61995C0038

Conclusie van advocaat-generaal Fennelly van 19 september 1996. - Ministero delle Finanze tegen Foods Import Srl. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Corte d'appello di Ancona - Italië. - Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Vissoort 'Molva molva'. - Zaak C-38/95.

Jurisprudentie 1996 bladzijde I-06543


Conclusie van de advocaat generaal


Inleiding

1 In deze prejudiciële verwijzing gaat het erom, of gedroogde en gezouten vis vervaardigd van de soort "Molva molva", in het Engels bekend als ling (in het Nederlands leng), maar die in Italië wordt ingevoerd voor gebruik in het traditionele gerecht "baccalà", in aanmerking had moeten komen voor de voorheen geldende schorsing van invoerrechten voor gedroogde en gezouten kabeljauw. Het genus "Molva" is verwant aan het genus "Gadus", waarvan de leden ongetwijfeld kabeljauwen zijn, aangezien beide genera behoren tot de familie der "Gadidae". "Molva molva" behoort evenwel sinds 1981 niet meer tot de in de schorsingsverordening genoemde soorten. Subsidiair wordt het Hof verzocht om uitlegging van de bepalingen van het gemeenschapsrecht inzake de navordering van niet-betaalde rechten.

De wettelijke context

2 In het besluit van de Raad van 13 februari 1960 houdende goedkeuring van een gedeelte van het eerste gemeenschappelijke douanetarief (hierna: "GDT") werd tariefpost 03.02 van het GDT gedefinieerd als volgt:

"Vis, enkel gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt:

A. enkel gezouten, gepekeld of gedroogd:

I. ook indien ontdaan van kop of in moten gesneden:

(...)

b) Kabeljauw, stokvis en klipvis daaronder begrepen

c) andere

II. Filets:

a) van kabeljauw, van stokvis of van klipvis

b) andere."(1)

In lijst XL van het Protocol van Genève van 16 juli 1962(2), gehecht aan de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT), werden vorenaangehaalde omschrijvingen, voor zover in casu relevant, overgenomen in de tarieven van de Europese Economische Gemeenschap voor post 03.02. De quota en rechten van lijst XL werden overgenomen in verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief.(3) In deze verordening werd evenwel alleen de term "kabeljauw" gebruikt, zonder vermelding van stokvis en klipvis.

3 Voor gedroogde of gezouten kabeljauw en kabeljauwfilets werden de invoerrechten geschorst bij artikel 16 van verordening (EEG) nr. 2142/70 van de Raad van 20 oktober 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten.(4) Deze schorsing werd bevestigd bij verordening (EEG) nr. 1/73 van de Raad van 19 december 1972 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief(5), en bij artikel 17 van verordening (EEG) nr. 100/76 van de Raad van 19 januari 1976 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten.(6)

4 De tweeëntwintigste overweging van de considerans van verordening (EEG) nr. 3796/81 van de Raad van 29 december 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten (hierna: "verordening")(7), luidt, voor zoveel hier van belang:

"overwegende dat het evenwel in het belang van de Gemeenschap is dat de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde produkten geheel wordt geschorst; (...) dat het daarenboven om redenen van economische en sociale aard verantwoord is ten aanzien van basisvoedingsmiddelen, zoals gezouten en gedroogde kabeljauw, de bestaande voorzieningsmogelijkheden onder de traditionele voorwaarden in stand te houden".

Deze overweging is identiek aan de zestiende overweging van de considerans van verordening nr. 2142/70 en de zeventiende overweging van de considerans van verordening nr. 100/76, behoudens dat naast de eerder voor de schorsing van de rechten aangevoerde sociale redenen, nu ook economische redenen worden genoemd.

5 In artikel 19 van de verordening wordt het douanetarief overeenkomstig bijlage VI gewijzigd. In die gewijzigde versie luidt tariefpost 03.02 van het GDT:

"Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt:

A. Gedroogd, gezouten of gepekeld:

I. in gehele staat, ook indien ontdaan van kop of in moten gesneden:

(...)

b) Kabeljauw (Gadus morrhua(8), Boreogadus saida, Gadus ogac)

(...)

f) andere

II. Filets:

a) van kabeljauw (Gadus morrhua, Boreogadus saida, Gadus ogac)

(...)

d) andere."

6 Deze tariefpost werd vervolgens gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3759/87 van de Raad van 30 november 1987 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3796/81 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten.(9) Onder post 0305 30 (volgens de nieuwe geharmoniseerde GN-code) worden vermeld: visfilets, gedroogd, gezouten of gepekeld, "van kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus) en van vis van de soort $Boreogadus saida'". Wat gehele gedroogde vis, al dan niet gezouten, betreft, omvat post 0305 51 "kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus)" en post 0305 59, "andere": "vis van de soort $Boreogadus saida'".(10)

7 Artikel 20, lid 1, van de verordening bepaalt:

"De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de in de onderstaande tabel genoemde produkten worden volledig geschorst:

Nr. van het gemeenschappelijk Omschrijving douanetarief

(...) (...) 03.02 A I b) Kabeljauw 03.02 A II a) Filets van kabeljauw."

In deze tekst wordt, voor zover hier van belang, artikel 17 van verordening nr. 100/76(11) overgenomen. Aan de volledige schorsing van rechten kwam met ingang van 1 juli 1985 een einde bij verordening (EEG) nr. 3655/84 van de Raad van 19 december 1984 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3796/81 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten.(12)

8 De regels voor de uitlegging van de GDT-nomenclatuur (hierna: "uitleggingsregels") die golden in het in casu relevante tijdvak, zijn neergelegd in deel I, titel I, sub A, van het GDT in een reeks verordeningen van de Raad tot wijziging van verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief.(13) Voor zover hier van belang wordt hierin bepaald:

"Voor de toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief gelden de volgende algemene bepalingen:

1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.

(...)

3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten geschiedt de indeling als volgt:

a) De post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking.

(...)

4. De goederen, welke onder geen enkele post van het tarief vallen, worden ingedeeld onder de post, welke van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen.

