61993J0071

ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 MAART 1994. - GUIDO VAN POUCKE TEGEN RIJKSINSTITUUT VOOR DE SOCIALE VERZEKERINGEN DER ZELFSTANDIGEN EN ALGEMENE SOCIALE KAS VOOR ZELFSTANDIGEN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: ARBEIDSHOF GENT - BELGIE. - SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - VASTSTELLING VAN TOEPASSELIJKE WETGEVING. - ZAAK C-71/93.

Jurisprudentie 1994 bladzijde I-01101


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gemeenschapsregeling - Personele werkingssfeer - Beroepsmilitair in actieve dienst, onderworpen aan algemene regeling inzake verzekering van werknemers - Daaronder begrepen - Onderwerping door nationale wetgeving beperkt tot bepaalde tak van sociale zekerheid - Geen invloed

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 2, lid 3)

2. Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Werkzaamheden in loondienst in de zin van artikel 14 quater van verordening nr. 1408/71 - Begrip - Werkzaamheden als ambtenaar in Lid-Staat verricht door persoon die binnen werkingssfeer van verordening valt - Daaronder begrepen

(EEG-Verdrag, art. 48; verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 14 quater)

3. Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Toepasselijke wetgeving - Persoon die werkzaamheden in loondienst verricht in Lid-Staat en tegelijkertijd werkzaamheden anders dan in loondienst verricht in andere Lid-Staat - Onderwerping aan wetgeving van eerste Lid-Staat - Onderwerping van werkzaamheden in loondienst beperkt tot bepaalde tak van sociale zekerheid - Geen gevolgen voor toepassing van wettelijke regeling betreffende werkzaamheden anders dan in loondienst

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 14 quater en 14 quinquies)

Samenvatting


1. Een beroepsmilitair in actieve dienst in een Lid-Staat valt binnen de personele werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 wanneer hij naar nationaal recht onderworpen is aan de algemene regeling inzake verzekering van werknemers tegen ziekte en invaliditeit, sector geneeskundige verzorging.

De omstandigheid dat een persoon die zich in die situatie bevindt, slechts aan een bepaalde tak van sociale zekerheid onderworpen is, heeft geen gevolgen. Wanneer de betrokken tak van sociale zekerheid immers deel uitmaakt van een wetgeving waarop de verordening van toepassing is in de zin van artikel 2, lid 3, valt degene die eraan onderworpen is, daadwerkelijk onder die wetgeving en derhalve binnen de personele werkingssfeer van de verordening.

2. Ambtenaren worden in het stelsel van het Verdrag als werknemers aangemerkt. Enerzijds moet bij de omschrijving van het communautaire begrip werknemer in de zin van artikel 48 van het Verdrag immers worden uitgegaan van objectieve criteria die kenmerkend zijn voor de arbeidsverhouding, waarvan het hoofdkenmerk is, dat iemand voor een ander en onder diens gezag prestaties levert en als tegenprestatie een beloning ontvangt. Anderzijds blijkt zowel uit de plaats van artikel 48, lid 4, in het Verdrag als uit de bewoordingen van deze bepaling, die de betrekkingen in overheidsdienst van haar werkingssfeer uitsluit zonder onderscheid te maken tussen betrekkingen vervuld door ambtenaren en betrekkingen vervuld door andere personeelsleden, dat ambtenaren tot de werknemers of loontrekkenden behoren.

Bijgevolg zijn werkzaamheden die een binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 vallende persoon als ambtenaar verricht, werkzaamheden in loondienst in de zin van artikel 14 quater daarvan, houdende bijzondere regels voor personen die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefenen.

