Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

++++

1. Prejudiciële vragen ° Voorlegging aan Hof ° Noodzaak van prejudiciële beslissing en relevantie van gestelde vragen ° Beoordeling door nationale rechter ° Mogelijkheid voor partijen om inhoud van vragen te wijzigen ° Geen

(EG-Verdrag, art. 177)

2. Harmonisatie van wetgevingen ° Geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik ° Verboden neergelegd in richtlijn 81/851 ° Draagwijdte ° Gelijktijdige toepassing van artikelen 30 en 36 van Verdrag ° Ontoelaatbaarheid

(EG-Verdrag, art. 30 en 36; richtlijnen 81/851, art. 4, 90/676 en 93/40 van de Raad)

Samenvatting

1. In het kader van de procedure van artikel 177 van het Verdrag is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing om, gelet op de bijzonderheden van elk geval, te oordelen over de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis alsmede over de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt.

2. Het verbod van artikel 4 van richtlijn 81/851 betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, in zijn oorspronkelijke versie en zoals gewijzigd bij richtlijn 90/676, zowel wat het in de handel brengen als de toediening van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik op het grondgebied van een Lid-Staat zonder voorafgaande afgifte van een vergunning door de bevoegde instantie van deze staat betreft, houdt het verbod in dit geneesmiddel in te voeren wanneer die invoer met een van die oogmerken wordt verricht. De invoer door een apotheker van een Lid-Staat van een door een dierenarts in deze staat voorgeschreven geneesmiddel om te voldoen aan een bijzondere behoefte, valt bijgevolg ook onder deze bepaling.

Richtlijn 81/851 dient zich volgens de elfde overweging van de considerans weliswaar aan als "een stap op de weg naar het vrije verkeer van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik", doch daaruit kan niet worden afgeleid, dat zij met betrekking tot geneesmiddelen die binnen haar werkingssfeer vallen, ruimte laat voor toepassing van de artikelen 30 en 36 van het Verdrag. Dit houdt namelijk alleen in, dat de aanvankelijk bij richtlijn 81/851 ingestelde regeling waarbij de verschillende nationale vergunningen voor het in de handel brengen naast elkaar bestaan, volgens de wetgever bestemd was om te worden vervangen door een regeling waarbij met de door andere Lid-Staten verleende vergunningen rekening wordt gehouden (richtlijn 90/676), en vervolgens door een regeling waarbij deze vergunningen in beginsel onderling worden erkend (richtlijn 93/40).