61995C0007

Conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer van 16 september 1997. - John Deere Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Hogere voorziening - Ontvankelijkheid - Rechtsvraag - Feitelijke vraag - Mededinging - Systeem van uitwisseling van informatie - Mededingingsbeperking - Weigering van ontheffing. - Zaak C-7/95 P.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-03111


Conclusie van de advocaat generaal


1 De onderhavige zaak vindt haar oorsprong in de door de vennootschap John Deere Limited (hierna: "John Deere") ingestelde hogere voorziening tegen het door het Gerecht van eerste aanleg (hierna: "Gerecht") op 27 oktober 1994 gewezen arrest in de zaak Deere/Commissie (hierna: het "bestreden arrest").(1) Het Gerecht heeft met dit arrest het beroep verworpen, dat John Deere had ingesteld tot nietigverklaring van beschikking 92/157/EEG(2) (hierna: de "bestreden beschikking"), waarbij de Commissie had vastgesteld, dat het systeem van uitwisseling van informatie betreffende de inschrijving van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk inbreuk maakte op artikel 85, lid 1, van het Verdrag, in zoverre het leidde tot een gegevensuitwisseling waardoor elke producent van landbouwtrekkers kennis kreeg van de omzet van de verschillende concurrenten en van de invoer en omzet van dealers.

I - De feiten en het procesverloop

2 De feiten in het onderhavig geding zijn door het Gerecht uiteengezet in de punten 1 tot en met 18 van het bestreden arrest. Ik zal die hier in een iets andere volgorde overnemen.

3 Volgens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk wordt een voertuig pas tot het verkeer op de openbare weg toegelaten, wanneer het is ingeschreven bij het Department of Transport. Deze inschrijving dient te gebeuren bij een van de ongeveer zestig Local Vehicles Licensing Offices (hierna: "LVLO"). De inschrijving van voertuigen is geregeld in ministeriële procedure-instructies, de "Procedure for the first licensing and registration of motor vehicles" (procedure voor de voorafgaande toelating en inschrijving van motorvoertuigen). Volgens die instructies moet voor het verzoek om inschrijving van het voertuig gebruik worden gemaakt van een speciaal formulier, het administratief formulier V55.

4 Het formulier V55 bevat een groot aantal gegevens betreffende de verkoop van motorvoertuigen. In de sector landbouwtrekkers hebben de producenten en importeurs besloten op basis van deze gegevens een systeem voor de uitwisseling van informatie onder de naam "UK Agricultural Tractor Registration Exchange" (systeem voor de uitwisseling van informatie betreffende de inschrijving van landbouwtractors in het Verenigd Koninkrijk) (hierna: "systeem voor de uitwisseling van informatie") op te zetten, waarmee zij de verkopen van de verschillende producenten evenals de verkopen en invoer van dealers kunnen nagaan. De toepassing van de desbetreffende overeenkomst is in 1988 geschorst, maar in 1990 hebben een aantal ondernemingen die daarbij waren aangesloten, waaronder John Deere, een nieuwe overeenkomst inzake de uitwisseling van informatie gesloten onder de naam "UK Tractor Registration Data System" (systeem van gegevens over de inschrijving van trekkers in het Verenigd Koninkrijk) (hierna: "Data System").

5 In beginsel kon elke producent of importeur van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk tot het systeem van uitwisseling van informatie en het Data System toetreden. In de loop van de instructie van de zaak varieerde het aantal leden bij de overeenkomst naar gelang van het herstructureringsproces in de betrokken sector. Op de datum van aanmelding van het systeem van uitwisseling van informatie waren acht producenten, waaronder John Deere, bij de overeenkomst aangesloten. Deze acht producenten waren de belangrijkste ondernemingen in de sector, daar zij, volgens de Commissie, 87 à 88 % van de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk in handen hadden; het restant van de markt was over verschillende kleine ondernemingen verdeeld.

6 Het systeem van uitwisseling van informatie werd beheerd door de Agricultural Engineers Association Limited (hierna: "AEA"), een beroepsvereniging die voor alle producenten en importeurs van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk openstond en ten tijde van de feiten ongeveer 200 leden telde, waaronder met name Case Europe Limited, John Deere, Fiatagri UK Limited, Ford New Holland Limited, Massey-Ferguson (United Kingdom) Limited, Renault Agricultural Limited, Same-Lamborghini (UK) Limited en Watveare Limited.

De op het formulier V55 vermelde gegevens werden verwerkt door het computerbureau Systematics International Group of Companies Limited (hierna: "SIL"), waaraan het Britse Ministerie van Vervoer de bij inschrijving van de landbouwtrekkers verkregen gegevens doorgaf. De SIL factureerde zijn diensten aan elke partij bij de overeenkomst op grond van de afzonderlijke contracten tussen de SIL en de aangesloten leden.

7 Bepalend voor de inhoud van de overeenkomst tot informatieuitwisseling waren de van formulier V55 overgenomen gegevens en het gebruik van die gegevens in het kader van de overeenkomst. Dienaangaande bestond tussen John Deere en de Commissie enige onenigheid, zoals weergegeven in de punten 8 tot en met 17 in het bestreden arrest.

8 Volgens John Deere bestaat het formulier V55 in vijf verschillende versies met de nummers V55/1 tot V55/5, die in bovengenoemde procedure-instructies worden beschreven. De formulieren V55/2 en V55/4, die slechts door British Leyland werden gebruikt, zijn niet meer in gebruik, terwijl formulier V55/3, dat dient in geval van verlies of diefstal van formulier V55/1, met de hand wordt ingevuld. In het onderhavige geval gaat het dus enkel om de modellen V55/1 en V55/5.

9 Volgens de Commissie bestaan er eigenlijk maar twee hoofdversies: de formulieren V55/1 tot en met V55/4, die door de producenten en de alleen-importeurs vooraf worden ingevuld en door de dealers worden gebruikt voor de inschrijving van de aan hen geleverde voertuigen, en het formulier V55/5, dat voor de neveninvoer wordt gebruikt.

10 Volgens John Deere kan deze formulering van de Commissie verwarring scheppen. Formulier V55/5 wordt gebruikt voor de eerste inschrijving in het Verenigd Koninkrijk van reeds gebruikte voertuigen en voor de inschrijving van door onafhankelijke importeurs in het Verenigd Koninkrijk ingevoerde voertuigen.

11 John Deere verklaart, dat alleen de voorzijde van formulier V55/1, waarvan de achterzijde wordt ingevuld door de ingeschreven houder van het voertuig, dat wil zeggen de klant of de eigenaar, reeds "vooraf is ingevuld" door de producent of importeur van het voertuig. Met uitzondering van de gegevens op het onderste gedeelte, worden de op de eerste bladzijde van formulier V55/1 vermelde gegevens gekopieerd op een dubbel, het blad 2. De onderste helft van dit blad is bestemd voor de statistiek. De ingeschreven houder van het voertuig kan dit desgewenst invullen. In bovengenoemde ministeriële instructies wordt de dealer die de verkoop heeft verricht, evenwel verzocht om ook ingeval de ingeschreven houder het statistisch gedeelte niet heeft ingevuld, de postcode van zijn klant te vermelden. Het formulier wordt vervolgens aan het territoriaal bevoegde LVLO gezonden, dat de twee bladen van elkaar scheidt en het eerste overmaakt aan het Driver and Vehicles Licensing Center (hierna: "DVLC"), dat de rijvergunning opstelt en afgeeft. Het tweede blad wordt krachtens de ministeriële instructies overgemaakt aan een computerbureau, dat aan de overheid voor elke grote categorie van voertuigen wordt aangewezen door de betrokken beroepsbeoefenaars. Voor landbouwtrekkers is dat de SIL.

12 Voorts wordt volgens John Deere formulier V55/5 gebruikt voor andere verkopen dan eerste verkopen. Anders dan de Commissie stelt, zou het met dit formulier niet mogelijk zijn neveninvoer op het spoor te komen. De SIL verwerkt de op het formulier vermelde gegevens, waarna het formulier wordt vernietigd zonder op enig ogenblik aan de leden van de Exchange rechtstreeks te zijn overgemaakt.