3. Een persoon die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefent, is krachtens de artikelen 14 quater en 14 quinquies van verordening nr. 1408/71, uit hoofde van laatstgenoemde werkzaamheden onderworpen aan de wettelijke regeling van eerstgenoemde Lid-Staat alsof hij in die Lid-Staat ook de werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefende. De omstandigheid dat voor zijn werkzaamheden in loondienst de wettelijke regeling waarop verordening nr. 1408/71 van toepassing is, tot bepaalde takken van sociale zekerheid beperkt is, heeft geen gevolgen voor de toepassing van de wettelijke regeling betreffende de werkzaamheden anders dan in loondienst.

De bepalingen van titel II van de verordening, waarvan dat artikel deel uitmaakt, vormen immers een volledig en eenvormig stelsel van conflictregels, dat tot doel heeft, de binnen de Gemeenschap migrerende werknemers onder de sociale-zekerheidsregeling van één enkele Lid-Staat te brengen, ten einde samenloop van nationale regelingen en de mogelijke complicaties daarvan te voorkomen.

Partijen


In zaak C-71/93,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Arbeidshof te Gent (België), in het aldaar aanhangig geding tussen

G. Van Poucke

en

1) Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen

2) Algemene Sociale Kas voor Zelfstandigen,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 1, 2, 13 en 14 quater van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gecodificeerd bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB 1983, L 230, blz. 6),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: J. C. Moitinho de Almeida, kamerpresident, F. Grévisse (rapporteur) en M. Zuleeg, rechters,

advocaat-generaal: C. Gulmann

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Patakia en P. Van Nuffel, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 februari 1994,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij arrest van 9 maart 1993, ten Hove ingekomen op 16 maart daaraanvolgend, heeft het Arbeidshof te Gent krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een aantal prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 1, 2, 13 en 14 quater van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gecodificeerd bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB 1983, L 230, blz. 6, hierna: de "verordening").

2 Die vragen zijn gerezen in een geding tussen G. Van Poucke, enerzijds, en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen en de Algemene Sociale Kas voor Zelfstandigen, anderzijds, over de bijdragen die verzoeker aan het stelsel van sociale verzekeringen voor zelfstandigen in België heeft betaald.

3 Van Poucke oefent een dubbele beroepswerkzaamheid uit, namelijk als militair arts in België en als zelfstandig arts in Nederland. Uit hoofde van laatstgenoemde werkzaamheid werd van hem betaling van bijdragen aan de Belgische instellingen voor de sociale verzekeringen van zelfstandigen verlangd.

4 Van mening, dat hij in België niet onder het sociaal statuut der zelfstandigen viel, vorderde Van Poucke voor de Arbeidsrechtbank te Brugge terugbetaling van de uit dien hoofde betaalde bedragen. Deze rechterlijke instantie wees zijn vordering af, waarop Van Poucke hoger beroep instelde bij het Arbeidshof te Gent.

5 Van oordeel, dat de oplossing van het geding afhankelijk is van de uitlegging van de verordening, heeft het Arbeidshof te Gent de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

"1) a) betreffende de uitlegging van artikel 1, a, i) en artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1408/71, meer bepaald over de vraag of een beroepsmilitair in actieve dienst in België, tot wie de regeling inzake de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, sector geneeskundige verzorging, [die] op werknemers van toepassing is, werd verruimd, binnen de personele werkingssfeer van de verordening valt;

b) Zo ja, is het Hof van oordeel dat gegeven het feit dat een welbepaalde tak van de sociale zekerheid, met name de ziekte- en invaliditeitsverzekering, tak geneeskundige verzorging, louter wat betreft zijn administratie ressorteert onder een wettelijke regeling van de Lid-Staat waarop de EEG-verordening 1408/71 van toepassing is, daaruit dient afgeleid te worden dat personen bedoeld in artikel 2, lid 3, van de verordening 1408/71 ook daadwerkelijk onderworpen zijn of geweest zijn aan de wettelijke regelingen van een Lid-Staat, waarop deze verordening van toepassing is, als bedoeld in artikel 2, lid 3, EEG-verordening 1408/71?

c) Voor het geval het Hof bevestigend antwoordt op vragen a en b: dient naar het oordeel van het Hof de zinsnede 'voor zover' in artikel 2, lid 3, EEG-verordening 1408/71 aldus uitgelegd te worden, dat op de daarin bedoelde personen de verordening uitsluitend van toepassing is, als bedoeld voor wat betreft de wettelijke regelingen van een Lid-Staat, waarop deze verordening van toepassing is?

