ARREST VAN HET HOF (VIERDE KAMER) VAN 8 APRIL 1992. - HANS-OTTO WAGNER GMBH TEGEN FONDS D'INTERVENTION ET DE REGULARISATION DU MARCHE DU SUCRE. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL ADMINISTRATIF DE PARIS - FRANKRIJK. - BEREKENING VAN UITVOERRESTITUTIES. - ZAAK C-94/91.
Jurisprudentie 1992 bladzijde I-02765
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1. Landbouw ° Gemeenschappelijke ordening der markten ° Invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten ° Door de Commissie gepubliceerde, tot handelaren gerichte verklarende gebruiksaanwijzing ° Informatief document ° Geen dwingende werking
2. Landbouw ° Gemeenschappelijke ordening der markten ° Suiker ° Uitvoer naar derde landen ° Stelsel van permanente inschrijving ° Vaststelling vooraf van restitutie ° Restitutie op uitvoercertificaat in munteenheid van Lid-Staat uitgedrukt ° Restitutie toegekend in ecu ° Gebruik van uitvoercertificaat in andere Lid-Staat ° Methoden van omrekening in munteenheid van die staat ° Toepassing op bedrag in ecu van representatieve koers van de dag waarop douaneformaliteiten bij uitvoer werden vervuld
(Verordeningen van de Commissie nrs. 2382/84, 2976/84 en 3067/84)
1. De gebruiksaanwijzing van de Commissie van 11 maart 1981 met betrekking tot invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten, gepubliceerd in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, en bedoeld om voor de handelaren en de douane het vervullen van de uit de gemeenschapsbepalingen betreffende de handel in landbouwprodukten tussen de Gemeenschap en derde landen voortvloeiende formaliteiten te vergemakkelijken, is een document met een informatief karakter en vormt geen verbindend besluit dat op zichzelf de nationale autoriteiten de mogelijkheid zou geven de daarin vervatte omrekeningsvoorschriften aan handelaren tegen te werpen.
2. Volgens de gemeenschapsregeling inzake restituties bij uitvoer van witte suiker, die zijn vastgesteld door middel van een permanente inschrijving, wordt het bedrag van een vooraf vastgestelde uitvoerrestitutie, die op het uitvoercertificaat is uitgedrukt in de valuta van de Lid-Staat waar de offerte is ingediend, en die wordt toegekend in ecu, bij gebruik van dit certificaat in een andere Lid-Staat omgerekend van ecu in de valuta van de Lid-Staat van uitvoer aan de hand van de representatieve koers van het tijdstip van de douaneformaliteiten bij uitvoer.
In zaak C-94/91,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Tribunal administratif de Paris, in het aldaar aanhangig geding tussen
Hans-Otto Wagner GmbH
en
Fonds d' intervention et de régularisation du marché du sucre (FIRS),
om een prejudiciële beslissing over de geldigheid van de gebruiksaanwijzing van de Commissie van 11 maart 1981 met betrekking tot invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten (PB 1981, C 52, blz. 2),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: P. J. G. Kapteyn, kamerpresident, C. N. Kakouris en M. Diez de Velasco, rechters,
advocaat-generaal: W. Van Gerven
griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
° verzoekster in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door C. E. Roth, advocaat te Parijs,
° de Franse regering, vertegenwoordigd door P. Pouzoulet, adjunct-directeur van het directoraat Juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en J. L. Falconi, secretaris buitenlandse zaken bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigden,
° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. Hetsch, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 17 januari 1992,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 20 februari 1992,
het navolgende
Arrest
1 Bij beschikking van 17 januari 1991, ingekomen ten Hove op 18 maart daaraanvolgend, heeft het Tribunal administratif de Paris krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de geldigheid van opmerking NB 2 van bijlage I bij de gebruiksaanwijzing van de Commissie van 11 maart 1981 met betrekking tot invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten (PB 1981, C 52, blz. 2; hierna: "gebruiksaanwijzing").