13 Volgens de Commissie bevat het formulier de navolgende gegevens die rekwirante in een aantal opzichten betwist:

- Merk (producent).

- Modelnummer, serienummer en chassisnummer; John Deere is van mening, dat hetgeen daarover in punt 14, laatste streepje, van de beschikking wordt gezegd, onvolledig en onjuist is; volgens haar zijn die gegevens uitsluitend bestemd voor intern gebruik door de SIL, teneinde dubbele inschrijvingen te voorkomen, en geeft de SIL het serienummer van de voertuigen niet door aan de leden; de serienummers (of chassisnummers) worden door de SIL wel geregistreerd, doch worden volgens het op de eerste aanmelding tot stand gekomen systeem niet meer aan de leden van de overeenkomst meegedeeld, daar is afgesproken, dat de SIL per 1 september 1988 het inschrijvingsformulier van de voertuigen niet meer aan die leden overmaakt.

- Oorspronkelijke dealer en verkoper (codenummer, naam, adres en postcode). Volgens John Deere, die op dit punt door de SIL is bijgevallen, doch anders dan in punt 14, vierde streepje, van de beschikking wordt verklaard, neemt de SIL de naam, het adres en de postcode van de dealer niet op in haar databank; voorts wordt het codenummer van de oorspronkelijke dealer (vak 54) slechts geregistreerd wanneer het codenummer van de dealer-verkoper niet is vermeld (vak 61).

- Volledige postcode van de ingeschreven houder van het voertuig.

- Naam en adres van de ingeschreven houder: volgens John Deere, doch anders dan in punt 14, zevende streepje, van de beschikking wordt verklaard, neemt de SIL de naam en het adres van de houder van het voertuig niet uit het formulier V55 over; dienaangaande is bevestigd, dat zo die gegevens kunnen voorkomen op bladzijde 3 van formulier V55, de enige bladzijde die aan de SIL wordt overgemaakt, zij in ieder geval door de SIL niet worden geregistreerd, zodat zij niet aan de leden van de overeenkomst worden meegedeeld.

14 Volgens John Deere zijn de door de SIL verwerkte gegevens, die, naar zij zegt, enkel betrekking hebben op de inschrijvingen en niet op de verkopen, de volgende:

- merk van het voertuig (vak 18);

- model van het voertuig (vak 21);

- beschrijving van de carrosserie van het voertuig (vak 23);

- dealer die het voertuig heeft gekocht (vak 61);

- postzone van de ingeschreven houder van het voertuig (vak 70);

- datum van ontvangst van het tweede blad door de SIL.

15 Volgens de Commissie kan de aan de leden van de overeenkomst verstrekte informatie worden ingedeeld in de volgende drie categorieën:

- globale gegevens over de bedrijfstak: totale omzet in de bedrijfstak, al dan niet uitgesplitst naar pk-klasse of aandrijvingssysteem; deze gegevens kunnen worden verstrekt op jaar-, maand- of weekbasis;

- gegevens betreffende de omzet van elk lid: voor elke producent het door hem verkochte aantal eenheden en zijn marktaandeel voor verschillende geografische zones: het gehele Verenigd Koninkrijk, de regio, de county, het dealergebied, vastgesteld aan de hand van de betrokken postzones; deze gegevens kunnen worden verstrekt per maand, per kwartaal of per jaar (in dit laatste geval, voor de laatste twaalf maanden, per kalenderjaar of per willekeurige periode van twaalf maanden);

- de gegevens betreffende de verkoop van de tot het distributienet van een lid behorende dealers, met name de in- en uitvoer van de dealers in hun gebied; op die manier kan de in- en uitvoer tussen de verschillende dealergebieden worden vastgesteld en kunnen deze verkoopactiviteiten worden vergeleken met de door de dealers in hun eigen gebied verrichte verkopen.

16 Volgens de Commissie verstrekte de SIL voorts de leden van de overeenkomst tot 1 september 1988 een kopie van formulier V55/5, dat door de onafhankelijke importeurs wordt gebruikt. Na die datum heeft zij hun enkel nog de gegevens uit dit formulier meegedeeld. Met dit formulier kon echter, aldus de Commissie, de invoer uit andere landen van de Gemeenschap worden achterhaald, vooral dank zij het serienummer van het voertuig.

17 John Deere meent harerzijds, dat de SIL met het in 1990 aanvaarde Data System de leden van de overeenkomst vier verschillende soorten gegevens kan verschaffen:

- Globale gegevens betreffende de sector: elk lid kan informatie krijgen over de globale inschrijvingen in de sector en wel zonder enige uitsplitsing naar model of met uitsplitsing naar pk-klasse of aandrijvingssysteem voor het gehele Verenigd Koninkrijk of voor elk van de tien regio's van het Ministry of Agriculture, Fisheries and Food (hierna: "MAFF"), per ruimtelijke ordeningindeling, per county, per verkoopgebied van zijn eigen dealers en per postzone; deze verkopen kunnen maandelijks of wekelijks worden geanalyseerd.

- Gegevens betreffende eigen verkopen van de onderneming: de SIL kan de leden "op maat gesneden" overzichten verstrekken van hun totaal aantal verkopen alsmede van hun verkopen uitgesplitst naar model voor het Verenigd Koninkrijk, per MAFF-regio, per ruimtelijke ordeningindeling, per county, per verkoopgebied van hun eigen dealers en per postzone; verder kan de SIL elke producent individueel globale of naar model uitgesplitste informatie verstrekken over de verkopen van een dealer, zonder vermelding van de plaats van verkoop; deze gegevens kunnen maandelijks worden meegedeeld. Volgens John Deere moet wel worden opgemerkt, dat in punt 26 van de beschikking weliswaar exact wordt beschreven, welke informatie in dit kader kan worden verstrekt, maar dat de termen "invoer" en "uitvoer" van de dealers aldus moeten worden begrepen, dat "invoer" doelt op de verkopen van andere dealers in een bepaald dealergebied en "uitvoer" op de verkopen van een dealer buiten zijn eigen dealergebied; deze termen, die tot verwarring kunnen leiden, doelen geenszins op de invoer uit of de uitvoer naar andere lidstaten. Het systeem heeft derhalve niet tot doel de neveninvoer in het oog te houden. Volgens rekwirante kan de wijze waarop de Commissie de zaken voorstelt, tot verwarring leiden; het systeem verstrekt elk lid van de overeenkomst slechts informatie over het totale aantal verkopen aan klanten binnen het gebied van een dealer, zonder vermelding van de identiteit van de dealer die de verkoop heeft verricht, en over het totale aantal verkopen van een dealer aan klanten binnen zijn gebied.

- Gegevens betreffende de verkopen van elke concurrent: de SIL kan het totale aantal verkopen van een bepaalde concurrent meedelen, al dan niet uitgesplitst naar model, voor het gehele Verenigd Koninkrijk, per MAFF-regio, per ruimtelijke-ordeningindeling, per county, per gebied van eigen dealers en per postzone; deze gegevens worden maandelijks verstrekt.

- De aan formulier V55 ontleende gegevens: chassisnummer, datum van inschrijving van alle in het Verenigd Koninkrijk verkochte landbouwtrekkers van een bepaald merk; deze informatie wordt maandelijks verstrekt en dient om het onderzoek van verzoeken om garantie en korting mogelijk te maken.

18 Ter verkrijging van, primair, een negatieve verklaring, en, subsidiair, een individuele verklaring van ontheffing, meldde de AEA op 4 januari 1988 bij de Commissie een overeenkomst aan inzake een systeem van uitwisseling van informatie, dat was gebaseerd op gegevens betreffende de inschrijving van landbouwtrekkers. Deze overeenkomst inzake de uitwisseling van informatie kwam in de plaats van een eerdere overeenkomst uit 1975, die niet bij de Commissie was aangemeld. De Commissie had van het bestaan van een systeem van informatie kennis gekregen in 1984 bij onderzoek naar aanleiding van een bij haar ingediende klacht wegens belemmeringen van neveninvoer.