2) betreffende de uitlegging van artikel 13, 2, d en artikel 14 quater van verordening nr. 1408/71, meer bepaald of de werkzaamheden bij een dienst als ambtenaar van een persoon die binnen de werkingssfeer van de verordening valt, voor de toepassing van artikel 14 quater gelijkgesteld worden met 'werkzaamheden in loondienst' ;

3) betreffende de uitlegging van titel II van de verordening nr. 1408/71 waaronder artikel 14 quater verordening nr. 1408/71, meer bepaald of het feit dat een persoon die voor zijn 'werkzaamheden in loondienst' binnen de personele werkingssfeer valt van de verordening, uit hoofde waarvan hij slechts voor één enkel risico verzekerd is (in casu de ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector geneeskundige verzorging) tot gevolg heeft dat hij voor wat zijn 'werkzaamheden anders dan in loondienst' betreft enkel voor datzelfde risico gehouden is tot betaling van verzekeringspremies, dit terwijl de toepasselijke nationale wetgeving in een verplichte en ondeelbare verzekering voor meerdere risico' s voorziet."

De eerste vraag

6 Met zijn eerste vraag sub a wenst de verwijzende rechter te vernemen, of een beroepsmilitair in actieve dienst in België, tot wie de regeling inzake de verplichte verzekering van werknemers tegen ziekte en invaliditeit, sector geneeskundige verzorging, in het nationale recht is verruimd, binnen de personele werkingssfeer van de verordening valt.

7 De personele werkingssfeer van de verordening is afgebakend in artikel 2 van de verordening. Volgens lid 1 van dit artikel is de verordening van toepassing op "werknemers of zelfstandigen op wie de wetgeving van een of meer Lid-Staten van toepassing is of geweest is, en die onderdanen van een der Lid-Staten (...) zijn (...)". Ingevolge lid 3 van dit artikel is de verordening van toepassing op "ambtenaren en op personeel dat volgens de toepasselijke wetgeving met hen gelijkgesteld is, voor zover zij onderworpen zijn of geweest zijn aan de wettelijke regelingen van een Lid-Staat, waarop deze verordening van toepassing is".

8 De materiële werkingssfeer van de verordening is afgebakend in artikel 4 van de verordening. Lid 1 van dit artikel noemt de verschillende takken van sociale zekerheid waarop de verordening van toepassing is. Daartoe behoren onder meer de prestaties bij ziekte en bij invaliditeit. In lid 4 van dit artikel wordt gepreciseerd, dat de verordening niet van toepassing is op de "bijzondere regelingen voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden".

9 In het onderhavige geval blijkt uit het verwijzingsarrest, dat de betrokkene onderworpen is aan de Belgische regeling inzake de verplichte verzekering van werknemers tegen ziekte en invaliditeit, sector geneeskundige verzorging, die bij koninklijk besluit van 28 november 1969 is verruimd tot in België tewerkgestelde ambtenaren en militairen. Een dergelijke wettelijke regeling is een wetgeving waarop de verordening van toepassing is in de zin van artikel 2, lid 3. Voor zover iemand in de door de verwijzende rechter beschreven situatie aan een dergelijke wettelijke regeling onderworpen is, valt hij dus binnen de personele werkingssfeer van de verordening.

10 Met zijn eerste vraag sub b wenst de nationale rechter evenwel te vernemen, of de in artikel 2, lid 3, van de verordening bedoelde personen daadwerkelijk aan de toepasselijke wetgeving in de zin van dat artikel onderworpen zijn wanneer slechts een bepaalde tak van sociale zekerheid op hen van toepassing is.