2 Deze vraag is gerezen in het kader van een geschil tussen de vennootschap Wagner, die handel drijft in landbouwprodukten, en het Fonds d' intervention et de régularisation du marché du sucre (hierna: "FIRS"), betreffende de betaling in Franse frank van bij een openbare inschrijving in Duitse mark vastgestelde restituties bij uitvoer.
3 Ter bevordering van de uitvoer van suiker uit de Gemeenschap, voorziet verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB 1981, L 177, blz. 4), in de toekenning van restituties bij de uitvoer van suiker, om de verschillen tussen de prijzen op de wereldmarkt en de prijzen in de Gemeenschap te compenseren.
4 Bij verordening (EEG) nr. 2382/84 van 14 augustus 1984 (PB 1984, L 221, blz. 5) organiseerde de Commissie een permanente hoofdinschrijving van 14 augustus 1984 tot 12 juni 1985, voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker. De maximumbedragen van de restituties moesten door de Commissie op grond van de ingekomen offertes worden vastgesteld.
5 Volgens de toepassingsbepalingen in het betrokken bericht van openbare inschrijving (PB 1984, C 218, blz. 27) moest in de offerte het bedrag van de restitutie bij uitvoer worden vermeld in de munteenheid van de Lid-Staat waar de offerte was ingediend. Toegewezen diende te worden aan de inschrijvers in wier offerte het door de Commissie vastgestelde maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer of een lager bedrag was vermeld. Degene aan wie was toegewezen, had voor de toegewezen hoeveelheid recht op afgifte van een uitvoercertificaat waarin het in de offerte vermelde restitutiebedrag was vermeld.
6 In 1984 nam Wagner in Duitsland deel aan de tiende en elfde inschrijving in het kader van de in verordening nr. 2382/84 bedoelde permanente hoofdinschrijving. Dienovereenkomstig was het bedrag van haar offertes uitgedrukt in Duitse mark.
7 Vier van deze offertes, waarin een restitutiebedrag bij uitvoer werd vermeld dat lager was dan of gelijk aan de door de Commissie voor deze twee inschrijvingen vastgestelde maximumbedragen, voor de uitvoer van 1 500 ton witte suiker in totaal, werden toegewezen en hiervoor werden aan Wagner uitvoercertificaten afgegeven.
8 In april 1985 voerde Wagner 1 500 ton witte suiker uit via Frankrijk. Aangezien de restituties bij uitvoer worden betaald door de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld, diende zij bij het FIRS verzoeken in om betaling van restituties voor een bedrag van ° volgens haar berekeningen ° in totaal 4 196 946 FF.
9 Voor de vaststelling van dit bedrag paste Wagner op het op de uitvoercertificaten vermelde bedrag in Duitse mark van de restituties bij uitvoer de ten tijde van de uitvoer geldende representatieve wisselkoers toe.
10 Het FIRS daarentegen was van mening, dat de omrekening in Franse frank van de op de uitvoercertificaten in Duitse mark uitgedrukte restituties overeenkomstig opmerking NB 2 van bijlage I bij de gebruiksaanwijzing diende te geschieden. Het rekende derhalve eerst het op de uitvoercertificaten vermelde restitutiebedrag om in ecu, door toepassing van de ten tijde van de openbare inschrijvingen geldende representatieve koers van de Duitse mark, en rekende dan de aldus verkregen bedragen om in Franse frank door toepassing van de representatieve koers van de Franse frank van de dag waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer waren vervuld. Deze berekeningen waren voor het FIRS aanleiding slechts een bedrag van 3 974 893 FF uit te betalen, 222 113 FF minder dan Wagner had gevraagd.
11 Tegen dit besluit bracht Wagner in, dat de gebruiksaanwijzing niet aan haar kon worden tegengeworpen en dat zij bovendien niet geldig was toen de feiten zich voordeden. Zij drong er dus bij het FIRS op aan, haar alsnog 222 113 FF te betalen.