19 Op 11 november 1988 zond de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan de AEA, aan elk van de acht leden van het systeem van gegevensuitwisseling en aan de SIL. Op 24 november 1988 besloten de leden van het systeem de toepassing ervan te schorsen. Tijdens een hoorzitting voor de Commissie betoogden zij, met name op grond van een studie van professor Albach, lid van het Berlin Science Center, dat de verstrekte informatie een gunstige invloed had op de mededinging. Op 12 maart 1990 meldden vijf partijen bij de overeenkomst - waaronder John Deere - bij de Commissie een nieuwe overeenkomst inzake de uitwisseling van informatie, het Data System, aan. Daarbij verbonden zij zich het nieuwe systeem niet toe te passen voordat zij het antwoord van de Commissie op hun aanmelding zouden hebben ontvangen.

20 Bij beschikking 92/157 heeft de Commissie:

- vastgesteld, dat de overeenkomst tot uitwisseling van informatie over de inschrijving van landbouwtrekkers inbreuk maakt op artikel 85, lid 1, van het Verdrag, "in zoverre zij leidt tot uitwisseling van gegevens over de omzet van individuele concurrenten en van gegevens over de omzet van de dealers en de invoer van eigen producten" (artikel 1);

- het verzoek om ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het Verdrag verworpen (artikel 2);

- de AEA en de leden bij de overeenkomst gelast de inbreuk te beëindigen, in zoverre dat nog niet was gebeurd, en zich in de toekomst te onthouden van deelneming aan een overeenkomst of een onderling afgestemde feitelijke gedraging die een zelfde of gelijkaardig doel of gevolg kan hebben (artikel 3).

21 John Deere heeft tegen deze beschikking van de Commissie bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring ingesteld, dat door het Gerecht in zijn geheel is verworpen. Tegen dit arrest heeft John Deere op 13 januari 1995 de onderhavige hogere voorziening ingesteld.

II - De middelen in hogere voorziening

22 John Deere vordert vernietiging van het arrest van het Gerecht en voert daartoe de acht volgende middelen aan:

- tegenstrijdige en onvoldoende motivering;

- onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, van het Verdrag op de overeenkomst;

- onjuiste gelijkstelling van de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk met een gesloten oligopolie;

- onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, ten aanzien van de mededinging tussen producenten;

- onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, op de bijeenkomsten van de AEA;

- onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, betreffende de mededingingsbeperking binnen eenzelfde markt;

- onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, met betrekking tot de beïnvloeding van het handelsverkeer tussen het Verenigd Koninkrijk en de andere lidstaten, en

- ongerechtvaardigde weigering om artikel 85, lid 3, toe te passen.

23 Alvorens nader op elk van deze middelen in te gaan, acht ik het nodig een algemene beschouwing te wijden aan de door het Hof ontwikkelde criteria voor de ontvankelijkheid van hogere voorzieningen tegen arresten van het Gerecht.

24 Uitgaande van artikel 51, lid 1, van 's Hofs Statuut-EG, dat in artikel 168 A, lid 1, van het Verdrag nader is uitgewerkt, en van artikel 112, lid 1, sub c, van zijn Reglement voor de procesvoering, heeft het Hof die ontvankelijkheidscriteria geleidelijk ontwikkeld.

In de eerste plaats dient de rekwirant in hogere voorziening, volgens vaste rechtspraak(3), nauwkeurig de bestreden elementen van het arrest waarvan vernietiging wordt gevorderd, alsmede de speciaal ter ondersteuning van de daartoe strekkende vordering aangevoerde middelen rechtens aan te geven. Aan deze voorwaarde is niet voldaan, indien de rekwirant de voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten - met inbegrip van die welke steunen op door het Gerecht niet aanvaarde feitelijke elementen - alleen maar overneemt of letterlijk herhaalt. Een aldus geformuleerde hogere voorziening komt in feite neer op een verzoek om een hernieuwd onderzoek van de vordering voor het Gerecht, hetgeen 's Hofs bevoegdheid volgens artikel 49 van zijn Statuut te buiten gaat.

In de tweede plaats heeft het Hof geoordeeld, dat hogere voorziening slechts kan steunen op middelen betreffende de schending van rechtsnormen, met uitsluiting van elke feitelijke beoordeling. De beoordeling door het Gerecht van aldaar aangevoerde bewijselementen is, aldus het Hof, dan ook geen aan controle in hogere voorziening onderworpen rechtsvraag, behalve in geval van een kennelijke onjuiste opvatting van die elementen of indien de materiële onjuistheid van de vaststellingen van het Gerecht uit de processtukken blijkt. Het Hof is niet bevoegd de door het Gerecht aanvaarde bewijzen ter bepaling van de feiten te onderzoeken, voor zover die rechtmatig waren verkregen en de regels en algemene rechtsbeginselen inzake de bewijslast en de bewijsbeoordeling waren nagekomen. Het Hof mag anderzijds wel controle uitoefenen op de juridische kwalificatie van de feiten en de gevolgen die het Gerecht daaraan rechtens heeft verbonden.(4)

In deze rechtspraak zijn betrekkelijk strikte criteria vastgelegd voor de ontvankelijkheid van hogere voorziening, teneinde te voorkomen, dat die in feite neerkomt op een beroep, waarbij de zaak opnieuw in haar geheel wordt bekeken en de vaststelling van de feiten door het Gerecht opnieuw aan de orde komt.

25 Naar mijn mening is het in mededingingszaken naar aanleiding van beschikkingen van de Commissie raadzaam, zoals advocaat-generaal Jacobs heeft aanbevolen(5), strikter tewerk te gaan bij de interpretatie van de criteria voor de ontvankelijkheid van hogere voorziening, en met name van de bepaling in artikel 51, dat hogere voorziening bij het Hof alleen rechtsvragen kan betreffen. In die zaken onderzoekt het Gerecht immers een beschikking van de Commissie waarin de feiten in geding zijn weergegeven, en komt het tot een juridische beoordeling daarvan. Door zich te beperken tot de vaststellingen van de Commissie of zelf een onderzoek in te stellen, legt het de feiten vast, en het Hof dient zich in hogere voorziening aan deze bevinding van het Gerecht te houden, daar de rol van het Gerecht tekort zou worden gedaan, indien het Hof de in de arresten van het Gerecht weergegeven feiten op verzoek van de rekwiranten opnieuw zou moeten onderzoeken.

Ik zal thans elk van de door John Deere in hogere voorziening aangevoerde middelen nader bezien met inachtneming van de genoemde strikte ontvankelijkheidscriteria. In casu zijn deze criteria van bijzonder belang, daar rekwirante herhaaldelijk dezelfde argumenten aanvoert als voor het Gerecht en veelal alleen maar de feitenvaststelling van het Gerecht betwist zonder de in het kader van de hogere voorziening spelende rechtsvragen aan te geven.

A - Tegenstrijdige en onvoldoende motivering

26 Op het punt van tegenstrijdigheid van de motivering meent rekwirante, dat het Gerecht rechtens heeft gedwaald door in de punten 39 en 40 van het bestreden arrest de rechtmatigheid van het systeem van uitwisseling van informatie en niet van het Data System te onderzoeken, hoewel de ondernemingen die dit bij de Commissie hadden aangemeld, zich hadden verbonden hun deelneming aan het systeem van uitwisseling van informatie te staken.

27 Dit onderdeel van het middel is onaanvaardbaar, daar het een door het Gerecht opgeloste feitelijke vraag betreft, die in hogere voorziening niet kan worden opgeworpen. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Commissie in de bestreden beschikking de rechtmatigheid van het systeem van uitwisseling van informatie en van het Data System namelijk correct geanalyseerd, omdat niet alle bij het eerste systeem aangesloten ondernemingen waren aangesloten bij het tweede systeem en omdat de aanmelding van het systeem van uitwisseling van informatie niet was ingetrokken.