11 De omstandigheid dat iemand in de in het verwijzingsarrest beschreven situatie slechts aan een bepaalde tak van sociale zekerheid onderworpen is, vermag het antwoord op de eerste vraag sub a geen andere wending te geven. Wanneer de betrokken tak van sociale zekerheid deel uitmaakt van een wetgeving waarop de verordening van toepassing is in de zin van artikel 2, lid 3, valt degene die eraan onderworpen is, daadwerkelijk onder die wetgeving.

12 Met zijn eerste vraag sub c wenst de verwijzende rechter te vernemen, welke de juiste strekking is van de woorden "voor zover" in artikel 2, lid 3, van de verordening.

13 Artikel 2, lid 3, van de verordening, dat in rechtsoverweging 7 van dit arrest is aangehaald, is een algemene bepaling die de personele werkingssfeer van de verordening afbakent. Zij betekent eenvoudig, dat ambtenaren en met hen gelijkgesteld personeel binnen deze werkingssfeer vallen wanneer zij onderworpen zijn of geweest zijn aan een wettelijke regeling waarop de verordening van toepassing is.

14 Mitsdien moet op de eerste vraag worden geantwoord, dat een beroepsmilitair in actieve dienst in België binnen de personele werkingssfeer van de verordening valt wanneer hij naar nationaal recht onderworpen is aan de algemene regeling inzake verzekering van werknemers tegen ziekte en invaliditeit, sector geneeskundige verzorging.

De tweede vraag

15 Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of de werkzaamheden die een binnen de werkingssfeer van de verordening vallende persoon als bedoeld in artikel 13, lid 2, sub d, van de verordening als ambtenaar verricht, werkzaamheden in loondienst zijn in de zin van artikel 14 quater houdende bijzondere regels voor personen die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefenen.

16 Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.

17 Gelijk de Commissie terecht heeft opgemerkt, worden ambtenaren in het stelsel van het Verdrag als werknemers aangemerkt. Volgens de rechtspraak van het Hof moet bij de omschrijving van het communautaire begrip werknemer in de zin van artikel 48 van het Verdrag immers worden uitgegaan van objectieve criteria die kenmerkend zijn voor de arbeidsverhouding, waarvan het hoofdkenmerk is, dat iemand voor een ander en onder diens gezag prestaties levert en als tegenprestatie een beloning ontvangt (zie arrest van 3 juli 1986, zaak 66/85, Lawrie-Blum, Jurispr. 1986, blz. 2121, r.o. 17). Uit de plaats van artikel 48, lid 4, in het Verdrag en uit de bewoordingen van deze bepaling, die de betrekkingen in overheidsdienst van haar werkingssfeer uitsluit zonder onderscheid te maken tussen betrekkingen vervuld door ambtenaren en betrekkingen vervuld door andere personeelsleden, blijkt dat ambtenaren tot de werknemers of loontrekkenden behoren. Er zij overigens aan herinnerd, dat toen de verordening enkel op de loontrekkenden en nog niet op de zelfstandigen van toepassing was, de specifieke bepalingen betreffende ambtenaren reeds in de verordening voorkwamen.

18 Het is juist, dat in artikel 13, lid 2, van de verordening, dat de algemene regels voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving bevat, de ambtenaren worden genoemd sub d, terwijl degenen die werkzaamheden in loondienst uitoefenen, worden vermeld sub a. Opgemerkt zij evenwel, dat de eerste twee alinea' s van dit lid, sub a en sub b, respectievelijk zien op degenen die werkzaamheden in loondienst uitoefenen, en op degenen die werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefenen, terwijl de volgende alinea' s betrekking hebben op een aantal bijzondere categorieën personen, die ook de ene of de andere van die werkzaamheden kunnen uitoefenen, hetgeen bij voorbeeld het geval is voor de sub c genoemde zeelieden. De omstandigheid dat de ambtenaren in een aparte alinea van artikel 13, lid 2 - namelijk sub d - worden genoemd, neemt niet weg dat zij voor de toepassing van de verordening werknemers blijven.