5. De regels 1 tot en met 4 gelden $mutatis mutandis' voor het indelen onder de onderverdelingen van een zelfde post."

9 Artikel 5, lid 2, van verordening (EEG) nr. 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide (hierna: "naheffingsverordening")(14), luidt:

"De bevoegde autoriteiten behoeven niet over te gaan tot navordering van het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer dat niet is geheven ten gevolge van een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken, waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en voldaan heeft aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte.

De gevallen waarin het bepaalde in de eerste alinea kan worden toegepast, worden vastgesteld overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 10."

De feiten en het procesverloop

10 De vennootschap Foods Import Srl (hierna: "geïntimeerde") is een familiebedrijf dat is gespecialiseerd in de invoer in Italië van geconserveerde vis, die zij aanduidt als klipvis of baccalà. Klipvis ontstaat door het zouten van kabeljauw; ook kan hij aan de lucht worden gedroogd.(15) De gedroogde en gezouten vis in kwestie was leng ("Molva molva"). Geïntimeerde verklaarde ter terechtzitting, dat zij dit gegeven in de douanebescheiden betreffende de 46 uit Noorwegen ingevoerde ladingen die in geschil zijn, overeenkomstig de regels duidelijk had vermeld. In alle gevallen mocht de vis vrij van rechten worden ingevoerd. Volgens geïntimeerde is klipvis zelfs sinds mensenheugenis van rechten vrijgesteld. Op 23 april 1985 werd haar door de douaneautoriteiten van San Benedetto del Tronto meegedeeld, dat een begin was gemaakt met de herziening van de rechten, verschuldigd over invoeren uit Noorwegen tussen juni 1982 en april 1985. Op 15 mei 1985 vorderden deze autoriteiten betaling van 508 260 820 LIT aan invoerrechten, alsook 4 046 331 800 LIT boete wegens invoerfraude en 80 925 900 LIT wegens belastingfraude, op grond dat de schorsing van rechten voor gedroogde kabeljauw en kabeljauwfilets bij de verordening was beperkt tot de soorten die werden genoemd in tariefpost 03.02 A I b en II a van het GDT, dat wil zeggen "Gadus morhua", "Boreogadus saida" en "Gadus ogac".

11 Na een vruchteloos beroep op de douaneautoriteit te Rome stelde geïntimeerde tegen het Ministero delle Finanze dello Stato (hierna: "appellant") een vordering in bij het Tribunale civile e penale di Ancona. Dit verklaarde op basis van het GATT, in het bijzonder lijst XXVII, goedgekeurd bij het Protocol van Annecy van 10 oktober 1949(16), dat zij de rechten niet verschuldigd was. Volgens deze lijst had Italië zich verbonden tot een volledige schorsing van de invoerrechten op gezouten, gedroogde en gerookte vis: kabeljauw en dergelijke (schelvis, klipvis, stokvis).

12 Appellant stelde beroep in bij de Corte d'appello di Ancona, die bij beschikking van 19 oktober 1994 de behandeling van de zaak heeft geschorst en het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag de volgende prejudiciële vragen heeft gesteld:

"1) Is de opsomming gegeven in verordening (EEG) nr. 3796/81 van de Raad van 29 december 1981, waarvan bijlage VI verwijst naar hoofdstuk 3 van het gemeenschappelijk douanetarief, en waarin onder post 03.02 A I kabeljauw en onder post 03.02 A II kabeljauwfilets worden vermeld met in beide gevallen de specificering $Gadus morrhua, Boreogadus saida, Gadus ogac', welke opsomming is overgenomen in verordening (EEG) nr. 3333/83 van de Raad van 4 november 1983, een limitatieve dan wel een enumeratieve opsomming, en valt kabeljauw die met de wetenschappelijke naam $Molva' wordt aangeduid, derhalve wel of niet onder die opsomming?

2) Voor het geval het Hof zou oordelen, dat de opsomming limitatief is, is artikel 20 van verordening nr. 3796/81 van de Raad, die voorziet in schorsing van de invoerrechten, uitsluitend van toepassing op de drie in vraag 1 genoemde soorten (Gadus morrhua, Boreogadus saida, Gadus ogac) en niet op andere ondersoorten van het type $Molva'?(17)

3) Moet artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1697/97 van 24 juli 1979, dat bepaalt dat de belastingplichtige er recht op heeft dat niet tot navordering wordt overgegaan (arrest Hof van 22 oktober 1987, zaak 314/85, Foto-Frost, Jurispr. 1987, blz. 4199), hoe dan ook worden toegepast op het onderhavige geval, waarin de invordering van de rechten is uitgebleven door nalatigheid van de douaneautoriteiten en de vermeende belastingplichtige alle bepalingen van de geldende regeling ter zake van de douaneaangifte in acht heeft genomen?"

Ingediende opmerkingen

13 Schriftelijke en mondelinge opmerkingen zijn ingediend door geïntimeerde, de Italiaanse Republiek en de Commissie.

Analyse

De eerste en de tweede vraag

14 De eerste en de tweede vraag moeten te zamen worden besproken, daar zij beide betrekking hebben op de kernvraag, of geïntimeerde ten tijde van de inklaring rechten had moeten betalen.

15 Om te beginnen stel ik vast, dat over de ichtyologische achtergrond van de onderhavige zaak weinig verschil van mening bestaat. Alle genoemde vissoorten behoren tot één familie, de "Gadidae", zij het niet tot dezelfde onderfamilie of, zoals wij zullen zien, hetzelfde genus. Gelijk de Commissie heeft gesteld en zoals wordt bevestigd door de talrijke ichtyologische teksten die zowel door de Commissie als door geïntimeerde zijn overgelegd, verschillen de vissoorten die in de in geding zijnde tariefpost worden genoemd, naar uiterlijk en geografische spreiding. Enkele van de voornaamste kenmerken zijn echter inwendig, en blijkens geïntimeerdes opmerkingen en de literatuur zijn gedroogde en gezouten filets van deze verschillende soorten enkel van elkaar te onderscheiden door ontleding door een deskundige, het nemen van roentgenfoto's, of andere wetenschappelijke proeven.(18) De belangrijkste soorten die worden besproken, zijn: "Gadus morhua" (kabeljauw of Atlantische kabeljauw), "Gadus ogac" (Groenlandse kabeljauw) en "Gadus macrocephalus" (Pacifische kabeljauw). Deze behoren alle tot het genus "Gadus", de zogeheten "echte kabeljauw".(19) Ten tweede behoort "Boreogadus saida" (Arctische of poolkabeljauw) tot het genus "Boreogadus", maar ook, te zamen met "Gadus", tot de onderfamilie der "Gadinae". In de derde plaats behoort "Molva molva" (leng) tot het genus "Molva" en de afzonderlijke onderfamilie der "Lotinae".(20)

