ARREST VAN HET HOF (VIERDE KAMER) VAN 1 APRIL 1993. - EMSLAND-STAERKE GMBH TEGEN OBERFINANZDIREKTION MUENCHEN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: BUNDESFINANZHOF - DUITSLAND. - GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF - GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR - ZETMEELPRODUKT. - ZAAK C-256/91.
Jurisprudentie 1993 bladzijde I-01857
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
Gemeenschappelijk douanetarief ° Tariefposten ° Zetmeelhoudend produkt bestaande uit mengsel van natuurlijk aardappelzetmeel en geneutraliseerde aardappelzetmeelester ° Indeling onder postonderverdeling 1108 13 00 van gecombineerde nomenclatuur
Het gemeenschappelijk douanetarief ° gecombineerde nomenclatuur ° moet aldus worden uitgelegd, dat een zetmeelhoudend produkt (zetmeelgehalte 99 gewichtspercenten volgens de methode van Ewers of 81,1 gewichtspercenten volgens de versuikeringsmethode; acetylgehalte 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent), bestaande uit natuurlijk aardappelzetmeel vermengd met een geneutraliseerde en van acetaldehyde ontdane aardappelzetmeelester, dat is bestemd voor gebruik in de papier- en textielindustrie en naar zijn aard ook geschikt is voor menselijke consumptie, ofschoon de levensmiddelenwetgeving dit niet toestaat, onder postonderverdeling 1108 13 00 moet worden ingedeeld.
In zaak C-256/91,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding tussen
Emsland-Staerke GmbH
en
Oberfinanzdirektion Muenchen,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief in de versie van verordening (EEG) nr. 2587/91 van de Commissie van 26 juli 1991 tot wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1991, L 259, blz. 1),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: C. N. Kakouris, kamerpresident, M. Diez de Velasco en P. J. G. Kapteyn, rechters,
advocaat-generaal: G. Tesauro
griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
° Emsland-Staerke GmbH, vertegenwoordigd door B. Festge, advocaat te Hamburg,
° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. Rodríguez Galindo, lid van haar juridische dienst, en A. Ridout, bij de juridische dienst gedetacheerd nationaal ambtenaar, bijgestaan door H.-J. Rabe, advocaat te Hamburg,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 12 november 1992,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 december 1992,
het navolgende
Arrest
1 Bij beschikking van 20 augustus 1991, ingekomen bij het Hof op 10 oktober daaraanvolgend, heeft het Bundesfinanzhof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief in de versie van verordening (EEG) nr. 2587/91 van de Commissie van 26 juli 1991 tot wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1991, L 259, blz. 1).
2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Emsland-Staerke GmbH, verzoekster in het hoofdgeding (hierna: "Emsland"), en de Oberfinanzdirektion Muenchen, verweerster in het hoofdgeding (hierna: "OFD"), over de tariefindeling van een als "zetmeelester F 2000" aangeduid zetmeelhoudend produkt.
3 Dit zetmeelhoudend produkt bestaat uit een poeder dat er onder microscoop uitziet als gekorreld aardappelzetmeel met een zetmeelgehalte van 99 gewichtspercenten, vastgesteld volgens de methode van Ewers, of 81,1 gewichtspercenten, vastgesteld volgens de versuikeringsmethode, en een acetylgehalte van 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent. Het poeder wordt bereid op basis van een door alkalische katalyse van aardappelzetmeel met vinylacetaat verkregen aardappelzetmeelester, die na verwijdering van acetaldehyde en neutralisatie met natuurlijk zetmeel wordt vermengd en vervolgens wordt gedroogd.
4 Blijkens de verwijzingsbeschikking is dit produkt bestemd voor oppervlaktebehandeling en als coating-massa in de papierindustrie en als verstijvings- en sterkmiddel in de textielindustrie. Het is naar zijn aard ook geschikt voor menselijke consumptie, hoewel het volgens de in het hoofdgeding toepasselijke nationale levensmiddelenwetgeving niet is toegestaan het als zodanig op de markt te brengen.
5 Op 13 december 1988 verstrekte de OFD een bindende tariefinlichting, volgens welke het betrokken zetmeelhoudend produkt als "andere" bereiding van zetmeel voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, onder postonderverdeling 1901 90 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: "GN") moest worden ingedeeld.