19 Mitsdien moet op de tweede vraag worden geantwoord, dat de werkzaamheden die een binnen de werkingssfeer van de verordening vallende persoon als ambtenaar verricht, werkzaamheden in loondienst zijn in de zin van artikel 14 quater houdende bijzondere regels voor personen die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefenen.

De derde vraag

20 Met zijn derde vraag wenst de nationale rechter te vernemen, of voor de werkzaamheden anders dan in loondienst de toepassing van de in artikel 14 quater, lid 1, sub a, bedoelde wetgeving moet worden beperkt tot de takken van sociale zekerheid waarvoor de betrokkene ter zake van zijn werkzaamheden in loondienst binnen de werkingssfeer van de verordening valt.

21 Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.

22 Volgens vaste rechtspraak van het Hof vormen de bepalingen van titel II van de verordening, waarvan artikel 14 quater deel uitmaakt, een volledig en eenvormig stelsel van conflictregels, dat tot doel heeft, de binnen de Gemeenschap migrerende werknemers onder de sociale-zekerheidsregeling van één enkele Lid-Staat te brengen, ten einde samenloop van nationale regelingen en de mogelijke complicaties daarvan te voorkomen (zie met name arrest van 10 juli 1986, zaak 60/85, Luijten, Jurispr. 1986, blz. 2365).

23 Artikel 14 quater, lid 1, sub a, van de verordening bepaalt, dat op degene die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefent, behoudens uitzondering, de wetgeving van toepassing is van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent.

24 Verder wordt in artikel 14 quinquies, lid 1, gepreciseerd, dat de aldus bedoelde persoon voor de toepassing van de wetgeving welke is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de verordening, wordt aangemerkt alsof hij zijn volledige beroepswerkzaamheden uitoefende op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat.

25 Bijgevolg moet een persoon in de in het verwijzingsarrest beschreven situatie, die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst in België en werkzaamheden anders dan in loondienst in Nederland uitoefent, uit hoofde van laatstgenoemde werkzaamheden worden onderworpen aan de overeenkomstige Belgische wettelijke regeling alsof hij die werkzaamheden anders dan in loondienst in België uitoefende. De omstandigheid dat voor zijn werkzaamheden in loondienst de wettelijke regeling waarop de verordening van toepassing is, tot bepaalde takken van sociale zekerheid beperkt is, heeft geen gevolgen voor de toepassing van de wettelijke regeling betreffende de werkzaamheden anders dan in loondienst.

26 Mitsdien moet op de derde vraag worden geantwoord, dat met betrekking tot de werkzaamheden anders dan in loondienst de in artikel 14 quater, lid 1, sub a, van de verordening bedoelde wetgeving moet worden toegepast alsof die werkzaamheden in de betrokken Lid-Staat waren uitgeoefend.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

27 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

uitspraak doende op de door het Arbeidshof te Gent bij arrest van 9 maart 1993 gestelde vragen, verklaart voor recht:

1) Een beroepsmilitair in actieve dienst in België valt binnen de personele werkingssfeer van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, wanneer hij naar nationaal recht onderworpen is aan de algemene regeling inzake verzekering van werknemers tegen ziekte en invaliditeit, sector geneeskundige verzorging.

2) De werkzaamheden die een binnen de werkingssfeer van de verordening vallende persoon als ambtenaar verricht, zijn werkzaamheden in loondienst in de zin van artikel 14 quater houdende bijzondere regels voor personen die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefenen.

3) Met betrekking tot de werkzaamheden anders dan in loondienst moet de in artikel 14 quater, lid 1, sub a, van de verordening bedoelde wetgeving worden toegepast alsof die werkzaamheden in de betrokken Lid-Staat waren uitgeoefend.