16 Volgens geïntimeerde moet de term "kabeljauw" voor douanedoeleinden zo ruim worden opgevat, dat deze alle leden van de familie der "Gadidae" omvat, waarvan "Gadus morhua" gewoonweg de bekendste is; zo werd de term volgens haar in de praktijk ook begrepen vóór de vaststelling van de desbetreffende wijziging van het GDT in 1981 en nog enige tijd daarna. Tot staving van dit standpunt wijst zij erop, dat de praktijk inzake de benaming van vis zeer wisselend is in de communautaire teksten, waarin nu eens eenvoudig de term kabeljauw wordt gebruikt(21), dan weer deze term nader wordt gekwalificeerd door het gebruik van enkel de wetenschappelijke naam "Gadus morhua", en soms ook een aantal wetenschappelijke namen wordt vermeld, zoals de drie die in de verordening, worden gebruikt, alsook de naam "Gadus macrocephalus". Uit de vermelding van de soort "Boreogadus saida" in de betrokken tariefpost van de verordening blijkt haars inziens, dat de term "kabeljauw" niet enkel diende te gelden voor het genus "Gadus", aangezien deze soort deel uitmaakt van het afzonderlijke genus "Boreogadus"; dat dit een afzonderlijke soort was, werd erkend in de herziene versie van deze post in de reeds aangehaalde verordening nr. 3759/87. Bovendien werd er voor de wijziging geen enkele reden gegeven, hetgeen betekent dat het niet de bedoeling was, de bestaande regeling te wijzigen. De lijst van soorten in de betrokken tariefpost moest dan ook uitsluitend als een indicatieve lijst worden beschouwd.

17 Meer in het bijzonder met betrekking tot het onderhavige produkt stelt geïntimeerde, dat klipvis ("baccalà") al lange tijd wordt gemaakt van leng, alsook van een aantal andere vissoorten van de familie der "Gadidae" - voornamelijk kabeljauw (in de meer beperkte zin van "Gadus morhua"), gaffelkabeljauw ("Phycis phycis") en torsk ("Brosme brosme").(22) De kwaliteit ervan wordt veeleer bepaald door factoren als de leeftijd en de maat van de gebruikte vis dan door de bijzondere soort. Geïntimeerde stelt, dat volgens de rechtspraak van het Hof produkten voor douanedoeleinden moeten worden onderscheiden overeenkomstig hun objectieve kenmerken, die op het tijdstip van inklaring voor verificatie vatbaar moeten zijn. Aan deze voorwaarde is haars inziens niet voldaan, gezien de moeilijkheid om gedroogde en gezouten filets van deze verschillende soorten te onderscheiden.

18 Volgens geïntimeerde is de heffing van een recht op een kabeljauwsoort als "Molva molva" ook onwettig, aangezien het in strijd is met artikel II, lid 1, sub b, van het GATT, soortgelijke produkten (dat wil zeggen gedroogde, gezouten vis van de drie in de betrokken tariefpost genoemde soorten) discrimineert en misbruik van bevoegdheid oplevert, voor zover het een poging is om munitie te vergaren voor visserijonderhandelingen met derde landen (een doel dat wordt genoemd in het advies van het Economisch en Sociaal Comité inzake het voorstel tot wijziging van de verordening in 1984, waarbij de schorsing van rechten werd beëindigd).(23)

19 De Commissie betoogt, dat "Molva molva" nooit als kabeljauw ("Gadus") had mogen worden aangemerkt, wegens zijn afwijkende morfologische en organoleptische kenmerken (langer, smaller lichaam en andere vinverdeling), de mindere kwaliteit van zijn visvlees, zijn andere geografische spreiding (Middellandse Zee, zeeën langs het Iberisch schiereiland en West-Frankrijk, alsook de noordelijker zeeën, waar de andere soorten enkel voorkomen) en het feit dat hij tot een andere onderfamilie behoort ("Lotinae" in plaats van "Gadinae"). De lijst van soorten werd in 1981 vastgesteld om de betrokken tariefpost nauwkeuriger te definiëren en niet om de strekking ervan te wijzigen. De Italiaanse regering voegt daaraan toe, dat onder post 03.01 van het GDT, betreffende vis, vers, gekoeld of bevroren, die ook in bijlage VI bij de verordening voorkomt, "kabeljauw (Gadus morhua, Boreogadus saida, Gadus ogac)" onder postonderverdeling B I h staat, terwijl "leng (Molva spp.)" te vinden is onder de afzonderlijke postonderverdeling B I m).

20 In antwoord op een schriftelijke vraag van het Hof verklaarde de Commissie, dat het opschrift van de post was gewijzigd, omdat echte, traditionele "baccalà" uitsluitend van de aldaar genoemde soorten werd gemaakt en gedroogde en gezouten leng enkel een vervanging voor "baccalà" was; daarom behoefde niet uitdrukkelijk naar deze wijziging te worden verwezen in de considerans van de verordening, waarin er uitsluitend van wordt gesproken, "ten aanzien van basisvoedingsmiddelen, zoals gezouten en gedroogde kabeljauw, de bestaande voorzieningsmogelijkheden onder de traditionele voorwaarden in stand te houden". Toen haar ter terechtzitting werd gevraagd, waarom in dat stadium "Boreogadus saida" was opgenomen en "Gadus macrocephalus" geschrapt en de post in 1987 nog nader was gewijzigd, verklaarde de Commissie dat laatstgenoemde wijziging een verdere wetenschappelijke verfijning inhield, maar dat dit niet afdeed aan haar stelling dat echte "baccalà" of klipvis alleen kon worden gemaakt van deze soorten van de onderfamilie der "Gadinae".

