduul verwerkte diskdrives worden aangesloten, Partijen zijn het er niet eens over, of deze moduul als eenheid dan wel als deel moet worden ingedeeld. De Oberfinanzdirektion verdedigt deze laatste opvatting. Zij deelde de basismoduul in onder postonderverdeling 84733090 van de gecombineerde nomenclatuur. ( 1 ) Deze postonderverdeling luidt:

„8473

Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en dergelijke) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472:

 

(...)

8473 30

— delen en toebehoren van de machines bedoeld bij post 8471:

8473 30 10

— — electronische assemblages

8473 30 90

— — andere”

De firma VOBIS gaat niet akkoord met deze indeling. Haars inziens is de basismoduul een eenheid in de zin van de toepasselijke bepalingen. Uiteindelijk verzocht zij in rechte om indeling onder onderverdeling 847193. Deze onderverdeling luidt;

„8471

Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

(...)

8471 20

— digitale gegevensverwerkende machines die, in één huis ondergebracht, ten minste een centrale verwerkingseenheid en, al dan niet gecombineerd, een invoer- en uitvoereenheid bevatten:

 

(...)

 

— andere

8471 93

— — geheugeneenheden, ook indien aangeboden met de rest van een systeem:

8471 93 10

— bestemd voor burgerluchtvaartuigen;

 

andere:

8471 93 40

— geheugens van centrale eenheden

 

— andere:

 

— schijvengeheugeneenheden:

8471 93 51

— optische, magnetooptische daaronder begrepen

8471 93 59

— andere

 

(...)”

Door verzoeksters „Revision” kwam de zaak bij het Bundesfinanzhof. Blijkens de verwijzingsbeschikking is het Bundesfinanzhof geneigd de basismoduul als deel in te delen, doch kan het ook niet uitsluiten, dat het produkt als een afgewerkte diskdrive-eenheid moet worden beschouwd.

3.

Derhalve heeft het Bundesfinanzhof het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Dient het gemeenschappelijk douanetarief — gecombineerde nomenclatuur 1993 — aldus te worden uitgelegd, dat een ‚basismoduul’, uitgerust om tot gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit een behuizing met voornamelijk twee diskdrives — zoals uitvoeriger beschreven in de motivering —, met het oog op de daarin opgenomen diskdrives rechtstreeks of door toepassing van algemene regel 3 b als ‚geheugencenhcid’ moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8471 93 59?

2)

Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord, volgt dan uit de uitlegging van het douanetarief, dat een produkt van de hierboven omschreven aard als‚deel’ (van een gegevensverwerkende machine) onder postonderverdeling 84733090 moet worden ingedeeld?”

4.

De indeling van delen is in aantekening 2 op afdeling XVI van de gecombineerde nomenclatuur geregeld. Ingevolge deze aantekening worden delen van machines voor zover zij niet uitdrukkelijk uit afdeling XVI zijn uitgesloten, ingedeeld met inachtneming van de volgende regels:

„a)

delen die als zodanig onder een van de posten van hoofdstuk 84 of van 85 (andere dan de posten 8485 en 8548) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld, ongeacht de machine waarvoor zij bestemd zijn;

(...)”

5.

Ook op hoofdstuk 84 van de gecombineerde nomenclatuur zijn er aantekeningen, Zij bevatten bij voorbeeld de definitie van automatische gegevensverwerkende machines:

„5.

A.

Voor de toepassing van post 8471 wordt onder ‚automatische gegevensverwerkende machines’ verstaan:

a)

digitale machines, die:

1.

het verwerkingsprogramma of de verwerkingsprogramma's en ten minste de gegevens die voor de uitvoering van dit programma of deze programma's onmiddellijk noodzakelijk zijn, kunnen opslaan;

2.

vrij kunnen worden geprogrammeerd overeenkomstig de behoeften van de gebruiker;

3.

door de gebruiker te bepalen rekenkundige bewerkingen kunnen uitvoeren;

4.

zonder menselijke tussenkomst een verwerkingsprogramma kunnen uitvoeren, waarbij zij in staat moeten zijn de uitvoering van het programma gedurende het verwerkingsverloop door logische beslissing te wijzigen;

(...)

B.

Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen als apparatuur, bestaande uit een variabel aantal zich in afzonderlijke omhullingen bevindende eenheden ( 2 ) die deel uitmaken van het systeem. Een eenheid ( 3 ) wordt als een deel van de complete apparatuur aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten:

a)

zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van één of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten;

b)

zij moet speciaal zijn ontworpen om van een dergelijk systeem deel uit te maken (zij moet, tenzij het een gestabiliseerde voedingseenheid betreft, bij voorbeeld in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm — code of signalen — die bruikbaar is voor het systeem).

Dergelijke afzonderlijk aangeboden eenheden worden eveneens onder post 8471 ingedeeld.

Machines die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt en een eigen functie vervullen, worden niet onder post 8471 ingedeeld. Dergelijke machines worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost.”

6.