28 Wat de beweerdelijk onvolledige motivering betreft, voert John Deere twee argumenten aan. In de eerste plaats meent zij, dat het Gerecht heeft gedwaald door, in punt 40 van het bestreden arrest, te oordelen, dat de beschikking in geding voldoende was gemotiveerd ten aanzien van de rechtmatigheid van het Data System, waarop het de overwegingen betreffende het systeem van uitwisseling van informatie ten onrechte door extrapolatie mede van toepassing verklaart, niettegenstaande de tussen beide systemen bestaande verschillen. Dit argument van rekwirante kan niet worden aanvaard als ondersteuning van haar hogere voorziening, daar het een in het arrest van het Gerecht definitief uitgemaakt feitelijk element aan de orde stelt, namelijk de overeenkomsten en verschillen tussen de gegevensuitwisselingen in het kader van het systeem van uitwisseling van informatie en in het Data System.

29 In de tweede plaats heeft het Gerecht volgens rekwirante niet voldoende duidelijk gemaakt, waarom het door de Commissie gebezigde criterium van tien verkochte landbouwtrekkers per geografisch gebied, per producttype of bepaald tijdvak gerechtvaardigd wordt geacht als drempel waarboven een reëel gevaar bestaat, dat uit de, zij het getotaliseerde, gegevens de exacte omzet van sommige of alle concurrenten kan worden afgeleid. Volgens John Deere is dit criterium van tien verkochte eenheden zeer summier, omdat dit in kleine verkoopzones de gegevensverspreiding in hoge mate vertraagt.

30 Dit argument van rekwirante moet worden verworpen. Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet de rechterlijke controle op complexe economische beoordelingen in beschikkingen van de Commissie op mededingingsgebied zich in wezen beperken tot het nagaan van een kennelijke beoordelingsfout of misbruik van bevoegdheid.(6) Zonder enige twijfel gaat het bij de bevinding van de factor die exacte kennis van de omzet van concurrenten belet, om een complexe economische beoordeling. In punt 92 van het bestreden arrest heeft het Gerecht vastgesteld, dat de Commissie geen kennelijke beoordelingsfout heeft begaan door het criterium van tien verkochte eenheden te hanteren, gelet op de bijzondere kenmerken van de markt en de aard van de verstrekte informatie. Door de feitelijke elementen in mededingingszaken uitputtend te analyseren, bevindt het Gerecht zich in de vereiste positie om het minimaal rechterlijk toezicht uit te oefenen waarin de gemeenschapsrechtspraak voorziet met betrekking tot de economische beoordelingen in beschikkingen van de Commissie. Naar mijn mening komt het toezicht van het Gerecht op deze beoordelingen, die steeds nauw verband houden met de feitelijke elementen van het geding, in beginsel niet in aanmerking voor hogere voorziening.

31 Gelet op het voorgaande, ben ik van mening, dat dit in hogere voorziening aangevoerde middel deels niet ontvankelijk is en dat de eventueel wel ontvankelijke argumenten moeten worden verworpen.

B - Onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, van het Verdrag op de overeenkomst

32 Volgens John Deere heeft het Gerecht rechtens gedwaald door in punt 66 van het bestreden arrest te oordelen, dat tussen de betrokken leden een uitdrukkelijke, althans stilzwijgende, overeenkomst bestond om de dealergebieden af te bakenen naar de postzones in het Verenigd Koninkrijk.

33 Dit middel kan niet worden aanvaard, daar het een herhaling is van de door John Deere voor het Gerecht aangevoerde argumenten en in het bestreden arrest definitief uitgemaakte feitelijke elementen aan de orde stelt. Het Gerecht heeft immers als bewezen aangenomen, dat tussen de betrokken marktdeelnemers een althans stilzwijgende overeenkomst bestond om de verkoopgebieden van de dealers af te bakenen naar de postzones in het Verenigd Koninkrijk, evenals een geïnstitutionaliseerd kader, waarbinnen de marktdeelnemers via de AEA en de SIL informatie konden uitwisselen.

34 Bijgevolg is dit in hogere voorziening aangevoerde middel niet ontvankelijk.

C - Onjuiste gelijkstelling van de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk met een gesloten oligopolie

35 Met dit middel betoogt rekwirante, dat het Gerecht, door de Britse markt voor landbouwtrekkers als een gesloten oligopolie aan te merken, op de volgende vijf punten rechtens heeft gedwaald:

- onvolledige en onvoldoende gemotiveerde analyse van de betrokken markt;

- voorbijgaan aan het door John Deere voorgelegde deskundigenrapport;

- materiële onjuistheid van de vaststellingen van het Gerecht;

- onjuiste omschrijving van de betrokken geografische markt;

- ontbreken van enige mededingingsbeperking.

36 Volgens John Deere is de eerste rechtsdwaling van het Gerecht bij de analyse van de bijzondere kenmerken van de Britse markt voor landbouwtrekkers gelegen in het feit, dat het geen rekening heeft gehouden met drie essentiële factoren, namelijk de prijsconcurrentie, het dank zij onderzoek en technologische ontwikkeling volstrekt nieuwe karakter van het product en de koopkracht van de afnemers van de producenten van landbouwtrekkers.

Dit argument van rekwirante kan niet worden aanvaard. Zoals de Commissie in haar memorie van antwoord opmerkt, heeft het Gerecht in het bestreden arrest rekening gehouden met de drie door John Deere genoemde factoren, maar was het van mening, dat de Commissie in haar beschikking geen kennelijke beoordelingsfout had begaan door veeleer uit te gaan van andere elementen van de betrokken markt om tot een gesloten oligopolie te concluderen. Zo worden de door John Deere genoemde factoren in punt 74 van het bestreden arrest wel aangeroerd, maar wordt in de punten 78 tot en met 80 gesteld, dat de Commissie geen kennelijke beoordelingsfout had begaan door op grond van andere bijzondere marktkenmerken - marktaandelen van de producenten, relatieve stabiliteit, hoge toegangsdrempels - te concluderen tot een gesloten oligopolie.

Naar mijn mening heeft het Gerecht met de door John Deere aangevoerde factoren rekening gehouden en kunnen de in eerste aanleg gebezigde argumenten niet opnieuw in hogere voorziening worden voorgedragen met betrekking tot feitelijke marktkenmerken waarvan de beoordeling aan het Gerecht staat.

37 Het Gerecht heeft volgens John Deere bij de vaststelling van de kenmerken van de Britse markt voor landbouwtrekkers een tweede dwaling begaan door niet deugdelijk rekening te houden met het economisch rapport van professor Albach, de door rekwirante voorgestelde deskundige. Ik zie hier geen enkele dwaling, omdat in punt 75 van het bestreden arrest van dit rapport gewag wordt gemaakt.(7) In de punten 78 tot en met 80 van zijn arrest neigt het Gerecht tot een definitie van de marktkenmerken voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk als uiteengezet in het rapport van de andere door de Commissie voorgestelde deskundige, professor Neumann, en in het eveneens door de Commissie voorgelegde rapport betreffende de sector landbouwmaterieel in de Europese Gemeenschap. Naar mijn oordeel heeft het Gerecht zijn voorkeur voor deze laatste economische analyse van de betrokken markt toereikend gemotiveerd en derhalve geen kennelijke beoordelingsfout begaan, aangezien van het Gerecht onmogelijk kan worden gevergd in zijn arrest elk argument van professor Albach in diens rapport uitdrukkelijk te weerleggen.

38 De derde dwaling bij het bepalen van de kenmerken van de betrokken markt betreft, volgens rekwirante, de materiële onjuistheden in de vaststellingen waartoe het Gerecht is gekomen op grond van de procesdocumenten. Volgens John Deere kan uit deze documenten niet worden geconcludeerd, dat de betrokken markt wordt gekenmerkt door een relatief stabiele positie van de concurrenten, hoge toegangsdrempels en voldoende homogene producten.