21 Volgens zowel de Commissie als de Italiaanse regering betekent de vermelding van wetenschappelijke namen in de onderhavige GDT-post, dat deze post alleen geldt voor die bepaalde kabeljauwsoorten. Daar deze uitlegging overeenkomt met de uitleggingsregels 1 en 5, behoeven de andere regels niet te worden onderzocht. Indien het de bedoeling was geweest, dat "kabeljauw" een open categorie zou blijven, zouden de wetenschappelijke namen zijn voorafgegaan door woorden als "van de soort", of gevolgd door de aanduiding "spp.".

22 Geïntimeerde meent, dat zelfs indien de lijst van de onderhavige soorten een uitputtende lijst diende te zijn, de uitleggingsregels 3a of 4 moeten worden toegepast, teneinde "Molva molva" in de meer specifieke categorie "kabeljauw" en niet in de algemene categorie "andere" onder te brengen, subsidiair omdat van alle genoemde categorieën "Molva molva" het "nauwst verwant" is aan "kabeljauw". In antwoord op een schriftelijke vraag van het Hof verklaarde de Commissie, dat uitleggingsregel 3a enkel geldt, indien een produkt onder twee of meer tariefposten lijkt te kunnen vallen, terwijl regel 4 situaties betreft, waarin een produkt onder geen enkele tariefpost lijkt te kunnen vallen. Geen van beide gevallen doet zich volgens de Commissie in casu voor, omdat gedroogde en gezouten leng en lengfilets behoren tot de categorie "andere" van tariefpost 03.02 A I en II.

23 Ten aanzien van de tweede vraag betoogt de Commissie, dat er geen vraag is gesteld over de geldigheid van de verordening of de verenigbaarheid ervan met het GATT. De Commissie en de Italiaanse regering stellen, dat de lijst van produkten in artikel 20 van de verordening, die bij tariefpost 03.02 A I b en II a slechts "kabeljauw" vermeldt, moet worden gelezen in samenhang met de inhoud van die post in het GDT; er moet dus van worden uitgegaan, dat enkel de drie vermelde soorten zijn bedoeld en dat de niet nader bepaalde term "kabeljauw" enkel indicatief is. Geïntimeerde heeft zich niet uitgelaten over het verschil in bewoordingen tussen artikel 20 en bijlage VI bij de verordening.

24 Eerst zal ik de verklaringen van geïntimeerde bespreken die berusten op het GATT. Ik acht deze niet houdbaar. In de eerste plaats hebben de vragen van de nationale rechter enkel betrekking op de uitlegging en niet op de geldigheid van de betrokken gemeenschapsmaatregelen, gelijk de Commissie heeft opgemerkt. In de tweede plaats heeft het Hof verklaard, dat het GATT, zoals dat luidde in het in casu relevante tijdvak, wegens de grote soepelheid van zijn bepalingen niet door de justitiabelen in rechte kan worden ingeroepen om de wettigheid van een gemeenschapshandeling te bestrijden.(24) In de derde plaats maakt het op 16 juli 1962 na de Tariefconferentie van 1960/1961 aan het GATT gehechte protocol(25) onder meer melding van de heronderhandeling van bestaande concessies na de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. In lijst XXVII, die door het protocol aan het GATT is gehecht, heeft de Italiaanse Republiek (afgezien van enkele onbelangrijke uitzonderingen) de eerder in die lijst gedane concessies ingetrokken, waarna deze zijn vervangen door de in lijst XL van de Europese Economische Gemeenschap opgenomen concessies. Zelfs indien een beroep op de bepalingen van het GATT mogelijk is ter uitlegging van gemeenschapshandelingen die op hetzelfde gebied van kracht zijn(26), zijn de bepalingen van het GATT waarop geïntimeerde zich beroept, dus reeds lang vervangen. Hoe dan ook zijn de bovengenoemde bepalingen van het GATT van na 1962 betreffende "kabeljauw, daaronder begrepen stokvis en klipvis" niet eenduidig, gelet op de opmerkingen van de Commissie betreffende de ingrediënten van "echte" klipvis of "baccalà", zodat het weinig oplevert om daarmee te rade te gaan voor de oplossing van het onderhavige uitleggingsprobleem.

25 De vrijheid van rechten die de door geïntimeerde onder de omschrijving klipvis of "baccalà" ingevoerde leng ("Molva molva") traditioneel genoot, valt wellicht enigszins te verklaren, doordat in Italië de hiervóór in de punten 11 en 24 genoemde voormalige Annecy-regelingen ingevolge het GATT van toepassing zijn gebleven. Het Tribunale civile e penale di Ancona lijkt althans deze bepalingen ook na de wijziging van de gemeenschapsregeling in 1981 ten gunste van geïntimeerde te hebben willen toepassen. De Italiaanse regering heeft zich er niet over uitgelaten, of de verordening de bestaande situatie van het gemeenschapsrecht had gewijzigd, al stelt geïntimeerde dat de douaneautoriteiten als verklaring voor de herziening van de rechten hebben verwezen naar onlangs ontdekte verhandelingen over ichtyologie. De Commissie daarentegen had oorspronkelijk verklaard, dat de verordening de situatie had gewijzigd, maar ter terechtzitting nam zij een ander standpunt in. Thans stelt zij, dat bij een juiste uitlegging noch de term "kabeljauw", die zonder nadere precisering in de versie van het GDT vóór 1981 voorkwam, noch de schorsing van rechten ooit voor leng heeft gegolden.

26 Het Hof behoeft in de onderhavige zaak geen definitieve uitlegging te geven aan het GDT vóór 1981 of na 1987. Zoals bekend, kan de benaming van vis in het spraakgebruik inconsistent zijn en kan één woord een ruime of enge betekenis hebben naar gelang van de taal, het land of zelfs de specifieke context. Ofschoon voor de tariefindeling grotere nauwkeurigheid is vereist, is zelfs daar het gebruik niet steeds consistent. Hoewel de term "kabeljauw" soms beperkt kan zijn tot het genus "Gadus", of zelfs tot de soort "Gadus morhua", wordt deze term ook wel gebruikt, zoals in het geval van "Boreogadus saida", voor andere soorten van de onderfamilie der "Gadinae". In dergelijke omstandigheden lijkt het nutteloos, en is het hoe dan ook onnodig, precies te bepalen wat objectief "kabeljauw" is.(27) Ik ben er echter van overtuigd, dat "Molva molva" of leng, zowel in de wetenschappelijke kwalificatie als in het spraakgebruik, niet onder de definitie van "kabeljauw" valt. Het Hof heeft uitvoerige informatie ontvangen over de termen die in vele talen worden gebruikt. Het komt mij voor, dat de naam leng deze soort duidelijk onderscheidt van andere vissoorten en in het bijzonder, dat er geen enkele significante overlapping bestaat met enige kabeljauwsoort.