Ten slotte zijn hier ook de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur van belang. Daarin wordt de indeling van niet-afgewerkte goederen of van goederen die uit verschillende delen bestaan, geregeld als volgt:

„Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen:

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekening op de afdelingen of op de hoofdstukken en — voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen-— de navolgende regels.

2.

a)

De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. (...)

b)

Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

3.

Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b), of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a)

de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b)

mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

(...)”

B — Standpuntbepaling

De eerste vraag

7.

Indeling van de basismoduul als „deel” onderstelt volgens aantekening 2 a) op afdeling XVI, dat de basismoduul geen produkt van een post van hoofdstuk 84 is. In dat geval moet het namelijk onder die post worden ingedeeld, ongeacht de machine waarvoor het bestemd is. Zoals het Bundesfinanzhof zelf opmerkt, komt hier ook een indeling onder post 8471 — automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor — in aanmerking. Volgens de definitie van een digitale automatische gegevensverwerkende machine in aantekening 5 A a op hoofdstuk 84 moet deze onder meer dooide gebruiker te bepalen rekenkundige bewerkingen kunnen uitvoeren en zonder menselijke tussenkomst een verwerkingsprogramma kunnen uitvoeren, waarbij zij in staat moet zijn de uitvoering van het programma gedurende het verwerkingsverloop door logische beslissing te wijzigen. Daartoe is de basismoduul niet in staat, aangezien de centrale eenheid nog niet is ingebouwd en hij dus slechts twee diskdrives bevat.

8.

De Commissie wijst in dit verband op de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad (hierna: toelichtingen bij de IDR-nomenclatuur). Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet bij de tariefindeling van goederen eveneens rekening worden gehouden met deze toelichtingen. ( 4 ) Daarin wordt verklaard, dat digitale gegevensverwerkende machines meestal uit een aantal eenheden bestaan en dus een systeem vormen. Een dergelijk systeem moet ten minste een centrale eenheid en een invoer- en uitvoereenheid bevatten. ( 5 ) Aangezien de basismoduul niet de nodige stukken bevat om als centrale eenheid te kunnen functioneren, komt ook de Commissie tot de conclusie dat een indeling als gegevensverwerkende machine niet in aanmerking komt.

9.

Volgens algemene regel 2 a kan ook een goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat onder de voor dat goed voorziene post worden ingedeeld. Voorwaarde is evenwel, dat het al de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Zoals de Commissie terecht opmerkt, is het de centrale eenheid die als karakteristiek kenmerk van het afgewerkte produkt (de gegevensverwerkende machine) wordt beschouwd. Aangezien de basismoduul nu juist geen centrale eenheid bevat, kan het evenmin als nict-afgewerkte gegevensverwerkende machine worden ingedeeld.

10.

Post 8471 vermeldt evenwel niet alleen automatische gegevensverwerkende machines, maar ook hun eenbeden. Wat hier onder een „eenheid” moet worden verstaan, wordt in aantekening 5 B op hoofdstuk 84 gedefinieerd. Volgens deze definitie wordt een eenbeid als een deel van de complete apparatuur aangemerkt, indien zij aan twee voorwaarden voldoet: zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van één of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingscenheid kunnen worden aangesloten. Bovendien moet zij speciaal zijn ontworpen om van een dergelijk systeem deel uit te maken. Past men deze definitie op de basismoduul toe, dan kan hij niet als een eenheid worden beschouwd. De basismoduul wordt juist niet op de centrale eenheid aangesloten, doch in de basismoduul ingebouwd. De diskdrives, doch niet de volledige basismoduul, worden vervolgens op de centrale eenheid aangesloten.

11.

Dit resultaat is niet overtuigend, voor zover de basismoduul twee diskdrives bevat die onbetwist voldoen aan de voorwaarden van aantekening 5 B op hoofdstuk 84 en dus als eenheden moeten worden beschouwd. Volgens de verwijzende rechter hebben de diskdrives door de inbouw hun zelfstandigheid verloren en zijn zij opgegaan in een nieuw produkt dat naar zijn eigen aard moet worden beoordeeld. Dit nieuwe produkt is evenwel ook ontworpen om samen met andere eenheden tot een gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd. Hetzelfde zou gelden wanneer de in de basismoduul vervatte delen in een eigen behuizing samengesteld waren als gegevensverwerkend systeem. Dan zouden de diskdrives als eenheden worden beschouwd. In het kader van de basismoduul waren zij dat niet, ofschoon zij dezelfde functie vervulden.

12.