Dit middel kan niet worden aanvaard, omdat het inzake de structuur en de kenmerken van de Britse markt voor landbouwtrekkers feitelijke beoordelingen aan de orde stelt, die door het Gerecht definitief zijn uitgemaakt. Rekwirante noemt nergens onregelmatigheden in de procesdocumenten, die het Gerecht tot een onjuiste beoordeling van de feiten hebben kunnen brengen. Bijgevolg is haar argument in hogere voorziening niet ontvankelijk en kan het geen steun vinden in het arrest Commissie/Brazzelli Lualdi e.a.(8)

39 In de vierde plaats betoogt rekwirante, dat het Gerecht de betrokken geografische markt onjuist heeft omschreven door die te beperken tot de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk.

Dit argument kan in hogere voorziening niet worden aanvaard, daar John Deere het niet had aangevoerd in de procedure voor het Gerecht, waar zij zich slechts had uitgesproken over de invloed van het systeem van gegevensuitwisseling op het handelsverkeer tussen de lidstaten.(9)

40 John Deere betoogt ten slotte, dat het Gerecht rechtens heeft gedwaald door, in punt 51 van het bestreden arrest, te menen, dat de gelijkstelling van de betrokken markt met een markt met een sterke concentratiegraad de concurrentie op die markt kan verzwakken. Volgens rekwirante blijft een felle concurrentie op een oligopolistische markt mogelijk.

Dit betoog van John Deere kan niet worden aanvaard. Het Gerecht heeft zich niet ermee vergenoegd een automatisch verband te leggen tussen de concentratiegraad op de betrokken markt en de mate van concurrentie op die markt. Het heeft wel degelijk de bijzondere kenmerken van de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk geanalyseerd en daaruit afgeleid, dat het daarbij om een gesloten oligopolie ging. Vervolgens heeft het geconcludeerd dat, op een markt met dergelijke kenmerken, de gelding van een systeem van gegevensuitwisseling zoals vastgesteld in het onderhavige geding, de concurrentie beperkt. In haar opmerkingen voert John Deere geen enkel argument aan tegen deze conclusie van het Gerecht, die overeenkomt met de bevinding van de Commissie in de aangevochten beschikking.

41 Gelet op het voorgaande, meen ik, dat dit middel ter ondersteuning van de hogere voorziening deels niet ontvankelijk is en dat de mogelijk wel ontvankelijke argumenten moeten worden verworpen.

D - Onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, van het Verdrag ten aanzien van de mededinging tussen producenten

42 Dit door John Deere in hogere voorziening aangevoerde middel heeft drie aspecten:

- de verminderde of weggenomen onzekerheid over de werking van de markt heeft de mededinging niet beperkt;

- geen bemoeilijkte toegankelijkheid van de markt, en

- artikel 85, lid 1, verbiedt niet "de zuiver potentiële gevolgen voor de mededinging".

Ik zal thans elk van de drie aspecten van dit middel nader bezien.

1. De verminderde of weggenomen onzekerheid over de werking van de markt heeft de concurrentie niet beperkt

43 Volgens John Deere heeft het Gerecht de bewoordingen van artikel 85, lid 1, "dat de mededinging (...) wordt beperkt", verkeerd uitgelegd. Naar haar mening wordt de mededinging beperkt, wanneer de ondernemingen hun marktgedrag niet meer onafhankelijk bepalen en aldus de mededinging ongunstig beïnvloeden.(10) In casu heeft noch het Gerecht noch de Commissie een beperking van de mededinging vastgesteld, daar zij niet hebben bevonden, dat de verminderde onzekerheid op de Britse markt voor landbouwtrekkers door het systeem van gegevensuitwisseling de vrijheid van de ondernemingen om onafhankelijke beslissingen te nemen had beperkt, noch dat de mededinging als gevolg van dat systeem was verminderd.

John Deere meent, dat het systeem van uitwisseling van informatie de vrijheid van de ondernemingen om onafhankelijke beslissingen te nemen niet heeft beperkt, omdat de door de SIL verstrekte informatie slechts betrekking had op vroegere resultaten van concurrenten en geen gegevens bevatte over zakengeheimen, zoals prijzen en de identiteit van afnemers of productieprogramma's. Deze informatie zegt niets over het toekomstig handelsbeleid van de ondernemingen, waarvan de gedragingen bij een toenemende concurrentie op de markt nooit te voorzien zijn en niet noodzakelijkerwijs samenvallen. Dit argument vindt volgens rekwirante bevestiging in het arrest "houtslijp".(11) Bovendien is door het systeem van uitwisseling van informatie de rivaliteit tussen de fabrikanten van landbouwtrekkers geenszins afgenomen; zij zijn in hun handelsgedrag even agressief gebleven, daar het systeem alleen mededeling verschafte over globale verkoopgegevens, die overigens pas maanden later bekend waren.

John Deere betwist vervolgens, dat de concurrentie door het systeem van uitwisseling van informatie zou zijn beperkt. Zij meent integendeel, dat de concurrentievoorwaarden op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk door het systeem in positieve zin zijn gewijzigd, omdat de toegenomen transparantie de mededinging heeft bevorderd door de ondernemingen in staat te stellen een beter inzicht te krijgen in de verlangens van de afnemer en in de ontwikkeling van de markt en zo hun productieplanning daaraan aan te passen.

44 John Deere voert voor haar betoog verschillende argumenten aan, die mijns inziens niet kunnen slagen, omdat zij de in het bestreden arrest door het Gerecht vastgestelde feiten verdraaien. Het Gerecht heeft immers geoordeeld, dat de markt voor trekkers in het Verenigd Koninkrijk een oligopolistische markt met hoge toegangsdrempels was (punten 78-84), dat de in het kader van de overeenkomst uitgewisselde informaties zakengeheimen waren (punt 81), en dat de nauwkeurige informatie met korte intervallen tussen de producenten werd uitgewisseld (punt 51).

45 Gezien een en ander, meen ik, dat dit onderdeel van het middel in hogere voorziening moet worden verworpen, daar het Gerecht in het bestreden arrest correct toepassing heeft gegeven aan de voorwaarde van beperking van de mededinging, die moet zijn vervuld om een overeenkomst in strijd te verklaren met artikel 85, lid 1.

46 Volgens de rechtspraak van het Hof wordt de mededinging beperkt of vervalst in de zin van artikel 85, lid 1, zodra de marktdeelnemers hun handelsstrategie niet meer onafhankelijk bepalen. Deze eis van onafhankelijkheid ontneemt hun niet het recht zich met kennis van zaken aan te passen aan het gedrag van hun concurrenten, doch is wel een beletsel voor enig rechtstreeks of onrechtstreeks contact tussen marktdeelnemers, dat ertoe strekt of ten gevolge heeft, dat de normale mededingingsvoorwaarden op de betrokken markt, gezien de aard van de producten of geleverde prestaties, het belang en het aantal ondernemingen en de omvang van die markt, worden gewijzigd.(12)

47 Uiteraard kunnen de marktdeelnemers hun handelsstrategie niet meer in onafhankelijkheid bepalen, zodra zij een overeenkomst sluiten, die hun vrijheid van toekomstig marktoptreden beperkt. Maar aan deze onafhankelijkheid zal ook worden afgedaan, wanneer de marktdeelnemers met het oog op een gemeenschappelijk economisch belang een samenwerkingsstructuur op touw zetten, die weliswaar niet rechtstreeks een concurrentiebeperkend optreden in de hand werkt, maar de concurrentie tussen de producenten wel ongunstig beïnvloedt.

48 In de onderhavige zaak hebben de belangrijkste producenten van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk een samenwerkingsstructuur opgezet, namelijk een overeenkomst voor de uitwisseling van informatie, die is bestemd om hun het inzicht in de Britse markt te vergemakkelijken. Deze overeenkomst heeft tot gevolg gehad, dat die markt aanzienlijk transparanter is geworden en de onzekerheid over de handelsstrategie van concurrerende ondernemingen navenant is afgenomen.