27 Tariefpost 03.02 A I b en II a van het GDT, zoals gewijzigd bij de verordening, is niet voor meer dan een uitleg vatbaar: hij is enkel van toepassing op de drie daarin vermelde soorten: "Gadus morhua", "Boreogadus saida" en "Gadus ogac". Door de wijziging van 1987 kwam "Boreogadus saida" buiten de algemene categorie "kabeljauw" te vallen (die voortaan beperkt was tot leden van het genus "Gadus"), maar het verband met "Gadus morhua" en "Gadus ogac" bleef bestaan, doordat zij onder één tariefpost en heffingsregeling bleven vallen. De tariefpost omvatte dus nooit meer dan de onderfamilie der "Gadinae". Bovendien behoort slechts een van de drie in 1981 genoemde soorten niet tot het genus "Gadus" of "echte kabeljauw". Soorten die in een andere context eventueel als kabeljauw kunnen worden aangemerkt, blijven derhalve over voor de post voor "andere" vis. Ik acht mij in deze opvatting gesteund doordat in de opsomming geen nadere preciseringen als "spp." voorkomt.(28)

28 Ook ben ik het eens met de hiervóór weergegeven opvatting van de Commissie, dat de uitleggingsregels 3a en 4 niet op het onderhavige uitleggingsprobleem van toepassing zijn. Aangezien tariefpost 03.02 A op het eerste gezicht "Molva molva" uitsluit, en deze daarmee naar de post "andere" wordt verwezen, is dit geen situatie waarin produkten vatbaar lijken te zijn voor indeling onder meer dan een post of postonderverdeling, waarmee deze onder uitleggingsregel 3a zou vallen. Het is evenmin een situatie waarin de betrokken produkten onder geen enkele post of postonderverdeling vallen, daar de post "andere" ruim genoeg is om "Molva molva" te kunnen omvatten. Nu deze soort onder een van de posten van het GDT valt, is er overeenkomstig regel 1 geen noodzaak voor de toepassing van andere uitleggingsregels.

29 Dan kom ik nu op het betoog, dat de gewijzigde tariefpost 03.02 A I b en II a nog steeds ruim moet worden gelezen, omdat er geen reden is gegeven voor een wijziging van de eerdere strekking ervan, en omdat hij, indien hij na de wijziging van 1981 enger werd opgevat dan voorheen, ongeldig zou zijn wegens discriminatie van in wezen gelijksoortige produkten en wegens ontoereikende motivering. Bij het eerste argument wordt er uiteraard van uitgegaan, dat de post zoals die voorheen bestond en waarin enkel sprake was van "kabeljauw", inderdaad zo ruim moest worden uitgelegd dat hij ook gedroogde en gezouten leng omvatte. Zoals gezegd, behoeft het Hof in deze zaak geen definitieve uitlegging te geven van die inmiddels achterhaalde tariefpost. Indien de post evenwel ook vóór de wijziging aldus moest worden opgevat, dat hij enkel vis van de onderfamilie der "Gadinae" betrof, of enkel sommige soorten van die onderfamilie, zoals de Commissie stelt, dan was dit uitsluitend een tekstuele en verduidelijkende wijziging, doch niet een materiële. Zoals reeds gezegd in de punten 27 en 28, deel ik die opvatting.

30 Indien met de wijziging daarentegen werd beoogd, de onder de post vallende categorie vis in te perken, dan wordt deze uitlegging door de overwegingen van de considerans niet tegengesproken. Zoals hiervoor opgemerkt, werden in 1981 in de considerans van de achtereenvolgende verordeningen betreffende de schorsing van de rechten op gedroogde en gezouten kabeljauw naast de voorheen uitsluitend sociale redenen ook economische redenen genoemd. Het Economisch en Sociaal Comité wees in zijn advies inzake het voorstel van de Commissie, op basis waarvan de verordening is vastgesteld, op het verband tussen de toegang tot de communautaire markt en het verlenen van toegang aan communautaire schepen tot de economische of visserijzones van derde landen.(29) Wijzigingen in de bevoorradingsomstandigheden, al dan niet verbonden met een betere toegang tot de visgronden van derde landen, zouden economische redenen zijn voor een wijziging van het communautaire stelsel van invoerrechten.

31 In geen geval kan ik het eens zijn met de bewering, dat een wijziging van het stelsel ter verkrijging van dergelijke concessies, misbruik van bevoegdheid oplevert. Douanerechten vervullen een aantal legitieme functies; zij fungeren onder meer als wisselgeld in onderhandelingen betreffende de internationale handel. Ook de aantijging van discriminatie overtuigt mij niet. Geïntimeerde beroept zich op twee zaken, die betrekking hadden op de uitoefening van de bevoegdheid van de Raad ingevolge artikel 28 EEG-Verdrag om rechten van het GDT te wijzigen of te schorsen, te weten Ethicon en Texas Instruments.(30) Ofschoon het Hof in beide zaken verklaarde dat het maatregelen waarbij bepaalde ondernemers werden benadeeld of die discriminerend waren, zou toetsen, is het duidelijk dat de Raad een ruime beoordelingsvrijheid heeft. Soepelheid is geboden om adequaat op de omstandigheden in de internationale handel te kunnen reageren. In de zaak Ethicon, waarin de Raad de rechten voor een bepaald produkt had geschorst doch niet voor een ander, dat dezelfde eigenschappen had en voor hetzelfde doel bestemd was maar objectief anders was samengesteld dan het eerste, constateerde het Hof geen misbruik van bevoegdheid of kennelijk onjuiste beoordeling van de economische situatie, ofschoon de beslissing was genomen zonder dat de behoefte aan invoer van het laatste produkt bekend was. In de zaak Texas Instruments verklaarde het Hof, dat niet was gebleken dat de schorsing van de rechten uitsluitend voor electronische geheugens (Eproms) waarvan de omhulling een bepaalde afmeting niet overschreden, ten doel had bepaalde ondernemingen te begunstigen of te benadelen, of discriminerend was. Gelet op de zojuist gevoerde discussie betreffende de redenen voor wijzigingen, moet erop worden gewezen, dat het Hof opmerkt: "Voor wijzigingen in verordeningen op douanegebied kunnen verschillende redenen bestaan, bij voorbeeld de technische vooruitgang, de ontwikkeling van de handel of gewijzigde economische omstandigheden."(31) In het licht van deze uitspraken komt het mij voor, dat indien de vis voor douanedoeleinden wordt onderscheiden in twee verschillende onderfamilies, die uiteenlopende objectieve kenmerken bezitten zoals uiterlijk en geografische spreiding, dit niet onrechtmatig is, ook al wordt de vis, als zij eenmaal gedroogd en gezouten is, voor vergelijkbare culinaire doeleinden gebruikt.

