Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

++++

1. Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Verzoek om uitlegging van Verdrag - Onmogelijkheid voor partij in hoofdgeding om bevoegdheid van Hof te betwisten

(EEG-Verdrag, art. 177)

2. Prejudiciële vragen - Ontvankelijkheid - Onmogelijkheid voor partij in hoofdgeding om ontvankelijkheid van vraag te betwisten wegens onjuistheid van vaststellingen op grond waarvan nationale rechter tot verwijzing heeft besloten

(EEG-Verdrag, art. 177)

3. Mededinging - Gemeenschapsregels - Onderneming - Begrip - Internationale organisatie Eurocontrol - Werkzaamheden verband houdend met uitoefening van overheidsprerogatieven - Daarvan uitgesloten

(EEG-Verdrag, art. 86 en 90)

Samenvatting

1. Het Hof is bevoegd uitspraak te doen over de uitlegging van de verdragsbepalingen ingevolge artikel 177 EEG-Verdrag, dat een rechtstreekse samenwerking tot stand brengt tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties in de vorm van een niet-contentieuze procedure, waaraan ieder initiatief van partijen vreemd is en in de loop waarvan laatstgenoemden slechts worden uitgenodigd om te worden gehoord.

Wanneer een nationale rechterlijke instantie het Hof een vraag van uitlegging van het Verdrag voorlegt, kan een partij in het hoofdgeding de bevoegdheid van het Hof niet ter discussie stellen.

2. Een partij in het hoofdgeding kan niet de ontvankelijkheid van een prejudiciële vraag in twijfel trekken met een beroep op de omstandigheid dat de nationale rechter op grond van beweerdelijk onjuiste vaststellingen heeft besloten de procedure van artikel 177 EEG-Verdrag toe te passen.

3. De artikelen 86 en 90 EEG-Verdrag moeten aldus worden uitgelegd, dat een internationale organisatie zoals Eurocontrol geen onderneming in de zin van deze artikelen is.

In hun geheel beschouwd, komen de werkzaamheden van Eurocontrol - met inbegrip van de inning van de "en route"-heffingen voor rekening van de Staten - wegens hun aard en hun doel en de regels waaraan zij zijn onderworpen, neer op het uitoefenen van prerogatieven inzake de controle en de politie van het luchtruim, die typisch overheidsprerogatieven zijn. Zij hebben geen economisch karakter dat de toepassing van de mededingingsregels van het EEG-Verdrag zou kunnen rechtvaardigen.