49 Naar mijn mening leidt deze verminderde onzekerheid als gevolg van de overeenkomst voor de uitwisseling van informatie tot een beperking van de vrijheid van de ondernemingen, onafhankelijke commerciële beslissingen te nemen, en bijgevolg tot een beperking van de mededinging in de zin van artikel 85, lid 1. Deze conclusie stemt overeen met de zienswijze van de Commissie en het Gerecht en gaat uit van de volgende redenering:

- De transparantie en de daarmee gepaard gaande verminderde onzekerheid versterken de mededinging alleen op markten met een hoge concurrentiegraad. Doch op oligopolistische markten zoals die in de onderhavige zaak kunnen ondernemingen bij een zeer grote transparantie snel de handelsstrategie van hun concurrenten te weten komen; dit leidt tot een "blokkering" van de markt, hetgeen de toepassing van agressieve handelsstrategieën tegenwerkt. Door een dergelijke zeer hoge transparantie wordt de mededinging op een oligopolistische markt weggenomen of althans beperkt.

- De informatie die tussen de bij de overeenkomst aangesloten ondernemingen wordt uitgewisseld, betreft zakengeheimen en stelt de ondernemingen op de hoogte van de omzet van hun dealers in en buiten hun activiteitsgebied evenals van de andere concurrerende ondernemingen en hun dealers bij de overeenkomst. Aan de hand van de talrijke gegevens van de SIL over de verkopen kunnen de ondernemingen tevens kennis nemen van de nevenimport uit andere lidstaten.

- De gegevens worden door de SIL aan de ondernemingen bij de overeenkomst meegedeeld op week-, maand- en kwartaalbasis. Het tijdsverloop tussen de verkoop en de mededeling van de gegevens is vrij kort, zodat de gegevens voor de ondernemingen geen "retrospectief" karakter hebben, maar informatie geven over de handelsstrategie van de andere concurrerende ondernemingen.

- De SIL geeft alleen aan de ondernemingen die trekkers verkopen, de gegevens door; deze worden niet openbaar gemaakt. Bijgevolg hebben kopers geen enkel voordeel bij de informatieovereenkomst. Anders dan John Deere betoogt, is in de onderhavige zaak de rechtspraak van het Hof in het arrest "houtslijp"(13) dus niet van toepassing, omdat in die zaak het door de producenten ingevoerde systeem van driemaandelijkse bekendmaking van de verkoopprijzen voor papierpulp een informatie inhield, die van nut was voor de kopers. Daarentegen houdt de overeenkomst in de onderhavige zaak alleen een uitwisseling van informatie in tussen ondernemingen die trekkers verkopen en elkaar op de Britse markt beconcurreren.

50 Gelet op het voorgaande, dient dit onderdeel van het in hogere voorziening aangevoerde middel naar mijn mening te worden verworpen.

2. Geen bemoeilijkte toegankelijkheid van de markt

51 Het Gerecht is in de punten 52 tot en met 84 van het bestreden arrest van oordeel, dat de informatieovereenkomst de marktdeelnemers benadeelt, die tot de Britse markt voor landbouwtrekkers willen toetreden; immers, als zij niet tot de overeenkomst toetreden, missen zij bepaalde onmisbare gegevens over die markt, en als zij wel toetreden, komt hun marketingstrategie onmiddellijk ter kennis van de op die markt reeds gevestigde ondernemingen.

John Deere stelt, dat dit onjuist is om twee redenen. Ten eerste staat het systeem van uitwisseling van informatie zonder onderscheid open voor alle producenten en verkopers die besluiten zich in het Verenigd Koninkrijk te vestigen, en als zij niet toetreden, kunnen zij hun eigen marketingstrategie bepalen ook zonder de in het kader van de overeenkomst meegedeelde informatie. Ten tweede blijft, bij toetreding van de nieuwe marktdeelnemers tot het systeem, hun vrijheid van zelfstandig marktoptreden in stand en komt hun marketingstrategie niet snel ter kennis van hun concurrenten.

52 Dit betoog kan in hogere voorziening niet worden aanvaard, omdat John Deere slechts voor het Hof dezelfde argumenten herhaalt als die welke door het Gerecht in het bestreden arrest zijn verworpen, zonder dat zij enig argument aanvoert voor een door het Gerecht in diens beoordeling eventueel begane rechtsdwaling.

3. Artikel 85, lid 1, verbiedt niet "de zuiver potentiële gevolgen voor de mededinging".

53 Naar de mening van John Deere heeft het Gerecht rechtens gedwaald door in de punten 61 en 92 van het bestreden arrest te verklaren, dat artikel 85, lid 1, zowel daadwerkelijke als potentiële mededingingsbelemmeringen verbiedt, mits deze voldoende merkbaar zijn. Het Gerecht heeft het derhalve niet van belang geoordeeld, dat de Commissie niet het bewijs heeft geleverd van daadwerkelijke mededingingsbelemmeringen als gevolg van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie over de Britse markt voor landbouwtrekkers.

Volgens John Deere zijn de arresten van het Hof in de zaken Société technique minière(14) en Salonia(15) en het arrest van het Gerecht in de zaak Petrofina/Commissie(16), die door het Gerecht zijn aangehaald voor de conclusie dat artikel 85, lid 1, zuiver potentiële mededingingsbelemmeringen verbiedt, door het Gerecht in het bestreden arrest onjuist toegepast. De arresten in de zaken Salonia en Petrofina/Commissie gaan over de potentiële gevolgen van een overeenkomst voor het handelsverkeer tussen lidstaten en niet over de potentiële gevolgen op mededingingsgebied. In het arrest Société technique minière heeft het Hof niet verklaard, dat zuiver potentiële mededingingsbelemmeringen voldoende zijn voor het bewijs van een inbreuk op artikel 85, lid 1.

54 Deze argumenten van rekwirante kunnen niet slagen.

55 Voor een inbreuk op artikel 85, lid 1, dient een overeenkomst "ertoe te strekken of ten gevolge te hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst (...)". Volgens de rechtspraak van het Hof(17) dient in de eerste plaats te worden nagegaan, of de strekking van de overeenkomst op zichzelf een beperking van de mededinging oplevert. Indien dit het geval is, is de voorwaarde van artikel 85, lid 1, vervuld en behoeven de gevolgen van de overeenkomst niet meer te worden geanalyseerd. Indien de overeenkomst niet strekt tot een beperking van de mededinging, moeten de gevolgen ervan wel nader worden bezien om te bepalen, of de mededinging al dan niet worden beperkt.(18)

De gevolgen van een overeenkomst moeten worden beoordeeld tegen de achtergrond van de mededinging zoals die zich op de betrokken markt zonder die overeenkomst zou afspelen. Bijgevolg meent het Hof, dat het onderzoek van de overeenkomsten door de Commissie moet uitgaan van een beoordeling van de overeenkomsten in hun geheel; daartoe dienen de reële zowel als potentiële gevolgen van die overeenkomsten voor de mededinging(19), evenals de gehele economische context waarin de mededinging zich zonder die overeenkomst zou afspelen(20), in aanmerking te worden genomen. Voorts moet de overeenkomst een merkbare invloed op de mededinging uitoefenen.(21)

Bij de vaststelling van de gevolgen van een overeenkomst voor de mededinging gaat het om een complexe economische beoordeling, en het Hof heeft geoordeeld, dat hoewel het uitputtend dient te controleren of aan alle toepassingsvoorwaarden van artikel 85, lid 1, is voldaan, zijn toezicht op complexe economische beoordelingen van de Commissie noodzakelijkerwijs beperkt blijft tot de vraag, of de regels inzake de procedure en de motivering zijn nagekomen, of de feiten juist zijn weergegeven en of er geen sprake is van een kennelijke beoordelingsfout of misbruik van bevoegdheid.(22)

56 In de onderhavige zaak had de overeenkomst tot uitwisseling van informatie geen mededingingsbeperkende strekking; derhalve dienden de gevolgen ervan voor de mededinging op de Britse markt voor landbouwtrekkers te worden onderzocht. In het bestreden arrest is het Gerecht van oordeel, dat de Commissie in de betrokken beschikking genoegzaam de beperkende gevolgen van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie heeft aangetoond.