32 Dit brengt mij op de verklaring van geïntimeerde, dat de uitsluiting van gedroogde en gezouten leng van tariefpost 03.02 A I b en II a in strijd zou zijn met het vereiste, dat produkten voor douanedoeleinden moeten worden onderscheiden overeenkomstig hun objectieve kenmerken. In dit verband zij gewezen op de uitspraak van het Hof in de zaak Ethicon, dat "de omschrijving van een produkt waarvoor schorsing van douanerechten is verleend, [moet] worden uitgelegd aan de hand van objectieve, uit de tekst van die omschrijving volgende criteria, en (...) niet, in strijd met de letter ervan, van toepassing [mag] worden verklaard op andere produkten, ook niet wanneer deze zich ten aanzien van hun eigenschappen en gebruik niet onderscheiden van de produkten die wel onder de schorsing vallen".(32) Het vereiste van objectieve criteria wordt ingegeven door de problemen die worden veroorzaakt bij gebruik van subjectieve criteria, zoals de beoogde toepassing van een produkt.(33) Bij de inklaring moet controleerbaar zijn, dat het produkt aan de objectieve criteria voldoet, maar gelijksoortige produkten die onder uiteenlopende tariefposten vallen, behoeven niet onmiddellijk visueel van elkaar te kunnen worden onderscheiden; dit zal zelfs dikwijls onmogelijk zijn, omdat de criteria zeer technisch kunnen zijn en de chemische, zooelogische of genetische samenstelling van produkten kunnen betreffen. In dergelijke gevallen heeft het Hof aanvaard, dat verificatie door zeer gespecialiseerde analyses noodzakelijk kan zijn.(34) In het onderhavige geval is het gelijke uiterlijk van filets van gedroogde en gezouten leng en kabeljauw van de in tariefpost 03.02 A II a) genoemde soorten niet beslissend voor de kwalificatie van leng, daar door deskundige analyse moet kunnen worden uitgemaakt dat zij tot uiteenlopende soorten, genera of onderfamilies behoren.

33 Het feit dat in artikel 20 van de verordening uitsluitend van "kabeljauw" wordt gesproken en niet van kabeljauw, met vermelding van de drie soorten die in bijlage VI van het gewijzigde GDT worden genoemd, biedt mijns inziens onvoldoende grond om aan te nemen, dat de schorsing van de rechten is blijven gelden voor een ruimere categorie vis, waaronder leng. De gebezigde termen zijn enkel verkorte beschrijvingen van de betrokken produkten. Zo wordt nergens vermeld, dat de betrokken vis en visfilets gedroogd, gezouten of gepekeld moeten zijn. Beslissend is de verwijzing naar de relevante GDT-posten. In casu blijkt deze post slechts te gelden voor een kleine categorie van kabeljauwen, namelijk "Gadus morhua", "Boreogadus saida" en "Gadus ogac". Deze conclusie wordt naar ik meen bevestigd doordat voetnoot a bij deze post melding maakt van de algehele schorsing van rechten voor onbepaalde tijd, uiteraard enkel voor vis van de onder die post vallende soorten.

34 Uit het voorafgaande laat zich het antwoord op de eerste twee vragen van de nationale rechter duidelijk afleiden. Leng, of "Molva molva", valt niet onder de in geding zijnde tariefindeling en de importen van geïntimeerde kwamen derhalve niet voor schorsing van rechten in aanmerking.

De derde vraag

35 Dan nu de derde vraag. Geïntimeerde stelt, dat zij te goeder trouw heeft gehandeld, dat de door haar ingevoerde ladingen gedroogde en gezouten vis als zodanig werden aangegeven bij de douaneautoriteiten onder vermelding van de soorten waarvan deze waren verkregen, en dat de autoriteiten zich 46 transacties lang zijn blijven vergissen. De Italiaanse regering acht de vraag niet-ontvankelijk, daar de verwijzingsbeschikking niet de noodzakelijke informatie bevat om te kunnen beslissen, of aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van de verordening is voldaan. De Commissie stelt, dat het aan de nationale rechter staat om daarover te oordelen, maar tracht voor de uitlegging van die bepaling richtsnoeren te geven op basis van de rechtspraak van het Hof.

36 Niet-ontvankelijk lijkt mij deze vraag niet. Er is voldoende informatie te vinden in de verwijzingsbeschikking en het procesdossier, met inbegrip van het eerdere vonnis van het Tribunale civile e penale di Ancona, waaruit blijkt, wat de feitelijke achtergrond van de zaak is. Dit stelt het Hof in staat de nationale rechter een bruikbaar antwoord te verschaffen in het licht van de omstandigheden van het geval, in plaats van een zuiver abstracte uitlegging van het geldend recht te geven.