6 Emsland kwam voor het Bundesfinanzhof op tegen deze indeling. Volgens haar moet het betrokken produkt als veresterd zetmeel onder postonderverdeling 3505 10 50 van de GN worden ingedeeld. Zij voert daartoe in wezen als grond aan, dat het voor de indeling van het produkt als veresterd zetmeel niet aankomt op het fabricageprocédé, maar op de verhouding tussen zetmeelgehalte en acetylgehalte, dat wil zeggen op analytische kenmerken. Is het acetylgehalte van het produkt hoger dan 0,5 gewichtspercent en het zetmeelgehalte lager dan 95 gewichtspercenten, dan moet het goed onder postonderverdeling 3505 10 50 worden ingedeeld. De OFD is daarentegen van oordeel, dat uit de tekst van postonderverdeling 3505 10 50 niet valt af te leiden, dat zetmeel enkel op grond van het verhoogde acetylgehalte en zonder rekening te houden met het fabricageprocédé, onder dezelfde post als zetmeelester moet worden ingedeeld.
7 Bij het onderzoek van de zaak oppert het Bundesfinanzhof bezwaren tegen de door partijen voorgestelde indeling van het betrokken produkt. De indeling onder post 1901 (bereidingen van zetmeel voor menselijke consumptie) is niet gerechtvaardigd, omdat het betrokken produkt niet bestemd is voor menselijke consumptie. De indeling onder postonderverdeling 3505 10 50 (door verestering gewijzigd zetmeel) is evenmin gerechtvaardigd. Volgens de nationale rechter kan uit de omstandigheid dat mengsels van natuurlijk aardappelzetmeel en geacetyleerd aardappelzetmeel met een zetmeelgehalte van 95 gewichtspercenten en een acetylgehalte van minder dan 0,5 gewichtspercent op grond van hun laag acetylgehalte als zetmeel onder post 1108 en niet als veresterd zetmeel onder postonderverdeling 3505 10 50 moeten worden ingedeeld, niet worden afgeleid, dat dergelijke mengsels uitsluitend op grond van hun iets hoger acetylgehalte onder deze laatste postonderverdeling moeten worden ingedeeld. Ook een indeling onder post 3809 (verstijvingsmiddelen, sterkmiddelen en bindmiddelen uit zetmeel voor de textiel-, de papier-, de lederindustrie en dergelijke industrieën) of ° wanneer het natuurlijk aardappelzetmeel wordt beschouwd als de stof waaraan het produkt zijn wezenlijk karakter ontleent ° onder postonderverdeling 1108 13 00 (aardappelzetmeel) komt in aanmerking.
8 Onder deze omstandigheden heeft het Bundesfinanzhof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende vragen ter prejudiciële beslissing voorgelegd:
"1) Moet het gemeenschappelijk douanetarief ° gecombineerde nomenclatuur ° aldus worden uitgelegd, dat een zetmeelhoudend produkt dat voor gebruik in de papier- en textielindustrie is bestemd, doch naar zijn aard ook voor menselijke consumptie geschikt is, ofschoon de levensmiddelenwetgeving dit niet toestaat (zetmeelgehalte volgens de methode van Ewers 99 gewichtspercenten en volgens de versuikeringsmethode 81,1 gewichtspercenten; acetylgehalte 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent), en dat bestaat uit natuurlijk aardappelzetmeel vermengd met een van acetaldehyde ontdaan en geneutraliseerd aardappelzetmeelester, als bereiding van zetmeel voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, onder postonderverdeling 1901 90 90 moet worden ingedeeld?
2) Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord: Moet het gemeenschappelijk douanetarief aldus worden uitgelegd, dat een produkt zoals in vraag 1 beschreven, als een 'veresterd' produkt moet worden beschouwd en derhalve als veresterd zetmeel onder postonderverdeling 3505 10 50 moet worden ingedeeld?
3) Indien vraag 2 ontkennend wordt beantwoord: Moet het gemeenschappelijk douanetarief aldus worden uitgelegd, dat een produkt zoals in vraag 1 beschreven, waarvan de bestemming uit de samenstelling en de presentatie niet valt af te leiden, als ander preparaat op basis van zetmeel, van de soort gebruikt in de textiel- en papierindustrie, elders genoemd noch elders onder begrepen, onder post 3809 moet worden ingedeeld?
4) Indien vraag 3 ontkennend wordt beantwoord: Onder welke andere post moet een produkt zoals in vraag 1 beschreven, worden ingedeeld?"