Verzoekster wijst in dit verband op een arrest van de verwijzende rechterlijke instantie, waarin wordt verklaard dat wanneer machines in compacte vorm worden aangeboden, hun delen ook als eenheden zijn te beschouwen. Volgens verzoekster moeten delen van compacte machines, die dezelfde technische kenmerken als eenheden van systemen vertonen (zie aantekening 5 B op hoofdstuk 84), als eenheden worden beschouwd. Door de inbouw hebben de diskdrives hun zelfstandigheid niet verloren. Zij hebben veeleer de essentiële kenmerken van de andere delen van de basismoduul in zich opgenomen, aangezien zij belangrijker zijn dan deze wat hun betekenis voor het gebruik van het produkt en de waarde betreft. Of de centrale eenheid in de basismoduul wordt ingebouwd dan wel of deze daarop wordt aangesloten, is zonder belang. Bovendien kan uit aantekening 5 B op hoofdstuk 84 niet worden afgeleid, dat elke eenheid in zijn eigen behuizing moet zijn ondergebracht. Daarin wordt enkel erop gewezen, dat automatische gegevensverwerkende machines ook als systeem kunnen voorkomen. Dat betekent niet dat compacte apparaten met verschillende eenheden in een behuizing evenmin onder post 8471 kunnen worden ingedeeld.

13.

Deze opvatting moet worden gevolgd. Toch kan de basismoduul niet zonder meer als eenheid van een digitale gegevensverwerkende machine worden ingedeeld. Derhalve zou hij ook als deel onder post 8473 kunnen worden ingedeeld.

14.

Wanneer een produkt vatbaar is voor indeling onder twee posten, geschiedt de indeling overeenkomstig algemene regel 3. Hier is algemene regel 3 b relevant. Zoals de Commissie terecht opmerkt, gaat het bij de basismoduul om een samengesteld produkt. Tussen de afzonderlijke delen bestaat geen onscheidbare verbinding. Volgens de toelichtingen bij de IDR-nomenclatuur speelt dat evenwel ook geen rol, zolang de delen bij elkaar passen, zich onderling aanvullen en samen een geheel vormen waarvan de delen gewoonlijk niet afzonderlijk kunnen worden verkocht. ( 6 ) De basismoduul voldoet aan die voorwaarden. Hij moet derhalve volgens algemene regel 3 b worden ingedeeld naar het deel waaraan hij zijn wezenlijk karakter ontleent. Daartoe moet rekening worden gehouden met de aard en de samenstelling van de delen, de omvang, de hoeveelheid, het gewicht en de waarde daarvan, ofwel met de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt. ( 7 ) Zoals de Commissie terecht opmerkt, kan aan aard en samenstelling, omvang, hoeveelheid en gewicht van de verschillende delen hier geen bijzonder belang worden gehecht, omdat zij geen belang hebben voor de functie van de basismoduul. Veeleer moet rekening worden gehouden met de waarde van de delen en hun belang voor het gebruik van het produkt. Zoals de Commissie opmerkt, zijn de instellings- en bedieningselementen, evenals de aansluitkabels en de behuizing slechts van ondergeschikt belang. Zij dienen om de diskdrives en stroomvoorziening in bruikbare toestand te brengen voor het eigenlijke doel — de automatische gegevensverwerking — of voor de bescherming van de ingebouwde delen. De Commissie moet voorts worden gevolgd, wanneer zij ervan uitgaat dat de diskdrives, wat de waarde betreft, de belangrijkste delen zijn. Vooral bekeken vanuit het oogpunt van het beoogde gebruik, de automatische gegevensverwerking, moeten de diskdrives en niet de stroomvoorziening als kenmerkende wezenlijke delen worden beschouwd. Daaruit volgt dat de basismoduul evenals zijn kenmerkende delen, de diskdrives, als geheugeneenheid onder postonderverdeling84719359 moet worden ingedeeld. Op de eerste vraag moet derhalve worden geantwoord, dat de basismoduul, gelet op de erin verwerkte diskdrives, met toepassing van algemene regel 3 b als geheugencenheid onder postonderverdeling 84719359 moet worden ingedeeld.

De tweede vraag

15.

Aangezien de tweede vraag alleen moet worden beantwoord indien de eerste vraagontkennend wordt beantwoord, behoeft zij niet te worden beantwoord.

C — Conclusie

16.

Mitsdien geef ik in overweging de prejudiciële vragen te beantwoorden als volgt:

„Het gemeenschappelijk douanetarief —gecombineerde nomenclatuur 1993 — moet aldus worden uitgelegd, dat een basismoduul, uitgerust om tot een gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit een behuizing met voornamelijk twee diskdrives wegens de daarin opgenomen diskdrives, met toepassing van algemene regel 3 b, als‚geheugeneenheid’ moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 84719359.”


( *1 ) Oorspronkelijke taal: Duits.

( 1 ) Bijlage I bij verordening (KEG) nr. 2505/92 van de Commissie van 14 juli 1992 tot wijziging van de biilagen I en II bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief - en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1992, L 267, blz. 1).

( 2 ) Cursivering van mij.

( 3 ) Cursivering van míj.

( 4 ) Arrest van 18 september 1990 (zaak C-265/89, Vismans Nederland, Jurispr. 1990, blz. I-3411, r. o. 18).

( 5 ) Toelichtingen bij de IDR-nomenclaluur 8471, I, A,

( 6 ) Toelichtingen bij de IDR-nomenclatuur betreffende algemene regel 3, sub b, IX.

( 7 ) Toelichtingen bij de IDR-nomenclatuur betreffende algemene regel 3, sub b, VIII.