37 Volgens vaste rechtspraak van het Hof dient de nationale rechter artikel 5, lid 2, van de verordening inzake navordering van de rechten toe te passen met inachtneming van de omstandigheden van het geval.(35) De bevoegde autoriteiten mogen na inklaring geen niet-geheven rechten navorderen, indien aan de drie in artikel 5, lid 2, gestelde voorwaarden is voldaan.(36)

38 Geïntimeerdes verklaring, dat haar douaneaangiften volledig en accuraat waren (behoudens wat de toepasselijke tariefpost en de te betalen heffing betreft), hetgeen in de vraag van de nationale rechter is bevestigd, is zowel relevant voor de vraag of zij zich voor haar douaneaangiften heeft gehouden aan alle bepalingen, gesteld door de geldende regels, als voor de vraag of zij te goeder trouw heeft gehandeld. Wat laatstgenoemde voorwaarde betreft, zou dat betekenen, dat geïntimeerde bij alle 46 in geding zijnde transacties oprecht meende, voor gedroogde en gezouten leng recht te hebben op een gunstige douanebehandeling. Deze situatie is mijns inziens vergelijkbaar met die in de zaak Faroe Seafood e.a., waarin het Hof oordeelde dat het feit dat een ondernemer een bepaald visverwerkingsprocédé niet had gewijzigd, er in feite op wees dat deze oprecht meende, dat dit procédé in overeenstemming was met de voorschriften.(37) Uiteraard is het uitsluitend de nationale rechter die uiteindelijk kan beslissen.

39 Een vergissing van de bevoegde autoriteiten kan enkel dan worden aangetoond, wanneer deze autoriteiten beschikten over alle inlichtingen die vereist waren voor de vaststelling dat een bepaalde tariefpost niet op het betrokken produkt had moeten worden toegepast, en ondanks die kennis geen bezwaar hebben gemaakt met betrekking tot de verklaringen in de aangiften van de importeur.(38) Dit geldt te meer, wanneer gedurende betrekkelijk lange tijd voor meerdere transacties geen bezwaar is gemaakt tegen de onjuiste verklaring betreffende de toepasselijke tariefpost en het te betalen recht.(39) Deze voorwaarde hangt uiteraard samen met de voorwaarde, dat de opgaven van de importeur correct zijn.

40 Voor beantwoording van de vraag of een vergissing van de douaneautoriteiten door de heffingplichtige redelijkerwijs kon worden ontdekt, moet de nationale rechter letten "op de aard van de vergissing, de beroepservaring van de betrokken marktdeelnemer en de mate van de door hem betrachte zorgvuldigheid".(40) Wat de aard van de vergissing betreft, wijst het feit dat de autoriteiten zo'n drie jaar lang in hun vergissing hebben volhard, erop dat het geen eenvoudige zaak was.(41) Ook zij eraan herinnerd dat, ofschoon de toevoeging van de drie soorten aan de bestaande tariefpost "kabeljauw" mijns inziens doorslaggevend is, de term "kabeljauw" zelf geen vaste betekenis heeft en veel ruimer kan worden opgevat. Blijkbaar was daaraan in Italië historisch een ruimere uitlegging gegeven, mogelijkerwijs ingegeven door de eerdere GATT-bepalingen die in de punten 11, 24 en 25 van deze conclusie zijn besproken. Dit kan misleidend zijn geweest voor een importeur die niet vertrouwd was met wetsuitlegging, ook al was hij vakbekwaam en ging hij bijzonder zorgvuldig te werk. Ook dit is een feitelijke kwestie, die uitsluitend ter beoordeling van de nationale rechter staat.

Conclusie

41 Op grond van deze analyse geef ik het Hof in overweging, de vragen van de nationale rechter te beantwoorden als volgt:

"1) De wetenschappelijk als $Molva' geclassificeerde gedroogde vis viel niet onder tariefpost 03.02 A I b en II a van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3796/81 van de Raad van 29 december 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten, welke post ten tijde van de feiten van het hoofdgeding enkel betrekking had op kabeljauw van de soorten $Gadus morhua', $Boreogadus saida' en $Gadus ogac'.

2) Artikel 20 van verordening nr. 3796/81 was enkel van toepassing op kabeljauw van de soorten $Gadus morhua', $Boreogadus saida' en $Gadus ogac', en niet op andere soorten, zoals $Molva'.

3) Het staat aan de nationale rechter om vast te stellen of aan de criteria voor de toepassing van artikel 5, lid 2, van verordening (EEG) nr. 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide, is voldaan. Van een vergissing van de bevoegde autoriteiten kan sprake zijn, indien zij gedurende betrekkelijk lange tijd en meerdere transacties tegen de onjuiste verklaring geen bezwaar hebben gemaakt, terwijl zij beschikten over alle inlichtingen die vereist waren voor de vaststelling dat een bepaalde tariefpost niet op het betrokken produkt had mogen worden toegepast. Voor de beantwoording van de vraag of een vergissing van de douaneautoriteiten redelijkerwijs door de heffingplichtige had kunnen worden ontdekt, moet met name worden gelet op de aard van de vergissing, de beroepservaring van de betrokken marktdeelnemer en de mate van de door hem betrachte zorgvuldigheid."

(1) - PB 1960, blz. 1537. Vermeld werd, dat de heffing overeenkwam met lijst G van bijlage I bij het EEG-Verdrag, waarvan de invoerrechten het onderwerp waren van een akkoord tussen de Lid-Staten.

(2) - 440 UNTS 1 en 441 UNTS 1.

(3) - PB 1968, L 172, blz. 1.

(4) - PB 1970, L 236, blz. 5.

(5) - PB 1973, L 1, blz. 1.

(6) - PB 1976, L 20, blz. 1.

(7) - PB 1981, L 379, blz. 1.

(8) - De gebruikelijke spelling van deze soort is "Gadus morhua". In deze conclusie zal ik die spelling hanteren, behalve bij citaten uit teksten met een afwijkende spelling.

(9) - PB 1987, L 359, blz. 1.

(10) - Ook onder deze gewijzigde beschrijving en codering bleef de soort "Gadus morhua", "Gadus ogac" en "Boreogadus saida" onderworpen aan een gemeenschappelijk douanetarief, inclusief een schorsing van invoerrechten binnen de grenzen van een jaarlijks tariefquotum, dat verschilde van het voor gedroogde vis van de soort "Gadus macrocephalus" geldende tarief.

(11) - Aangehaald in voetnoot 6.

(12) - PB 1984, L 340, blz. 1.

(13) - Zie verordening (EEG) nr. 3300/81 van de Raad van 16 november 1981 (PB 1981, L 335, blz. 1); verordening (EEG) nr. 3000/82 van de Raad van 19 oktober 1982 (PB 1982, L 318, blz. 1); verordening (EEG) nr. 3333/83 van de Raad van 4 november 1983 (PB 1983, L 313, blz. 1); verordening (EEG) nr. 3400/84 van 27 november 1984 (PB 1984, L 320, blz. 1). Geïntimeerde haalt in haar opmerkingen soortgelijke maar anders genummerde regelingen aan zonder bronvermelding, die lijken te zijn ontleend aan een latere versie, vastgesteld in verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1).