12 Toen een antwoord op dit verzoek uitbleef, stelde Wagner beroep in bij het Tribunal administratif de Paris. Van mening dat de oplossing van het geschil afhing van de vraag of opmerking NB 2 van bijlage I bij de gebruiksaanwijzing door het FIRS geldig kon worden toegepast, vroeg het Tribunal het Hof zich over de geldigheid van deze opmerking uit te spreken.
13 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.
14 Opmerking NB 2 van bijlage I bij de gebruiksaanwijzing luidt als volgt:
"Wanneer voor eenzelfde produkt de hiervoor vermelde representatieve koersen voor verschillende Lid-Staten op een verschillende datum in werking treden, moeten de vooraf vastgestelde, in nationale valuta uitgedrukte bedragen die op de certificaten zijn vermeld bij gebruik van die certificaten in een andere Lid-Staat als volgt worden omgerekend:
a) het op het certificaat vermelde, in nationale valuta uitgedrukte bedrag wordt in Ecu omgerekend aan de hand van de bij de berekening van dat bedrag gebruikte representatieve koers;
b) het op de sub a) beschreven wijze verkregen bedrag in Ecu wordt in nationale valuta omgerekend aan de hand van de representatieve koers die geldt op de dag waarop de douaneformaliteiten worden vervuld in de Lid-Staat waar het certificaat wordt gebruikt."
15 Voor een beter inzicht in de strekking van de prejudiciële vraag, moet eerst het juridisch karakter van de gebruiksaanwijzing worden gepreciseerd, meer in het bijzonder van opmerking NB 2 van bijlage I daarbij.
16 In dit verband moet worden opgemerkt, dat deze gebruiksaanwijzing, gepubliceerd in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, geen verbindend besluit vormt dat op zichzelf de nationale autoriteiten de mogelijkheid zou geven, de daarin vervatte omrekeningsvoorschriften aan handelaren tegen te werpen. De gebruiksaanwijzing heeft immers een informatief karakter en strekt ertoe, voor de handelaren en de douane het vervullen van de uit de gemeenschapsbepalingen betreffende de handel in landbouwprodukten tussen de Gemeenschap en derde landen voortvloeiende formaliteiten te vergemakkelijken. Opmerking NB 2 van bijlage I van de gebruiksaanwijzing legt uit, hoe het vooraf vastgestelde restitutiebedrag, uitgedrukt in de munteenheid van een staat, moet worden omgerekend in de munteenheid van een andere staat wanneer het uitvoercertificaat in die andere staat wordt gebruikt.
17 Aangezien opmerking 2 van bijlage I bij de gebruiksaanwijzing een verklarend karakter heeft, is het niet de geldigheid van deze opmerking die aan de orde is, maar dient de prejudiciële vraag, gezien het voorwerp van het hoofdgeding, aldus te worden begrepen, dat de verwijzende rechter wenst te vernemen, of opmerking NB 2 in overeenstemming is met de criteria voor omrekening van valuta zoals vastgesteld door de ten tijde van de feiten toepasselijke gemeenschapsbepalingen. Ten einde de verwijzende rechter een nuttig antwoord te kunnen geven, moet nader worden ingegaan op de gemeenschapsbepalingen inzake de omrekening in de munteenheid van de staat van uitvoer, van een restitutie bij uitvoer waarvan het vooraf vastgestelde bedrag in de munteenheid van een andere staat is uitgedrukt.
18 Er zij aan herinnerd, dat de voornaamste doelstelling van een openbare inschrijving tot vaststelling van restituties bij uitvoer erin bestaat, de afzet van de suikeroverschotten van de Gemeenschap in derde landen mogelijk te maken, waarbij de inschrijvers met betrekking tot het restitutiebedrag een gelijke behandeling wordt verzekerd, ongeacht hun plaats van vestiging in de Gemeenschap.