9 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten en het juridisch kader van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.
10 Met zijn vier prejudiciële vragen, die te zamen moeten worden onderzocht, wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, onder welke post van het gemeenschappelijk douanetarief ° gecombineerde nomenclatuur ° een zetmeelhoudend produkt (zetmeelgehalte 99 gewichtspercenten volgens de methode van Ewers of 81,1 gewichtspercenten volgens de versuikeringsmethode; acetylgehalte 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent), bestaande uit natuurlijk aardappelzetmeel vermengd met een geneutraliseerd en van acetaldehyde ontdaan aardappelzetmeelester, dat is bestemd voor gebruik in de papier- en textielindustrie en naar zijn aard ook geschikt is voor menselijke consumptie, ofschoon de levensmiddelenwetgeving dit niet toestaat, moet worden ingedeeld.
11 Volgens vaste rechtspraak van het Hof (zie met name arresten van 8 december 1977, zaak 62/77, Carlsen-Verlag, Jurispr. 1977, blz. 2343, r.o. 3, en 7 maart 1990, gevoegde zaken C-153/88°C-157/88, Fauque e.a., Jurispr. 1990, blz. I-649, r.o. 10) moet het beslissend criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: "GDT") en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn vastgelegd.
12 Aardappelzetmeel wordt genoemd in hoofdstuk 11 van de GN en meer in het bijzonder in postonderverdeling 1108 13 00.
13 Volgens aantekening 1 b) bij hoofdstuk 11 omvat dit hoofdstuk niet bereid zetmeel van post 1901. Volgens de toelichtingen bij post 1108 zijn eveneens van deze post uitgezonderd dextrine en ander gewijzigd zetmeel van post 3505 alsmede appreteermiddelen uit zetmeel in de zin van post 3809.
14 Om vast te stellen of het betrokken zetmeelhoudend produkt onder postonderverdeling 1108 13 00 valt, dient dus eerst te worden nagegaan, of het niet een van de zetmeelhoudende produkten van de posten is die volgens bovengenoemde toelichtingen zijn uitgesloten van hoofdstuk 11 van de GN.
15 Post 1901 van de GN omvat de bereidingen van zetmeel voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen. Volgens de toelichtingen bij deze post worden deze bereidingen voor menselijke consumptie vaak gebruikt voor het vlug bereiden van dranken, pap, brij, kindervoeding of dieetspijzen en kunnen zij ook voorkomen als halffabrikaten bestemd voor de levensmiddelenindustrie.
16 Deze post omvat dus slechts produkten die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als levensmiddel of als halffabrikaat in de levensmiddelenindustrie. Blijkens de verwijzingsbeschikking is het betrokken zetmeelhoudend produkt weliswaar geschikt voor menselijke consumptie, doch bestemd voor gebruik in de papier- en textielindustrie. Zoals het Hof in het arrest van 23 maart 1972 (zaak 36/71, Henck, Jurispr. 1972, blz. 187) heeft overwogen, kan de bestemming een objectief kenmerk zijn voor de indeling van een produkt in het GDT.
17 Hieruit volgt, dat het in geding zijnde produkt niet onder post 1901 van het GDT kan worden ingedeeld.
18 Wat in de tweede plaats post 3505 van het GDT betreft, moet worden nagegaan, of het betrokken produkt als veresterd zetmeel moet worden beschouwd en derhalve onder postonderverdeling 3505 10 50 moet worden ingedeeld.
19 Post 3505 omvat onder meer gewijzigd zetmeel, in het bijzonder door verestering gewijzigd zetmeel (postonderverdeling 3505 10 50). Volgens de toelichtingen op het geharmoniseerd systeem met betrekking tot deze post wordt het gewijzigd zetmeel verkregen door omzetting van zetmeel onder inwerking van warmte, van chemicaliën (zuren, alkaliën enzovoort) of van diastasen, alsmede bij voorbeeld door oxydatie, ethervorming of verestering. Volgens deze toelichtingen is niet-omgezet zetmeel (post 1108) van post 3505 uitgezonderd, evenals preparaten op basis van zetmeel of dextrine voor het appreteren voor de papier-, de textiel-, de lederindustrie of dergelijke industrieën (post 3809).