(14) - PB 1979, L 197, blz. 1.

(15) - Stokvis wordt verkregen door het drogen aan de lucht van kabeljauw zonder toevoeging van zout.

(16) - 62 UNTS 122.

(17) - De term "Molva", zonder nadere precisering, heeft betrekking op een genus en de termen "Gadus morhua", "Boreogadus saida" en "Gadus ogac" op soorten en niet op ondersoorten.

(18) - D. M. Cohen, T. Inada, T. Iwamoto en N. Scialabba: FAO Species Catalogue, Vol. 10 Gadiform Fishes of the World (FAO, Rome, 1990), blz. 7.

(19) - T.a.p., blz. 4.

(20) - Zie Commissie van de EG: Multilingual Illustrated Dictionary of Aquatic Animals and Plants (Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen, Brussel, Luxemburg, 1993), blz. 109-114.

(21) - Zie bij voorbeeld verordening (EEG) nr. 3583/86 van de Commissie van 24 november 1986 betreffende het beëindigen van de visserij op kabeljauw door vissersvaartuigen die de vlag voeren van het Verenigd Koninkrijk (PB 1986, L 332, blz. 6).

(22) - Deze twee soorten zijn leden van respectievelijk de onderfamilies "Phycinae" en "Lotinae".

(23) - PB 1985, C 44, blz. 5; het advies ging vooraf aan verordening nr. 3655/84 (reeds aangehaald).

(24) - Zie bij voorbeeld arresten van 12 december 1972 (gevoegde zaken 21/72 tot en met 24/72, International Fruit Company, Jurispr. 1972, blz. 1219) en 5 oktober 1994 (zaak C-280/93, Duitsland/Raad, Jurispr. 1994, blz. I-4973). Betreffende de rechtstreeks werking van het GATT na de wijziging daarvan in 1994 bij het Akkoord van Marrakesh waarbij de Wereldhandelsorganisatie in het leven werd geroepen, zie P. Lee and B. Kennedy: "The WTO - will it bite in Europe? The potential direct effect of GATT 1994 in European Community law" (1996) 30, 1 Journal of World Trade 67.

(25) - Aangehaald in voetnoot 2.

(26) - Hoewel het arrest van 22 juni 1989 (zaak 70/87, Fediol, Jurispr. 1989, blz. 1781) een communautaire handeling betrof die uitdrukkelijk betrekking had op handelspraktijken "die (...) onverenigbaar zijn met het internationale recht of met algemeen aanvaarde regels", zou men met een beroep op bepaalde passages in r.o. 19-21 van het arrest van het Hof kunnen stellen, dat er een algemeen toepasselijk beginsel bestaat dat de uitlegging in overeenstemming moet zijn met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap krachtens een overeenkomst die geen rechtstreekse werking heeft, zoals het GATT.

(27) - Ik kan daar nog aan toevoegen dat de vergelijkbare vraag wat objectief gezien "echte" of "traditionele" klipvis is, niet direct relevant is voor het onderhavige probleem, aangezien deze term niet eens in het tarief voorkomt.

(28) - Anderzijds is het feit dat dezelfde opsomming volgt op de term "kabeljauw" in post 03.01, die een aparte post "leng (Molva spp.)" bevat, naar mijn mening niet doorslaggevend. Een aparte post voor leng bij verse, gekoelde en bevroren vis zou gewoon een specifieke uitzondering op een meer algemene post "kabeljauw" kunnen zijn en niet een bewijs dat kabeljauw geen leng kan omvatten, zelfs wanneer er geen aparte post voor leng is.

(29) - PB 1981, C 159, blz. 7; zie paragraaf 2.3.1 van het advies.

(30) - Arresten van 18 maart 1986 (zaak 58/85, Jurispr. 1986, blz. 1131) en 14 november 1985 (zaak 227/84, Jurispr. 1985, blz. 3639).

(31) - R.o. 15.

(32) - R.o. 13, cursivering van mij.

(33) - Zie bij voorbeeld arresten van 16 december 1976 (zaak 38/76, LUMA, Jurispr. 1976, blz. 2027) en 18 april 1991 (zaak C-219/89, WeserGold, Jurispr. 1991, blz. I-1895).

(34) - Zie bij voorbeeld arresten van 9 augustus 1994 (zaak C-393/93, Stanner, Jurispr. 1994, blz. I-4011, r.o. 4 en 20), 20 juni 1973 (zaak 80/72, Koninklijke Lassiefabrieken, Jurispr. 1973, blz. 635, r.o. 64) en 8 februari 1990 (zaak C-233/88, Van de Kolk, Jurispr. 1990, blz. I-265, r.o. 13-15).

(35) - Zie bij voorbeeld arresten van 26 juni 1990 (zaak C-64/89, Deutsche Fernsprecher, Jurispr. 1990, blz. I-2535), 8 april 1992 (zaak C-371/90, Beirafrio, Jurispr. 1992, blz. I-2715) en 16 juli 1992 (zaak C-187/91, Belovo, Jurispr. 1992, blz. I-4937).

(36) - Arresten van 22 oktober 1987 (zaak 314/85, Foto-Frost, Jurispr. 1987, blz. 4199) en 23 mei 1989 (zaak 378/87, Top Hit Holzvertrieb, Jurispr. 1989, blz. 1359).

(37) - Arrest van 14 mei 1996 (gevoegde zaken C-153/94 en C-204/94, Jurispr. 1994, blz. I-2465, r.o. 105).

(38) - Arresten Foto-Frost, r.o. 24, en Faroe Seafood, r.o. 95.

(39) - Arrest van 1 april 1993 (zaak C-250/91, Hewlett Packard France, Jurispr. 1993, blz. I-1819, r.o. 20).

(40) - Zie bij voorbeeld de reeds aangehaalde arresten Faroe Seafood, r.o. 99; Deutsche Fernsprecher, r.o. 24, en Hewlett Packard France, r.o. 22.

(41) - Reeds aangehaalde arresten Faroe Seafood, r.o. 104, en Deutsche Fernsprecher, r.o. 20.