Deze beoordeling van het Gerecht is mijns inziens in overeenstemming met de in het vorige punt vermelde rechtspraak van het Hof. De Commissie heeft in de beschikking in geding immers naar behoren de potentiële mededingingsbeperkende gevolgen van de informatieovereenkomst aangetoond, gelet op de bijzondere kenmerken van de Britse markt voor landbouwtrekkers (gesloten oligopolie met hoge toegangsdrempels) en de inhoud en regelmaat van de tussen de voornaamste marktdeelnemers uitgewisselde informatie. Het gaat hier om een analyse van een complexe economische situatie en het Gerecht heeft in het bestreden arrest de in de rechtspraak van het Hof voorziene rechterlijke controle uitgeoefend.

Het Gerecht kon van de Commissie naar mijn mening niet verlangen, de reële gevolgen van de overeenkomst voor de concurrentie op de Britse markt voor landbouwtrekkers te analyseren; zij zouden dan de prijzen en de marktaandelen van elke marktdeelnemer zonder een overeenkomst tot uitwisseling van informatie hebben vastgesteld.

57 Anderzijds meen ik, dat de verwijzing van het Gerecht in het bestreden arrest naar het arrest Salonia en naar zijn eigen arrest in de zaak Petrofina/Commissie niet geheel terecht is, omdat, zoals John Deere opmerkt, in deze beide arresten is geoordeeld, dat de potentiële gevolgen van een overeenkomst in aanmerking moeten worden genomen voor de beoordeling, of die overeenkomst de handel tussen lidstaten al dan niet ongunstig beïnvloedt. Deze verwijzing naar de rechtspraak door het Gerecht is verklaarbaar doordat de beperking van de mededinging en de beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer twee noodzakelijke voorwaarden voor een inbreuk op artikel 85, lid 1, zijn, die in de rechtspraak van het Hof(23) nauw met elkaar lijken te worden verbonden; in beide gevallen kunnen volgens deze rechtspraak potentiële gevolgen van de overeenkomsten in aanmerking worden genomen. Doch door de twee arresten min of meer terloops te vermelden, heeft het Gerecht mijns inziens geen rechtsdwaling begaan in de redengeving van het bestreden arrest.

58 Op grond van het voorgaande kan dit onderdeel van het middel in hogere voorziening mijns inziens niet worden aanvaard.

59 Gelet op een en ander, meen ik, dat het in hogere voorziening aangevoerde middel deels niet ontvankelijk is en dat de mogelijk wel ontvankelijke onderdelen van het middel moeten worden verworpen.

E - Onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, op de bijeenkomsten van de AEA

60 Met dit middel in hogere voorziening betoogt John Deere, dat het Gerecht rechtens dwaalt door in punt 87 van het bestreden arrest de juistheid te erkennen van de redenering van de Commissie, dat de geregelde bijeenkomsten in het AEA-comité de producenten van landbouwtrekkers "gelegenheid tot contact" gaf, hetgeen de handhaving van een hoog algemeen prijsniveau vergemakkelijkte, zodat de mededinging werd beperkt in de zin van artikel 85, lid 1. Rekwirante verklaart, dat de leden, in het kader van het Data System, slechts sporadisch bijeenkwamen om zuiver administratieve punten te bespreken en dat de Commissie niet het geringste bewijs heeft aangedragen voor het bestaan van hoge verkoopprijzen.

61 John Deere geeft in dit middel nergens aan, waarom het Gerecht rechtens zou hebben gedwaald door te stellen, dat de contacten die de fabrikanten van trekkers in het comité van hun beroepsvereniging onderhielden, dienden om afspraken te maken over de wijze van uitvoering van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie en dus om hun concurrentie via de prijzen te beperken. Dit middel kan dan ook niet worden aanvaard, omdat rekwirante zich hierin beperkt tot het aanvoeren van dezelfde argumenten voor het Hof als tevoren voor het Gerecht en die in de punten 87 en 88 van het bestreden arrest waren verworpen.

F - Onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, betreffende de mededingingsbeperking binnen eenzelfde merk

62 John Deere betoogt, dat het Gerecht rechtens dwaalt door te oordelen, dat de overeenkomst tot uitwisseling van informatie de daarbij aangesloten ondernemingen de mogelijkheid bood hun dealers een volstrekte territoriale bescherming te verschaffen (punt 96 van het bestreden arrest) en de neveninvoer in het oog te houden door middel van het door de producent op het formulier V55/5 vermelde chassisnummer van het voertuig (punt 97 van het bestreden arrest).

Wat de volstrekte territoriale bescherming van de dealers betreft, meent rekwirante, dat de producenten niet de mogelijkheid hadden op grond van de gegevens die hun in het kader van de overeenkomst werden meegedeeld over hun eigen totale verkopen en die van hun dealers in elk verkoopgebied, druk uit te oefenen op hun dealers die trekkers buiten hun gebied verkochten, omdat zij niet wisten, voor welke klanten en in welk ander gebied die verkopen tot stand waren gekomen.

Met betrekking tot het toezicht op neveninvoer meent John Deere, dat het Gerecht niet in aanmerking heeft genomen, dat het formulier V55/5 vanaf september 1988 niet meer door de SIL aan de leden van het systeem tot uitwisseling van informatie werd toegezonden en dat, in het kader van het Data System, de SIL de naam van de onafhankelijke importeur niet aan de leden meedeelde.

63 De twee onderdelen van dit middel in hogere voorziening kunnen niet slagen, omdat het hier gaat om dezelfde argumenten als de door John Deere in eerste instantie voorgedragen en door het Gerecht terecht verworpen argumenten, en omdat zij feitelijke elementen aan de orde stellen, die door het Gerecht in het bestreden arrest definitief zijn uitgemaakt, zonder dat enige voor controle in hogere voorziening aannemelijke rechtsvraag is opgeworpen.

G - Onjuiste toepassing van artikel 85, lid 1, met betrekking tot de beïnvloeding van het handelsverkeer tussen het Verenigd Koninkrijk en de andere lidstaten

64 Rekwirante betoogt, dat het Gerecht rechtens heeft gedwaald door in punt 101 van het bestreden arrest de juistheid te erkennen van de motivering in de beschikking in geding, volgens welke, gelet op de bijzondere kenmerken van de Britse markt en op de omstandigheid, dat de grootste op die markt aanwezige aanbieders werkzaam zijn op de gehele gemeenschappelijke markt, de overeenkomst tot uitwisseling van informatie de handel tussen lidstaten in aanzienlijke mate ongunstig beïnvloedt, omdat de hieruit voortvloeiende verzwakking van de concurrentie onvermijdelijk een effect heeft op de omvang van de invoer in het Verenigd Koninkrijk. Volgens John Deere heeft de Commissie niet kunnen aantonen, dat de prijzen in het Verenigd Koninkrijk lager waren dan in andere lidstaten; dit was het kernpunt om de invloed van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie op de intracommunautaire handel te kunnen aantonen.

65 In punt 101 van het bestreden arrest heeft het Gerecht vastgesteld, dat de Commissie niet had kunnen aantonen, dat de prijzen op de Britse markt hoger waren dan op de continentale markten, maar John Deere heeft evenmin kunnen aantonen, dat die prijzen lager waren.