19 Ter verzekering van de naleving van dit beginsel, preciseerde het onderhavige bericht van inschrijving in punt V.8, dat voor de vergelijkbaarheid van de in nationale valuta ingediende offertes en voor de toewijzing door de Lid-Staten, de in de nationale munteenheid uitgedrukte bedragen die voor de restituties bij uitvoer zijn voorgesteld, in ecu worden omgerekend met behulp van de ten tijde van het onderzoek van de offertes geldende representatieve koers.
20 Na onderzoek van de ingekomen offertes bepaalde de Commissie bij de verordeningen (EEG) nrs. 2976/84 en 3067/84 van 24 en 31 oktober 1984 (PB 1984, L 281, blz. 22, en L 288, blz. 65) het maximumbedrag in ecu van de restituties bij uitvoer van witte suiker voor de tiende en elfde deelinschrijving in het kader van de permanente hoofdinschrijving bedoeld in verordening nr. 2382/84.
21 De bedragen van de restituties bij uitvoer, die zijn toegekend aan inschrijvers die offertes hebben ingediend voor een bedrag gelijk aan of lager dan het door de Commissie vastgestelde maximumbedrag, zijn dus in ecu omgerekend door de op het tijdstip van toewijzing geldende representatieve koers toe te passen op de in de offertes in nationale valuta uitgedrukte bedragen.
22 Dit systeem verzekert het recht van de houder van een in het kader van een openbare inschrijving voor restituties bij uitvoer afgegeven uitvoercertificaat om bij de uitvoer het restitutiebedrag te ontvangen dat hem op basis van zijn offertes is toegekend, zonder dat dit bedrag naderhand wordt gewijzigd, bij voorbeeld als gevolg van een wijziging van de wisselkoersen na de toekenning ervan.
23 Hieruit vloeit voort, dat opmerking NB 2 van bijlage I bij de gebruiksaanwijzing een correcte weergave is van de criteria van de gemeenschapsregeling voor de wisselkoersomrekeningen die inzake restituties bij uitvoer noodzakelijk zijn.
24 De door Wagner voorgestelde omrekeningsmethoden wijken evenwel af van de geest van deze regeling, aangezien zij kunnen leiden tot een hoger of lager restitutiebedrag dan haar bij de openbare inschrijving was toegekend. Het in het kader van de inschrijvingsprocedure toegekende bedrag van de restitutie bij uitvoer zou dan immers achteraf worden gewijzigd. In een geval als het onderhavige zou deze wijziging kunnen leiden tot een bedrag dat, zo het vermeld was geweest in de offertes die de onderneming tijdens de inschrijvingen had ingediend, tot afwijzing van die offertes zou hebben geleid.
25 Mitsdien moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord, dat volgens de gemeenschapsregeling het bedrag van een uitvoerrestitutie, die op het uitvoercertificaat is uitgedrukt in de valuta van de Lid-Staat waar de offerte is ingediend, en die wordt toegekend in ecu, bij gebruik van dit certificaat in een andere Lid-Staat wordt omgerekend van ecu in de valuta van de Lid-Staat van uitvoer aan de hand van de representatieve koers op het tijdstip van de douaneformaliteiten bij uitvoer.
Kosten
26 De kosten door de Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
uitspraak doende op de door het Tribunal administratif de Paris bij beschikking van 17 januari 1991 gestelde vraag, verklaart voor recht:
Volgens de gemeenschapsregeling wordt het bedrag van een uitvoerrestitutie, die op het uitvoercertificaat is uitgedrukt in de valuta van de Lid-Staat waar de offerte is ingediend, en die wordt toegekend in ecu, bij gebruik van dit certificaat in een andere Lid-Staat omgerekend van ecu in de valuta van de Lid-Staat van uitvoer aan de hand van de representatieve koers op het tijdstip van de douaneformaliteiten bij uitvoer.