20 Volgens de verwijzingsbeschikking gaat het bij het in geding zijnde zetmeelhoudend produkt om een mengsel van circa 90 % natuurlijk aardappelzetmeel en circa 10 % veresterd zetmeel.
21 Volgens algemene regel 3 b) voor de interpretatie van de GN worden mengsels en werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan zij hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald.
22 Gezien de kwantitatieve verhouding tussen het natuurlijk zetmeel en de aardappelzetmeelester is het natuurlijk zetmeel het bestanddeel dat het karakter van het mengsel bepaalt. De processtukken bevatten immers geen grond voor de opvatting, dat de aardappelzetmeelester de eigenschappen van het mengsel dermate bepaalt, dat hij kan worden beschouwd als het bestanddeel waaraan het mengsel zijn wezenlijk karakter ontleent. Integendeel, volgens een in de verwijzingsbeschikking aangehaald advies van de Bundesforschungsanstalt fuer Getreide- und Kartoffelverarbeitung wordt het karakter van het natuurlijk zetmeel niet gewijzigd door vermenging in droge toestand met aardappelzetmeelester.
23 Onder deze omstandigheden kan het betrokken zetmeelhoudend produkt niet als veresterd zetmeel onder postonderverdeling 3505 10 50 worden ingedeeld.
24 Wat in de derde plaats post 3809 van het GDT betreft, moet worden opgemerkt, dat hoofdstuk 38 diverse produkten van de chemische industrie omvat, waaronder preparaten op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen die worden gebruikt in de textiel-, de papier-, de lederindustrie of dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen.
25 Volgens de toelichtingen bij post 3809 gaat het hierbij om industriële produkten die weliswaar stoffen bevatten die geschikt zijn voor menselijke consumptie of de basis voor dergelijke stoffen vormen, doch als zodanig geschikt noch bestemd zijn voor menselijke voeding. Deze post omvat een groot aantal produkten en preparaten van uiteenlopende aard die in de regel worden gebruikt bij de vervaardiging of de afwerking van textielgarens, weefsels, vilt, papier, karton, leder of dergelijke stoffen. Volgens de toelichtingen kunnen zij worden onderkend als onder deze post vallende produkten vanwege hun samenstelling en presentatie, die hun een bijzonder gebruik toekennen in de in de tekst van de post genoemde industrieën of in soortgelijke industrieën als de vloerbedekkingsindustrie, de gevulcaniseerde-vezelindustrie en de bontindustrie.
26 Uit deze toelichtingen volgt derhalve, dat de produkten van post 3809 kunnen worden herkend aan hun samenstelling en presentatie die hun een bijzonder gebruik toekennen in de in de tekst van de post genoemde industrieën. Deze kenmerking door de aard en de presentatie van het produkt ontbreekt evenwel bij het in geding zijnde zetmeelhoudend produkt, waarvan de aard en de presentatie blijkens de verwijzingsbeschikking neutraal zijn.
27 Onder deze omstandigheden kan het omstreden produkt niet onder post 3809 worden ingedeeld.
28 Uit het samenstel van bovengenoemde overwegingen volgt, dat het betrokken zetmeelhoudend produkt niet onder de in de toelichtingen op het geharmoniseerd systeem met betrekking tot post 1108 genoemde posten 1901, 3505 en 3809 kan worden ingedeeld. Derhalve valt dit produkt, bestaande uit een mengsel van 90 % aardappelzetmeel en 10 % veresterd zetmeel, overeenkomstig genoemde algemene regel 3 b) in beginsel onder post 1108 en meer in het bijzonder onder postonderverdeling 1108 13 00, betreffende aardappelzetmeel.
29 Nagegaan moet evenwel nog worden, of verordening (EEG) nr. 28/90 van de Commissie van 4 januari 1990 houdende indeling van bepaalde goederen in de codes 1108 11 00, 1108 12 00, 1108 13 00 en 1108 14 00 van de gecombineerde nomenclatuur en intrekking van verordening (EEG) nr. 1463/87 (PB 1990, L 3, blz. 9), aan deze indeling in de weg staat.