66 Naar mijn mening kan dit middel in hogere voorziening niet worden aanvaard. In punt 101 van het bestreden arrest was het Gerecht immers juist van oordeel, dat de overeenkomst tot uitwisseling van informatie de handel tussen lidstaten in aanzienlijke mate ongunstig heeft beïnvloed in de zin van artikel 85, lid 1. Zoals het Gerecht heeft aangegeven, leveren de bijzondere kenmerken van de Britse markt voor landbouwtrekkers, het hoge marktaandeel van de ondernemingen bij de overeenkomst (88 %), de exacte detailverkoopcijfers en de aanwezigheid van de ondernemingen op de markt van de andere lidstaten meer dan voldoende gronden op voor de conclusie, dat die overeenkomst op het intracommunautaire handelsverkeer drukte. Het lijdt geen twijfel, dat het op grond van deze argumenten waarschijnlijk is, dat de overeenkomst in voldoende mate een rechtstreekse of zijdelingse, reële of potentiële, invloed op het handelsverkeer in landbouwtrekkers tussen het Verenigd Koninkrijk en de andere lidstaten uitoefende in de zin van de rechtspraak van het Hof, om deze voorwaarde voor de toepassing van artikel 85, lid 1, te vervullen.(24)

H - Ongerechtvaardigde weigering om artikel 85, lid 3, toe te passen

67 Rekwirante meent, dat het Gerecht rechtens heeft gedwaald door in punt 105 van het bestreden arrest te concluderen, dat het systeem van uitwisseling van informatie en het Data System niet voldeden aan de voorwaarden voor een individuele ontheffing krachtens artikel 85, lid 3. John Deere merkt hiertoe op, dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld, dat de onderneming niet had aangetoond, dat de uit de beide informatieuitwisselingsovereenkomsten voortvloeiende mededingingsbeperkingen strikt onmisbaar zijn voor een verbetering van de productie en een vlotte service voor de afnemers. Bovendien, zo zegt rekwirante, zou het niet mogelijk zijn over even betrouwbare gegevens betreffende de Britse markt voor landbouwtrekkers te beschikken, indien de producenten individuele studies hadden verricht.

68 Dit middel in hogere voorziening kan niet worden aanvaard, daar John Deere hierin slechts feitelijke beoordelingen van het Gerecht aan de orde stelt of voor het Hof opnieuw dezelfde argumenten aanvoert, die het Gerecht in het bestreden arrest terecht heeft verworpen. John Deere verwijst zelfs naar argumenten in haar verzoekschrift aan het Gerecht, zonder te gewagen van enige uit de motivering van het Gerecht opkomende rechtsvraag.

Kosten

69 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, van toepassing in hogere voorziening krachtens artikel 118, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Indien, gelijk ik voorstel, de door rekwirante aangevoerde middelen worden verworpen, dient zij bijgevolg in de kosten van het geding te worden verwezen;

Conclusie

70 Op grond van het voorgaande geef ik het Hof in overweging:

1) de hogere voorziening deels niet-ontvankelijk te verklaren,

2) de in hogere voorziening aangevoerde mogelijk wel ontvankelijke middelen te verwerpen,

3) rekwirante in de kosten te verwijzen.

(1) - T-35/92, Jurispr. blz. II-957.

(2) - Beschikking van de Commissie van 17 februari 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.370 en 31.446 - UK Agricultural Tractor Registration Exchange) (PB L 68, blz. 19).

(3) - Zie met name beschikkingen van 26 april 1993, Kupka-Floridi/ESC (C-244/92 P, Jurispr. blz. I-2041); 26 september 1994, X/Commissie (C-26/94 P, Jurispr. blz. I-4379); 17 oktober 1995, Turner/Commissie (C-62/94 P, Jurispr. blz. I-3177), en arrest van 24 oktober 1996, Viho/Commissie (C-73/95 P, Jurispr. blz. I-5457, punten 25 en 26).

(4) - Arresten van 2 maart 1994, Hilti/Commissie (C-53/92 P, Jurispr. blz. I-667), en 6 april 1995, RTE en ITP/Commissie (C-241/91 P en C-242/91 P, Jurispr. blz. I-743), en beschikking van 17 september 1996, San Marco/Commissie (C-19/95 P, Jurispr. blz. I-4435, punt 39).

(5) - Conclusie van advocaat-generaal Jacobs in de zaak Hilti/Commissie, reeds aangehaald, punten 8-12 en 46-49.

(6) - Arrest van 11 juli 1985, Remia e.a./Commissie (42/84, Jurispr. blz. 2545, punt 34), en conclusie van advocaat-generaal Jacobs in de zaak Hilti/Commissie, reeds aangehaald, punt 9.

(7) - Professor Albach ziet in de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk een "ruim oligopolie van heterogene producten, waarop het gecumuleerde marktaandeel van de grootste leveranciers is afgenomen en nieuwe concurrenten zijn verschenen. Het is een fel concurrentiële markt (...)."

(8) - Arrest van 1 juni 1994 (C-136/92 P, Jurispr. blz. I-1981, punt 49), waarin het Hof oordeelde: "Het Gerecht is dus bij uitsluiting bevoegd de feiten vast te stellen, behoudens het geval waarin de feitelijke onjuistheid van hetgeen het heeft vastgesteld, voortvloeit uit de hem overgelegde processtukken."

(9) - Zie punt 59 van het arrest Commissie/Brazzelli Lualdi e.a. (reeds aangehaald): "Zou het een partij worden toegestaan om een middel dat zij niet voor het Gerecht heeft aangevoerd, voor het eerst voor het Hof aan te voeren, dan zou haar in feite worden toegestaan om bij het Hof, waarvan de bevoegdheid inzake hogere voorziening beperkt is, een geschil aanhangig te maken dat een ruimere strekking heeft dan het geschil waarvan het Gerecht kennis heeft genomen. In hogere voorziening is het Hof dus enkel bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor de rechters in eerste aanleg zijn bepleit."

(10) - Arresten van 16 december 1975, Suiker Unie e.a./Commissie (40/73-48/73, 50/73, 54/73, 55/73, 56/73, 111/73 en 113/73 en 114/73, Jurispr. blz. 1663), en 14 juli 1981, Züchner (172/80, Jurispr. blz. 2021).

(11) - Arrest van 31 maart 1993, Ahlström e.a./Commissie (89/85, 104/85, 114/85, 116/85, 117/85, 125/85, 126/85, 127/85, 128/85 en 129/85, Jurispr. blz. 1307, punt 64; hierna: "arrest houtslijp").

(12) - Arresten Suiker Unie e.a./Commissie (punten 173 en 174) en Züchner (punten 13 en 14), reeds aangehaald.

(13) - Arrest reeds aangehaald (punten 63 en 64).

(14) - Arrest van 30 juni 1966 (56/65, Jurispr. blz. 337).

(15) - Arrest van 16 juni 1981 (126/80, Jurispr. blz. 1563).

(16) - Arrest Gerecht van 24 oktober 1991 (T-2/89, Jurispr. blz. II-1087).

(17) - Zie met name arresten Société technique minière, reeds aangehaald (Jurispr. blz. 359); 13 juli 1966, Consten en Grundig (56/64 en 58/64, Jurispr. blz. 429); 11 december 1980, L'Oréal (31/80, Jurispr. blz. 3775, punt 19); Remia e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 18; 27 januari 1987, Verband der Sachversicherer/Commissie (45/85, Jurispr. blz. 405, punt 39), en 17 november 1987, BAT en Reynolds/Commissie (142/84 en 156/84, Jurispr. blz. 4487).

(18) - Zie punten 15 en 16 van de conclusie van advocaat-generaal Tesauro bij het arrest van 15 december 1994, DLG (C-250/92, Jurispr. blz. I-5641).

(19) - Arrest BAT en Reynolds/Commissie, reeds aangehaald (punt 54), en arrest van 27 februari 1992, Vichy/Commissie (T-19/91, Jurispr. blz. II-415, punt 59).

(20) - Arrest van 12 december 1995, Oude Luttikhuis e.a. (C-399/93, Jurispr. blz. I-4515, punt 10).

(21) - Arresten van 9 juli 1969, Völk (5/69, Jurispr. blz. 295), en 8 juni 1995, Langnese-Iglo/Commissie (T-7/93, Jurispr. blz. II-1533, punt 98).

(22) - Arresten Remia e.a./Commissie (punt 34), en BAT en Reynolds/Commissie (punt 62), beide reeds aangehaald.

(23) - Zie C. Bellamy en G. Child: Derecho de la competencia en el mercado común, Civitas, Madrid 1991, blz. 142.

(24) - Zie met name arresten Consten en Grundig (blz. 429); Salonia (punt 12); Remia e.a./Commissie (punt 22); DLG (punt 54), en Oude Luttikhuis e.a. (punt 18), alle reeds aangehaald.