30 Volgens artikel 1 van deze verordening en punt 3 van de bijlage bij deze verordening dienen onder postonderverdeling 1108 13 00 te worden ingedeeld produkten in de vorm van een fijn, wit poeder, bestaande uit een mengsel van natuurlijk aardappelzetmeel en kleine hoeveelheden geacetyleerd aardappelzetmeel of zeer licht geacetyleerd aardappelzetmeel, en met een zetmeelgehalte van 95 gewichtspercenten of meer en een acetylgehalte van minder dan 0,5 gewichtspercent. In de in de bijlage gegeven motivering heet het, dat deze produkten op grond van hun kenmerken (met name het lage acetylgehalte) moeten worden beschouwd als zetmeel van GN-code 1108 13 00 en niet als veresterd zetmeel van GN-code 3505 10 50.
31 Blijkens de verwijzingsbeschikking heeft het betrokken zetmeelhoudend produkt een acetylgehalte van 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent, dat wil zeggen een hoger gehalte dan het in verordening nr. 28/90 genoemde 0,5 gewichtspercent.
32 Derhalve moet worden nagegaan, of indeling van het betrokken zetmeelhoudend produkt onder post 1108 is uitgesloten op grond dat het een iets hoger acetylgehalte dan 0,5 gewichtspercent heeft.
33 Uit de tekst van verordening nr. 28/90 kan niet worden afgeleid, dat op grond van het acetylgehalte een onderscheid moet worden gemaakt tussen natuurlijk zetmeel, dat onder postonderverdeling 1108 13 00 moet worden ingedeeld, en veresterd zetmeel van postonderverdeling 3505 10 50. Enerzijds preciseert deze verordening immers enkel, dat een zetmeelhoudend produkt met de in de bijlage bij deze verordening genoemde kenmerken in elk geval onder postonderverdeling 1108 13 00 moet worden ingedeeld; anderzijds bevat de verordening geen aanwijzing onder welke tariefpost een zetmeelhoudend produkt met een iets hoger acetylgehalte dan 0,5 gewichtspercent moet worden ingedeeld.
34 Het acetylgehalte van het zetmeel is een indicator voor de substitutiegraad ervan: hoe hoger het acetylgehalte, hoe meer het zetmeel is gewijzigd. Derhalve kan zetmeel met een zeer laag acetylgehalte worden gelijkgesteld met natuurlijk zetmeel.
35 Onder deze omstandigheden vormt een iets hoger acetylgehalte (in casu 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent) dan dat genoemd in verordening nr. 28/90 geen voldoende grond om het betrokken produkt uit te sluiten van indeling onder postonderverdeling 1108 13 00, te meer wanneer het, zoals in het hoofdgeding, gaat om een mengsel van 90 % aardappelzetmeel en 10 % veresterd zetmeel.
36 Derhalve moet het betrokken zetmeelhoudend produkt als aardappelzetmeel onder postonderverdeling 1108 13 00 van het GDT worden ingedeeld.
37 Mitsdien moet aan de nationale rechter worden geantwoord, dat het gemeenschappelijk douanetarief ° gecombineerde nomenclatuur ° aldus moet worden uitgelegd, dat een zetmeelhoudend produkt (zetmeelgehalte 99 gewichtspercenten volgens de methode van Ewers of 81,1 gewichtspercenten volgens de versuikeringsmethode; acetylgehalte 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent), bestaande uit natuurlijk aardappelzetmeel vermengd met een geneutraliseerd en van acetaldehyde ontdaan aardappelzetmeelester, dat is bestemd voor gebruik in de papier- en textielindustrie en naar zijn aard ook geschikt is voor menselijke consumptie, ofschoon de levensmiddelenwetgeving dit niet toestaat, onder postonderverdeling 1108 13 00 moet worden ingedeeld.
Kosten
38 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
uitspraak doende op de door het Bundesfinanzhof bij beschikking van 20 augustus 1991 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Het gemeenschappelijk douanetarief ° gecombineerde nomenclatuur ° moet aldus worden uitgelegd, dat een zetmeelhoudend produkt (zetmeelgehalte 99 gewichtspercenten volgens de methode van Ewers of 81,1 gewichtspercenten volgens de versuikeringsmethode; acetylgehalte 0,65 respectievelijk 0,67 gewichtspercent), bestaande uit natuurlijk aardappelzetmeel vermengd met een geneutraliseerd en van acetaldehyde ontdaan aardappelzetmeelester, dat is bestemd voor gebruik in de papier- en textielindustrie en naar zijn aard ook geschikt is voor menselijke consumptie, ofschoon de levensmiddelenwetgeving dit niet toestaat, onder postonderverdeling 1108 13 00 moet worden ingedeeld.